Preview 3 out of 10 Flashcards
Welke omschrijving is juist? 
1. Schaarste betekent (economische gezien) dat de beschikbaarheid van een middel hoger is dan de mogelijke aanwendingen van dat middel
2. De secundaire behoeften zijn sterk verbonden met het lichamelijke zijn en zijn aangeboren
3. In de traditionele/klassieke economische wetenschap wordt ervan uitgegaan dat de behoeften onbeperkt zijn
4. De afgelopen coronatijd bracht de behoefte aan bijvoorbeeld handgel, mondmaskers, ontsmettingsspray,… duidelijk zichtbaar
Welke omschrijving is juist? 
1. Schaarste betekent (economische gezien) dat de beschikbaarheid van ...
3. JUIST: In de traditionele/klassieke economische wetenschap wordt ervan uitgegaan dat de behoeften onbeperkt zijn

1. FOUT, want schaarste: aanwendingen > beschikbaarheid dus m.a.w. meer gevraagd dan beschikbaar
2. FOUT: primaire behoeften i.p.v. secundaire
4. FOUT: behoeftes = verlangen dus immaterieel (de vernoemde economische goederen zijn immaterieel en vullen de behoeften in)
Welke omschrijving is fout? 
1. De PMG illustreert het concept van Pareto-efficiëntie doordat in elk punt van de PMG de PF optimaal worden ingezet. Er kan niet meer geproduceerd worden van het ene goed of dienst zonder afname van het andere goed of dienst
2. De PMG heeft een concave vorm als gevolg van de heterogeniteit van de PF. Dit geeft aan dat eerst de minst goede PF wordt opgegeven bij een wijziging in de bundel goederen & diensten die geproduceerd wordt
3. Als de PMG roteert rond een intercept, betekent dit dat er een wijziging is in de productiviteit bij de productie van beide goederen & diensten
4. Een toename van beide PF zorgt voor een verschuiving van de PMG weg van de oorsprong
Welke omschrijving is fout? 
1. De PMG illustreert het concept van Pareto-efficiëntie doordat in el...
3. FOUT: geen wijziging bij beide goederen en diensten
Welke van volgende stellingen is fout?
1. Bij perfecte concurrentie streeft de producent maximaal resultaat na en is er op korte termijn economische winst of verlies mogelijk. Er geldt dat P = MK. De vraagcurve naar de goederen van de individuele producent is horizontaal
2. Bij monopolie streeft de producent maximaal resultaat na en kan hij/zij door zijn/haar gedrag de prijs beïnvloeden. De vraagcurve naar de goederen van de individuele producent is dalend. Toegang tot de markt wordt beperkt door toetredingsbarrières
3. Bij perfecte concurrentie is de producent prijsnemer, zijn er veel producenten actief in de markt, zijn er geen toetredingsbarrières en wordt op LT uiteindelijk in het evenwicht geproduceerd aan GTKmin waarbij (TO-TK) > 0
4. De regel dat wat betreft de marginale beslissing de optimale productiehoeveelheid gevonden wordt bij MO = MK (in stijgende deel van MK) geldt zowel voor perfecte concurrentie als voor een monopolie
Welke van volgende stellingen is fout?
1. Bij perfecte concurrentie streeft de producent maximaal re...
3. FOUT: Op lange termijn verdwijnt de winst uit de markt. Winst treedt bijkomende producenten aan totdat de winst volledig is verdwenen en er gewerkt wordt tegen minimale GTK. Enkel wie tegen minimale GTK kan produceren overleeft