Verklaringsmodellen 1: Dimensie 1: de objectiveerbare feiten
→ Om manier wrop iemand ih leven en in relaties staat te kunnen begrijpen, is het belangrijk
zicht te hebben op feiten die zijn leven kleuren.
→ Feiten = objectieve gegevens die echt waar zijn en gebeurtenissen die in werkelijkheid
hebben plaatsgevonden.
→ De eerste dimensie staat stil bij deze objectiveerbare feiten:
↬ Wat kunnen we zwart op wit vaststellen?
→ Geen ruimte voor belevingsaspecten, interpretaties, waardering, afkeuring, hypothesen.
→ Hieronder volgt opsomming, die niet anders kan dan onvolledig te zijn.
Immers, elk individu, elk cliëntsysteem heeft een uniek verhaal, dat niet te vatten is in
opeenstapeling van feiten. Vind in deze ordening eerder items, die je kunnen inspireren
om samen met je cliëntsysteem de objectieve feiten in kaart te brengen.
1. Het biologisch en medisch kader van een persoon, zijn gezin, zijn familie
- geslacht - leeftijd
- geboorte - dood
- zwangerschap - ras
- genetische kaart - erfelijke ziekten
- lichamelijke ziekten - fysisch gestel
- huidige lichamelijke toestand - invloed van de geneeskunde
- (para-)medische hulpverlening - …
2. Het financieel/ materieel kader
- (gezins)inkomen en schulden - onderwijs
- arbeid en tewerkstelling - armoede
- huisvesting - mobiliteitsmogelijkheden …
3. Het wettelijk/ juridisch kader
4. Het economisch/ ecologisch kader
Ruimer materieel kader waarbinnen het gezin zich situeert:
- hoog/laagconjunctuur - socio-economische status
- milieu-omstandigheden -…
5. Het sociologisch/ cultureel kader
- relatie-en samenlevingsvormen - klasse
- gender en de manier waarop dit momenteel cultureel en maatschappelijk
geduid/geduld wordt …
6. Het historisch kader
Feiten, gebeurtenissen die voortvloeien uit vroegere, huidige en toekomstige
toestand vd samenleving, vh ras, vd nationaliteit.
7. Het religieus/ spiritueel kader
Geloofsovertuigingen en levensfilosofie. Laat mensen het verhaal rond de feiten,
zoals zij die kennen, vertellen. Op die manier geef je je cliëntsysteem erkenning vr
wat in hún realiteit belangrijk is. Onder meer het lot, wrede toeval, onrechtvaardige,
feiten zoals ze zijn, … krijgen een plek.
Vorige generaties
→ Feiten id huidige levenssituatie van iemand zijn van belang, mr ook gegevens uit
1
, voorgaande generaties.
→ Feiten en gebeurtenissen ih leven van (groot)ouders hebben consequenties vr het leven
van hun nakomelingen.
→ Een oma die ‘fout’ was id oorlog, de armoede id generatie van grootouders, vermissing ve
overgrootvader in Nederlands-Indië, ernstige ziekte of vroegtijdig overlijden van één vd
voorouders – de invloed daarvan werkt nog generaties lang door.
→ De feiten worden niet alleen in deze generatie verkend, ook vorige generaties krijgen
plaats.
→ We gaan er vanuit dat feiten uit leven ve ouder ook vr de kids hun consequenties hebben.
Onrecht in de feiten
→ Sommige feiten kies je zelf, de meeste overkomen je = onrecht.
→ Feiten = gegevens in je bestaan die onveranderlijk zijn.
→ Feiten van buitenaf kan je niet terugdraaien, noch ongedaan maken.
→ Deze feiten, dit onrecht = gebeurtenissen of omstandigheden die beschadigend effect op
het leven van een mens hebben.
→ Twee soorten onrecht:
1. Verdelend onrecht (toedelend onrecht): onrecht waaraan niemand direct schuld
heeft of verantwoordelijk voor is. Overkomt een mens en heeft consequenties vr zijn
leven en vr volgende generatie. Vbn hiervan zijn ziekte of overlijden ve gezinslid,
werkloosheid die belangrijke financiële en sociale consequenties heeft, opgroeien in
oorlogssituatie of moeten vluchten omdat het in eigen land niet veilig was.
2. Vergeldend onrecht: het onrecht en het leed dat mensen elkaar bewust of
onbewust aandoen. Er is iemand verantwoordelijk vr wat er is gebeurd of
aangedaan. Vbn hiervan zijn misbruik en (geestelijke of emotionele) mishandeling of
verwaarlozing.
→ Feiten zijn vaak een uitgangspunt vr ons handelen of vr anderen het uitgangspunt om ons
te benaderen, te gebruiken of te negeren.
→ Verdelend onrecht kan dus gemakkelijk leiden tot vergeldend onrecht.
→ Niet elke feitelijke gebeurtenis heeft op alle betrokkenen dezelfde impact.
→ In echtscheidingssituatie zijn gevolgen vr elk lid vh kerngezin vaak totaal verschillend.
→Drm is het belangrijk om elk feit in acht te nemen, ze te laten bestaan in al hun nuance.
→ Probeer niet als begeleider je eigen kleur aan de feiten te geven.
↬ Ze dienen te bestaan id woorden vd cliënten zelf.
↬ Noteer event. uitspraken zodat je je eigen betekenis er niet aan geeft en zo dicht
mogelijk bij verhaal vd cliënt blijft.
→ Feiten zijn gegevenheden waar onze cliënten mee moeten leren omgaan en waar we zo
best mogelijk bij dienen bij te staan.
→ Sommige cliënten proberen feiten te verdoezelen, verwaarlozen, niet vermelden of
over-accentueren: waarheid komt in gedrang.
→ Probeer stil te staan bij betekenis van deze keuze, geef je bedenking weer wat je opvalt
bij vertellen vh levensverhaal, wees verwonderd en niet beoordelend, vertel mensen dat
je aandacht hiervoor wil hebben, want om de feiten, kan je niet heen.
Genogram
= Manier om al deze feiten te verzamelen op overzichtelijke manier.
2
,→ Hoe stel je technisch een genogram op.
→ Het genogram is in oorsprong en id letterlijke betekenis een stamboom, schematisch
overzicht van verwantschappen, de feitelijke samenstelling ve gezin en ruimere familie
van herkomst over meerdere generaties.
→ Nauwkeurig gecodeerd overzicht van feiten en namen, van geboorte- en sterfdata,
huwelijks- en scheidingsdata, van geadopteerde, pleeg- en stiefkinderen, van
woonplaatsen en van klassenverschillen.
→ Het geeft ons een schat aan existentiële feiten (feiten over leven, bestaan van mensen).
→ Genogram = stafkaart van gezins- en familierelaties.
→ Er wordt daarnaast ook stilgestaan bij:
a. Behoren tot bepaalde samenlevingsvorm of (sub)systeem
b. Bijzondere aard van relaties: ongewone verwantschappen en afstamming
c. Bijzondere samenlevingsvormen en vruchtbaarheidsmogelijkheden
d. Behoren tot bep. generatie, klasse, streek, etnische groep, cultuur…
Genogramsymbolen
Visualisering van interacties in genogram
Spelregels
3
, Dimensie 2: psychologie
→ Wijze waarop jij psychologisch in elkaar zit, is deels genetisch bepaald, ook gevormd
dr opvoeding, (sub)cultuur en andere factoren van buitenaf.
→ In je psyche denk, voel, wil, handel, fantaseer en verlang je.
→ Je (vermogen tot) spiritualiteit, identiteit/eigenheid, overtuigingen, capaciteiten zitten er.
→ Je doen en laten worden er bepaald en je omgeving heeft er invloed op.
→ Je emoties worden verwoord dr je psyche en je verstand huist er in.
→ Deze factor bestuurt ook je lichaam.
→ Psychologie: één vd vier relationele natuurwetten, die in ieder individu en in iedere relatie
een significante rol speelt.
→ In deze dimensie kun je je van veel bewust zijn en van daaruit onbewust reageren.
→ Je kunt het weten, maar ook je blinde vlekken zitten daar.
→ Met je psyche geef je de feiten (de 1e dimensie) een betekenis:
↬ De (sub)culturele betekenis van feiten die ze vr jou hebben, of zoals jij ze hebt geleerd,
betekenis waarvan jij overtuigd bent, geef je aan jouw feiten, of die ve ander mee.
→ Je kunt de betekenis ook laten voorkomen uit loyaliteit nr dierbaren of aan verwachtingen
van anderen.
→ Eenzelfde feit kan vr twee mensen een verschillende betekenis hebben.
→ Dit is niet goed of fout: de betekenissen van dit levensverhaal moeten worden benoemd,
onderzocht en uitgesproken. Zowel bij jezelf, als bij je cliënten.
→ We kunnen dit levensverhaal vh gezin met andere woorden ook onderzoeken vanuit
tweede dimensie, zoals Nagy zegt.
→ Deze dimensie heeft te maken met manier wrop individu info uit omgeving en relaties
heeft opgenomen.
→ Deze tweede dimensie staat stil bij binnenkant vd cliënt, wat er zich id mens afspeelt,
datgene wat niet waarneembaar, maar slecht indirect afleidbaar is.
→ Vragen: hoe heeft iemand de feiten beleefd? Wat hebben deze met iemand gedaan? Hoe
heeft iemand belangrijke gebeurtenissen verwerkt? Op welke wijze hebben feiten
iemands psychische ontwikkeling beïnvloed? ….
4