Les 7: cognitief welbevinden 16/12
1. Cognitief welbevinden en verouderen
1.1 Een uniek verhaal
“No two brains are identical, similarly no two brains are damaged in exactly the same
way”
Vraag: geldt dit ook voor het ouder wordende brein?
= dus hier opnieuw illustratie van het individueel zeer verschillend verhaal
“ik ben mijn herinneringen”
= het cognitief goed functioneren is een belangrijke voorwaarde om onze identiteit vorm
te geven
Herinneringen = reconstructies, geen exacte kopie van de gebeurtenis
'Want onze herinneringen maken wie we zijn. Immers,' zegt Battaglia, 'als ik je geheugen
wegneem, wie ben je dan nog?’
Dat dit niet ‘zwart-wit’ is, zal je merken in de werkcolleges rond dementie…
“ik vergeet steeds meer” = meest gebrachte klacht
Onderscheid tussen ‘subjectieve’ (cognitief welbevinden = wat voel ik) en ‘objectieve’
klacht (cognitief functioneren = blij zijn met dingen die je kan onthouden)
Hou wel rekening met
1. de grenzen van het objectiveren
2. de subjectiviteit van de hetero-anamnese
3. de kwetsbaarheid/het effect van de lijdensdruk
Zowel bij subjectieve, als bij het ontbreken van de subjectieve, explicitie klacht bij
objectief verminderd cognitief functioneren bij de oudere én zijn omgeving.
Daarom is de opdracht voor het OLOD ‘psychodiagnostiek bij senioren’ een screening
rond beide factoren:
Vlaamse Memory Signaal Test versus Cognitive Failure Test
In het klinisch neuropsychologisch onderzoek voeg je hierbij nog het niveau van de
hetero-anamnese (‘wat is de visie van de nabije omgeving rond het neuropsychologisch
functioneren’) en observatie = subjectief niveau die je ook probeert te vertalen naar
een objectieve bron van informatie.
1
DOELGROEP SENIOREN
,Les 7: cognitief welbevinden 16/12
Maar waar loopt het dan fout?
Denk veel ruimer dan enkel het proces van het ‘onthouden’ en het ‘zich herinneren’
• Aandachtsprocessen
• Executief functioneren
• Kwaliteit van zintuigen
• Abstract denken
• Logisch redeneren
• Emotionele regulatie
Dus vanuit de kliniek niet alleen screenen, maar voldoende ruim onderzoeken.
= Neuropsychologische diagnostiek is een zoektocht naar verklaringen voor cognitieve of
emotionele klachten en stoornissen van patiënten. Neuropsychologen proberen zo op
basis van gedragsverschijnselen te analyseren om welke stoornissen het in bepaalde
functiedomeinen gaat.
Door middel van een klinisch neuropsychologisch onderzoek zal men de gevolgen van
hersendisfuncties op het gedrag objectiveren en de aard en de ernst hiervan vaststellen.
Dit kan worden onderzocht via een gestructureerd gesprek of anamnese, observaties, of
via diagnostische testen. Een professionele aanpak vraagt daarom veel werk en
deskundigheid.
1.2 Normaal versus abnormaal?
Basis 1
1. “de overgrote meerderheid van de 65+ers ontwikkelen noch een
dementeringsproblematiek, noch een milde neurocognitieve stoornis”
2. “veranderingen in de witte en grijze stof, komen ook voor bij gezonde ouderen. Het
volumeverlies begint al vanaf de leeftijd van 20-30 jaar en gebeurt vooral in de
prefrontale cortex”
3. “dementie is een gevolg van een abnormale/pathologische veroudering van het brein”
-> geen gevolg van een normale veroudering van het brein
Basis 2
“Cognitie, gedrag en emotie” zijn een complex systeem, die niet los van elkaar te
bestuderen zijn…”
De wetenschappelijke studies rond het cognitief functioneren, zijn te situeren in het
‘integraal’ neuropsychologisch wetenschappelijk onderzoek.
2
DOELGROEP SENIOREN
, Les 7: cognitief welbevinden 16/12
Binnen de ‘kliniek’ wordt het cognitief functioneren ook nooit losgekoppeld van het
klinisch neuropsychologisch functioneren, maar wordt het functioneren op emotioneel en
gedragsniveau ook niet losgekoppeld van het cognitief functioneren.
2. Cognitie: meer dan onthouden…
‘Klinische neuropsychologie’
= de relatie tussen gedragsstoornissen en het disfunctioneren van de hersenen wordt
bestudeerd. Met gedrag bedoelen we hier heel wat functiedomeinen zoals onder andere
aandacht, geheugen, waarneming, taal, planning en organisatie, gedragscontrole,
bewegingscontrole, emoties, sociaal inschattings- en inleefvermogen, intelligentie en
persoonlijkheid.
Cognitie
= de vaardigheden om dingen te leren, zich dingen te herinneren en problemen op te
lossen.
2.1 Cognitieve functies
1. Intelligentie
2. Geheugen
3. Aandacht en concentratie
4. Taal
5. Executieve functies
= verzameling van vaardigheden, waaronder het in staat zijn om doelgericht gedrag te
plannen en te reguleren, het vasthouden van aandacht en het flexibel gebruiken
van informatie zodat er geanticipeerd kan worden bij veranderingen. Ook het
probleemoplossend vermogen is een onderdeel van de executieve functies.
Problemen met EF kan leiden tot problemen op elk functioneringsniveau, op het ganse
mens-zijn.
6. Sociale cognitie
= verzamelnaam voor de verschillende manieren waarop mensen informatie uit de
sociale wereld om zich heen interpreteren, analyseren, herinneren en gebruiken.
Het is dus de manier waarop mensen denken over andere mensen. Het verwerken van
sociale informatie is over het algemeen een automatisch proces, dit komt door het
gebruik van cognitieve schema's.
3
DOELGROEP SENIOREN