Communicatiewetenschappen
H3 Verbale communicatie
Kenmerken van de natuurlijke taal
Door te spreken onderscheiden mensen zich van dieren. De taal is dus natuurlijk,
in die zin dat ze deel uitmaakt van de eigenheid van de mens. Dergelijke talen
worden immers door de mens gemaakt en kunnen ook door de mens veranderd
worden, terwijl natuurlijke taal ons als vanzelfsprekend voorkomen: ze zijn er
altijd al. De geschreven taal dient dus om de gesproken taal te representeren.
We hebben 4 belangrijke kenmerken van de natuurlijke taal: symbolen,
vertegenwoordigt een soort kennis, gebaseerd op regels, is productief en
beïnvloedt de manier waarop we de wereld zien.
Taal is symbolisch
Het bestaat uit een signifié (hetgeen wat wordt opgeroepen in het hoofd) en
signifiant (de vorm waarin het idee wordt uitgedrukt). In de natuurlijke taal is de
signifiant een geheel van klanken. Deze verbind een teken dus inhoud met vorm.
Natuurlijk zijn woorden niet de enige dragers van betekenis. Culturen kunnen ook
betekenis toekennen aan vormen of kleuren, via afspraken en conventies. Zo kan
de omgekeerde driehoek op straat voorrang betekenen, wit puurheid en zwart
verdriet en rouw.
Taal is een soort kennis
In het Engels maakt men het onderscheid tussen speech (gesproken taal) als het
fysieke aspect en language als de interne, geestelijke kant van speech. Ieder kind
wordt geboren met het potentieel om de klanken, woorden en zinsstructuren van
om het even welke taal te leren.
Taal is op regels gebaseerd en productief
De vermogen om ongewone zinnen te begrijpen en te creëren wordt linguïstische
productiviteit genoemd. Het toont aan dat het leren van een taal meer is dan een
zaak van trail and error. We leren geen specifieke set van woordcombinaties,
maar algemene regels die ons toelaten om betekenis te creëren. We gebruiken
ze eerder onbewust om anderen te begrijpen en om onszelf verstaanbaar te
maken voor anderen.
Taal beïnvloedt de manier waarop we de wereld zien
We denken niet alleen in taal, we slaan ook heel wat herinnering op in woorden.
Menselijke taal is dus verbonden met het denken. Een experiment hiervan van
Carmicheal gaf 12 sets van ambigue figuren. Het resultaat van het experiment
tonen aan dat de herinneringen van de respondenten werden beïnvloed door het
woord dat aan de figuur werd toegevoegd. Benjamin Lee Whord bevestigt dit en
zegt dat er twee vaststellingen zijn: linguïstisch determinisme (het idee dat taal
ons denken beïnvloedt) en linguïstisch relativisme (hangt daarmee samen). Als
taal ons denken beïnvloedt, dan betekent dat ook dat mensen die een andere
taal spreken de wereld op een verschillende manier zien. Zij zijn een soort raster
1
,dat op de realiteit wordt gelegd; een bril waardoor we naar de werkelijkheid
kijken.
Als je kijkt naar de woorden die het meest voorkomen in cultuur, zie je ook wat
belangrijk is voor de sprekers van die taal. Wij hebben 3 woorden voor sneeuw,
maar Eskimo’s hebben er veel meer.
Taalvormen
Mensen die dezelfde taal delen, spreken niet noodzakelijk wijs op dezelfde
manier. Je hebt:
Dialecten
Pidgins: een eenvoudige taal die bewust is gecreëerd zodat mensen die
nieuw zijn in een regio (vaak kolonisten) kunnen communiceren met
mensen die er al langer leven.
Lingua franca: een derde taal kiezen
Jargon: speciale of technische woorden
Argot: woorden in een andere dan de klassieke betekenis, meestal door
niet-dominante groepen in de maatschappij (buitenstaanders zoals
prostituees, gevangene of criminelen zoals chinezen is cocaïne).
De subsystemen van taal
Klanken
De studie van de significante klankpatronen van een taal wordt de fonologie
genoemd. In iedere taal zijn bepaalde klanken belangrijk en andere niet.
Woorden
Hier heb je vrije morfemen (poes, hond) en gebonden morfemen (alleen in
combinatie met andere morfemen zoals jongensachtig, kleintje, …)
Zinnen
De wetenschap die zich concentreert op de zinsstructuur van een taal staan
bekend als de syntaxis. Syntactische kennis helpt ons om woorden in de juiste
volgorde te plaatsen en om betekenis toe te kennen op basis van de
woordvolgorde. Syntactische kennis worden automatisch en onbewust gebruikt
wanneer we nieuwe zinnen creëren.
De sociale context van taal
Om effectief te zijn moeten sprekers het juiste zeggen, op het juiste tijdstip en op
de juiste manier. Het is de studie van hoe we taal gebruiken in sociale contexten:
pragmatiek. We hebben hier twee tradities namelijk: functionele structuralisme
en de taalhandelingstheorie.
Er zijn zes factoren die volgens Roman Jakobson aanwezig zijn in elk
communicatieproces: een zender, ontvanger, contact, boodschap, context en een
code. De functie die hieraan verbonden zijn:
2
, o Emotieve functie: de houding dat de zender heeft ten opzichte van
datgene waarover hij spreekt connoteert – ‘gelukkig, hij is thuis’
‘verdomme, ik heb gepist in mijn broek’, etc.
o Conatieve functie: waarbij de klemtoon ligt op de ontvanger – Kom!
o Fatische functie: communicatieproces die tot stand brengt, verder zet,
afsluiten, de aandacht van de ontvanger trekt en verifieert of er nog
contact is – luister je nog?
o Poëtische functie: in spreekwoorden – Horrible Harry, heerlijk, helder,
Heineken
o Referentiele, cognitieve of denotatieve functie: de nadruk ligt op de
referent – ‘hij liep gisteren op straat’
o Metalinguïstische functie: waarbij de klemtoon ligt op de code en men met
taal over taal spreekt – wat bedoel je met de ‘schacht’ die bij ons op ‘kot’
zit is ‘gebuisd’?
Pragmatische stijlen en structuren
Afhankelijk van de situatie, gebruiken we verschillende discours-stijlen. Een
discours bestaat uit meerdere met elkaar verbonden zinnen die een
identificeerbare structuur vormen om een bepaalde communicatieve functie te
vervullen.
Doorheen conversaties creëren en onderhouden we relaties, exploreren en
ontwikkelen we persoonlijke identiteiten en vervullen we dagelijkse talen. Het is
essentieel om sociaal te overleven dus we bestuderen de meest bestudeerde
vormen van discours.
Conversatie
Als het een private en persoonlijke vorm van communicatie is dan verschilt de
conversatie van andere soorten discours (de participatiegraad is hier gelijk). In
meeste gevallen wordt informele taal gebruikt en wordt persoonlijke informatie
gedeeld (niet altijd gewaardeerd en kan schending van het vertrouwen zijn).
Conversaties worden van zelf opgebouwd en worden gekenmerkt door
aarzelingen, herformuleringen, stiltes, … teken van afwezigheid van strategie.
Interactie binnen de klas
Zowel qua vorm/stijl als qua inhoud verschilt het discours hier. Binnen de
klascontext is de onevenwichtige machtsverhouding present, dus interactie is
dan onevenwichtig. Voorts zijn de syntax en de woordenschat die in de
klascontext gebruikt worden eerder formeel en de onderwerpen onpersoonlijk.
Het discours in de klascontext bevat ook meer jargon dan het discours in
alledaagse conversaties.
Interactief discours
De conversatiemaxime van Grice
Het kwaliteitsmaxime
3
, Het is zeggen wat je denkt en waar bewijs voor is. Bijvoorbeeld: Moet ik mijn zoon
een nieuwe sportwagen kopen? Ik weet niet of dat zo’n goed idee is. Hij heeft al
een aantal ongelukken gehad VS. Oh natuurlijk, hij heeft nog maar twee auto’s in
de prak gereden.
Dus over je persoonlijk leven spreken tijdens een thesis verdediging. Misleiding in
speeches (onderzoek: deze wordt vertaald naar een andere vorm van discours,
speeches (bijvoorbeeld zaken dubbelzinnig maken).
Het kwantiteitsmaxime
Deze zorgt ervoor dat je genoeg en voldoende info geeft, maar niet te veel.
Bijvoorbeeld: bij het geven van directies. Waar is het postkantoor? Op het einde
van deze straat VS. Niet ver van hier
Het relevantiemaxime
Deze zorgt ervoor dat de info relevant blijft. Bijvoorbeeld: hoe was je rapport?
Dat viel mee, één onvoldoende VS. Mooi weer vandaag.
Het maxime van wijze
Wees duidelijk, beknopt en ordelijk. Vermijd ambiguïteit. Bijvoorbeeld: wat heb je
vandaag al gedaan?
Opgestaan, ontbeten en naar school gegaan VS. Ontbeten, opgestaan, naar
school gegaan.
Ook in regio’s of bevolkingsgroep. Bijvoorbeeld tussen de tweets van
o USA: negatieve woorden – agressiever
o CAN: positieve woorden – trust, modesty, compliant, …
Wat is de cultuur dan, de normen en hoe zien ze elkaar als volk.
Small talk
Een van de functies die Jakobson heeft gezegd noemde fatische functie. In feite
kunnen hieronder twee soorten van verbale en non verbale processen worden
ondergebracht.
o De processen die de communicatiestroom organiseren en structureren.
Deze gebruiken we om de interactie te beginnen en te beëindigen, om een
topic te introduceren of af te sluiten,… Dit wordt conversational
management genoemd. Bijvoorbeeld: en wat denk jij hiervan, Jan?
o De processen die een ritueel en routinematig karakter hebben.
Het inhoudelijk (denotatie) van wat je zegt is minder belangrijk dat het feit
dat de interactanten de nadruk leggen op de relatie, band creëren of deze
terug bevestigd wordt. Bijvoorbeeld: hoe gaat het, goed en met u?
Het komt het meeste voor bij het begin en einde van een interactie, omdat deze
moeilijke overgangsmomenten zijn (het heeft dus een transitiefunctie).
Tegelijkertijd heeft small talk ook een explorerende functie.
Taal en sociale identiteit
4