WEEK 1
,Fuller, The Case of the Speluncean Explorer
Supreme Court van Newgarth, jaar 4300. Beklaagden zijn aangeklaagd voor moord en zijn veroordeeld
tot ophanging. Ze brengen een verzoekschrift van dwaling voor de Supreme Court.
Truepenny, C.J.
De vier beklaagden zijn leden van de Speluncean Society, een amateurorganisatie die geïnteresseerd
is in het ontdekken van grotten. In mei 4299 drongen ze samen met een ander lid (Whetmore) door in
een kalkstenen grot, toen er een aardverschuiving plaatsvond en de ingang van de grot werd
geblokkeerd. Ze besloten te wachten op reddingswerkers. De reddingsactie bleek moeilijker dan
verwacht en er werden vele middelen ingezet. Het werk werd bemoeilijkt door nieuwe
aardverschuivingen, waarbij reddingswerkers om het leven kwamen. Pas op de 32e dag konden de
mannen worden bevrijd.
De beklaagden hadden maar een schaarse voorraad eten mee gehad. Wel hadden zij een
apparaat waar zij mee konden communiceren. Ze vroegen hoe lang het zou duren voordat zij gered
konden worden, en daarna hoe lang zij zonder eten zouden kunnen overleven waarbij hen werd
gezegd dat dit niet erg waarschijnlijk was bij tien dagen. Daarna vroegen zij of de kans groter was als
ze iemand van hun groep zouden opeten, wat bevestigend werd geantwoord. Whetmore vroeg of het
raadzaam was hier om te loten, wat niemand van de reddingswerkers wilde beantwoorden. De
communicatie viel stil en later werd duidelijk dat op de 23e dag, Whetmore was opgegeten.
Uit verklaringen van de beklaagden blijkt dat Whetmore de eerste was die het idee had
geopperd. Hij had toevallig ook dobbelstenen bij zich. Nog voor de loting trok Whetmore zich terug
van het idee. De rest was echter al overgehaald en ging door met de loting. Hij reageerde niet op het
geven van bezwaar, werd door de loting uitgekozen en gedood.
Na de redding en behandeling werden de leden aangeklaagd voor moord. De voorman van de
jury liet het oordeel aan de rechtbank over. Op basis van de feiten geschetst door de jury veroordeelde
de rechter de beklaagden schuldig aan de moord op Whetmore, en daarbij om opgehangen te worden,
daar de wet hem geen beoordelingsvrijheid verschafte. De jury vroeg daarop aan de Chief Executive
of de straf omgezet kon worden naar zes maanden, en de rechter deed een soortgelijke vraag. Hier is
nog geen antwoord op gegeven, daar de Chief Executive het verzoekschrift voor dwaling afwacht.
De jury en rechter hebben de koers gevolgd die niet alleen eerlijk en wijs was, maar ook de
enige die voor hen volgens de wet open lag. De wet is immers duidelijk: “whoever shall willfully take
the life of another shall be punished by death.” Hier is geen uitzondering op mogelijk, ook al zou ons
gevoel neigen een uitzondering te maken voor deze tragische situatie. In een zaak als deze zou gratie
passend lijken om de strengheid van de wet te matigen en ik stel dan ook voor om de jury en de rechter
te volgen in het verzoek aan de Chief Executive. Ik denk dat het onwaarschijnlijk is dat de Chief
Executive hier niet aan zal toegeven. Op deze manier kan rechtvaardigheid plaatsvinden zonder dat de
wet hoeft te worden genegeerd of aangetast.
Foster, J.
Ik ben geschokt dat de Chief Justice zo’n hulpmiddel moet gebruiken om aan de schaamte van deze
zaak te ontsnappen. Deze zaak gaat niet alleen om deze onfortuinlijke ontdekkers, maar ook om onze
wet. Als de rechtbank oordeelt dat deze mannen een misdaad hebben begaan, wordt de wet zelf
veroordeeld in het tribunaal van common sense. De wet lijkt mij, als zo’n beschamende conclusie
alleen ongedaan kan worden gemaakt door een beslissing van de Executive, dan niet langer
,rechtvaardigheid na te streven. Ik vind dat onze wet niet tot de conclusie komt dat deze mannen
moordenaars zijn, maar juist het tegendeel dat ze nergens schuldig aan zijn. Dit baseer ik op twee
dingen.
Allereerst vind ik dat onze wet niet toepasbaar is op deze zaak, maar dat deze moet worden
bekeken vanuit de natuurwet. Onze wet is immers gebaseerd op de mogelijkheid van het gelijktijdige
bestaan van de mens. Als dit niet mogelijk is, moet onze wet komen te vervallen. Dat is hier duidelijk
het geval aangezien ze alleen konden voortleven als ze een leven ontnamen. Als de zaak had
plaatsgevonden buiten onze jurisdictie, had niemand onze wet toepasbaar geacht. Ik stel voor dat deze
zaak wordt verwijderd uit onze rechtsorde. Deze mannen waren immers ook mijlenver van onze
rechtsorde verwijderd toen zij hun beslissing maakten. Ze waren dan ook niet in een “state of civil
society” maar in een “state of nature”. De wet stamt af van beginselen. Als je deze beginselen volgt
kunnen deze mannen niet als schuldig worden aangemerkt.
De handelingen van de mannen waren gebaseerd op een onderling akkoord en op een voorstel
van Whetmore zelf. Vanwege de ongewone omstandigheden zagen zij zich genoodzaakt om andere
principes te volgen. Vanuit de oudheid is de oudste notie van het recht gebaseerd op een contract of
overeenstemming. Oude denkers uit de periode van 1600 tot 1900 baseerden zelfs het bestuur erop.
Ik geloof dat velen mijn argumenten met ongemak zullen lezen. Dit ongemak is gemakkelijk te
herleiden naar het denken over het menselijk leven met absolute waarde, dat onder geen
omstandigheden mag worden opgeofferd. De dood van de tien reddingswerkers illustreert dit. Zij
wisten dat zij gevaarlijk werk deden. Als het proper was dat deze tien levens werden opgeofferd voor
die van de vijf ontdekkers, is het dan niet proper dat er één leven wordt opgeofferd voor de andere
vier? In alles wat we doen schuilt een risico dat we toch nemen, zoals op de snelweg rijden. Hieraan
kleeft de assumptie dat degenen die overleven opwegen tegen degenen die sterven. Waarom is dit
dan niet het geval bij de ontdekkers?
Voor mijn tweede punt laat ik alle voorgenoemde aannames vallen en zeg ik dat mijn punt dat
de situatie waarin de mannen zich verkeerden hen verwijderden van het geldende recht niet klopt.
Het is duidelijk dat de gedragingen van de mannen in strijd is met de wet. Maar een van de oudste
rechtswijsheden is dat men de letter van de wet kan overtreden zonder de wet te overtreden. Elke
wet moet redelijk worden geïnterpreteerd, in het licht van zijn doel. Er zijn verschillende zaken te
noemen waarin in alle redelijkheid een aanklacht wordt ingetrokken vanwege ontbrekende
verwijtbaarheid. Ook heeft de rechtbank eerder de wet anders geïnterpreteerd wanneer er een fout
stond in het statuut. Noodweer staat nergens vastgelegd in de wet, en toch mag het. In noodweer gaat
dezelfde gedachte om: wiens leven in gevaar is, mag zich verweren. Dit is ook toe te passen in deze
zaak.
Ik wil erop wijzen dat ik accepteer dat de rechtbank is gebonden aan de wet. Niemand wil een
dienaar die niet tussen de regels door kan lezen. Het domste dienstmeisje weet wat er wordt bedoeld
als haar wordt opgedragen om de soep te schillen en de aardappels te roeren, en dat als haar meester
zegt alles te laten vallen en te komen, hij er geen rekening mee heeft gehouden dat zij misschien wel
eens een baby vast zou kunnen houden.
Ik concludeer dat de beklaagden onschuldig moeten worden bevonden.
Tatting, J.
Als dienaar van het recht in deze rechtbank kan ik gewoonlijk mijn emotionele en intellectuele reacties
scheiden en de zaak beoordelen op deze laatste. In deze zaak lukt me dat niet. Aan de emotionele kant
heb ik aan de ene kant veel sympathie voor de mannen en aan de andere kant walging voor wat voor
,monsterlijke daad zij hebben begaan. Ik had gehoopt dat ik één kant opzij kon zetten en kon besluiten
op de andere kant, maar dit was onmogelijk voor mij.
Bij het analyseren van de mening van Foster zie ik veel tegenstrijdigheden en misvattingen. Bij
zijn eerste bewering is mij niet duidelijk waarom zij zich niet aan ons geldende recht zouden hoeven
houden, of dit is vanwege de dikke rotspartij, de honger of omdat zij een nieuw bestuur hadden
geconstrueerd. En wanneer zou de overstap van geldend recht naar natuurrecht moeten zijn gemaakt?
Wij zijn niet in een staat van natuur. In dit recht zou contractsrecht meer fundamenteel zijn
dan dat over moord. Ook kunnen we niet voorbijgaan aan het feit dat Whetmore zich terug had
getrokken van de overeenkomst, waar Foster gemakshalve niets over overweegt. Foster lijkt ook te
zeggen dat op het moment dat de groepsleden Whetmore vermoordden (we weten niet hoe), zij in
het recht stonden dat hen was gegeven door de overeenkomst. Stel dat Whetmore een pistool bij zich
had gehad, en zich had verdedigt door de groepsleden dood te schieten. Volgens Foster zou Whetmore
geen aanspraak kunnen maken op zelfverdediging, gezien de anderen volgens Foster in hun recht
stonden. Dit alles maakt dat ik de eerste bewering van Foster niet kan accepteren.
Voor zijn tweede punt wordt het voor mij wat vaag en ambigu. Geen enkel statuut zou volgens
hem moeten worden gebruikt op een manier dat het zijn doel tegenspreekt. Eén van de doelen van
wetten is afschrikken. De wet toepassen in deze zaak zou dit doel tegenspreken, aangezien het niet
aannemelijk is dat de wet afschrikkend kan werken in een zaak waar het gaat om kiezen tussen leven
of dood. Dit zou dezelfde aanname zijn als bij zelfverdediging. Op het oog lijkt dit een overtuigende
overweging. Er zijn echter ook andere doelen van de wet, namelijk de menselijke instincten reguleren,
de wrongdoer rehabiliteren, wat als er meerdere doelen zijn? Ook zie ik een andere betekenis van
noodweer. Moord impliceert wil, noodweer impliceert een reactie op een instinct zijn leven te
beschermen. De beklaagden hier hadden zeker de wil en daarnaast uitgebreide voorbedachte raad.
Ik noem een precedent Commonwealth v. Valjean. Hier was uithongering geen goede reden
om een stuk brood te stelen, waarom zou het dan wel een goede reden zijn een leven te nemen? Ik
denk dat als de mannen hadden geweten dat hun daad als moord zou worden aangemerkt, ze er iets
langer mee hadden gewacht. Er had onverwachte redding kunnen zijn geweest.
Een ander punt waar Foster niets over zegt is de reikwijdte van de beslissing een uitzondering
te maken. En wat was er gebeurd als Whetmore in eerste instantie niet had ingestemd, had dan een
meerderheid van de stemmen gegeld? Hoe moet de jurisprudentie hier op ingaan?
Ik heb het gevoel dat elke overweging een tegenoverstaande overweging heeft die de andere
kant op leidt. Ik zie geen oplossing die deze dubbelzinnigheden wegneemt. Ik ben nog steeds
verscheurd door de twee verschillende mogelijke uitkomsten. Het is onfortuinlijk dat we in deze
situatie zijn gekomen, dat de mannen zijn aangeklaagd. Waren ze maar voor iets anders aangeklaagd.
Ik trek me terug van de beslissing over deze zaak.
Keen, J.
Ik wil graag beginnen met twee vragen verwerpen, die niet voor deze rechtbank zijn. De eerste is of
gratie zou moeten worden verleend aan de beklaagden als de veroordeling wordt bevestigd. Dat is een
vraag voor de Chief Executive en niet voor ons. Ik keur daarom de mening van de Chief Justice af waarin
hij hem als het ware instrueert wat hij zou moeten doen. Hier worden functies door elkaar gehaald,
waaraan de rechterlijke macht niet schuldig zou moeten zijn. Als ik Chief Executive zou zijn zou ik
verder gaan dan de gratie, ik zou de mannen pardonneren aangezien ik vind dat ze al genoeg hebben
geleden. Dit zeg ik als burger. Het is niet mijn taak de Chief Executive te vertellen wat hij moet doen,
of hier rekening mee te houden in mijn eigen beslissing, die geheel moet worden gebaseerd op de wet.
, De tweede vraag is die van of het gedrag van de beklaagden goed, slecht of wat dan ook was.
Dat is ook een irrelevante vraag voor mij als rechter. Het gaat niet om mijn moraliteit, maar om de
wet. Hiermee kan ik ook het betoog van Foster in één keer van de tafel vegen, waar Tatting nog
enigszins op in heeft geprobeerd te gaan.
De enige vraag is of de beklaagden volgens de wet Whetmore hebben vermoord. Ik denk dat
iedereen wel ziet dat dat het geval is. De moeilijkheden komen van het feit dat niemand de legale van
de morele aspecten kan onderscheiden. Mijn collega’s kunnen er niet tegen dat de beklaagden volgens
de wet schuldig zijn aan moord en veroordeeld moeten worden. Dat vind ik ook niet leuk, maar ik heb
respect voor de wet en kan mijn persoonlijke leven aan de kant zetten.
Mijn collega Foster had het over “het doel van de wet”. We zijn hier al vaker over gevallen. Ik
wil hier graag iets over zeggen. Er was een tijd dat rechters inderdaad heel vrij rechtspraken. Hier kwam
veel onzekerheid uit voort. We kennen allemaal de onzekerheid tijdens de korte burgeroorlog dat
voortkwam uit het conflict tussen de wetgevende en rechtsprekende machten. Die onzekerheid
hebben we achter ons gelaten en nu hebben we een helder systeem. We moeten daarom de wet
volgen zoals het er staat en daar niet onze eigen percepties op projecteren. Helaas is niet iedereen nog
mee met deze beweging, hij leeft duidelijk nog in de 3900’s.
We zijn allemaal bekend met het proces van gerechtelijke hervorming bij ontevreden
uitkomsten. Het bestaat uit drie stappen. De eerste is te raden welk “doel” het statuut dient, ook al
heeft geen enkel statuut een enkel doel en wordt deze door verschillende groepen anders
geïnterpreteerd. De tweede stap is te ontdekken dat dat mythische ding genaamd de wetgever iets
heeft nagelaten, over het hoofd gezien of een maas in de wet heeft gemaakt. De laatste stap is dit gat
in te vullen. Foster lijkt deze gaten maar al te graag te zoeken. Hij denkt maar al te goed te weten wat
de wetgever voor ogen had bij het criminaliseren van moord. Tatting had het hier al kort over, maar ik
denk dat het nog verder gaat. Ik betwijfel of we veel moeten zoeken in “het doel”, ik denk dat het niet
zo is in de normale zin van het woord. Als we erover moeten uitweiden denk ik dat we het zouden
zoeken in de meer geraffineerde theorieën van de criminologen, die de wetgevers zeker niet voor ogen
hadden. Je kan eraan denken dat mensen gelukkiger zijn als ze weten dat ze zijn beschermd tegen
geweld, of dat dit niet iets privaats is maar een overheidsmonopolie moet zijn. Als we niet weten wat
het doel is, hoe kunnen we dan zeggen dat er sprake is van een gat? Dit kunnen we niet invullen.
Dan komen we op de bewering van zelfverdediging, noodweer. De dingen die hierover zijn
gezegd zijn waar, over de afschrikking en de wil. Het gaat echter om de reikwijdte van de beslissing.
Deze zaak valt simpelweg niet onder de reikwijdte van zelfverdediging, Whetmore was immers geen
bedreiging voor de levens van de beklaagden.
De essentie is dat de wet is geschreven en dat je deze niet kan buigen zodat deze in jouw
wensen past. Mijn redenatie zal niet acceptabel zijn voor degenen die meer kijken naar de uitkomst
van het oordeel en minder naar de lange termijn gevolgen.
Ik concludeer dat het oordeel bevestigd moet worden.
Handy, J.
Ik heb verwonderd geluisterd naar de overwegingen. Er zijn veel dingen ter sprake gekomen. Wat heeft
dit allemaal met de zaak te maken? De vraag naar wat er met de beklaagden moet gebeuren gaat over
praktische wijsheid die moet worden toegepast in een context van menselijke realiteiten, niet van
abstracte theorie. Zo wordt het een gemakkelijke zaak om over te oordelen. Voordat ik mijn eigen
oordeel deel wil ik graag wat fundamentele aspecten bespreken, waarover mijn collega’s verdeeld zijn.
Ik heb ze nooit duidelijk kunnen maken dat bestuur een menselijke zaak is en dat mensen niet worden
,bestuurd door woorden of abstracte theorieën, maar door mensen. Er is goed bestuur als sprake is van
begrip en slecht bestuur als dat niet zo is. Van alle takken van bestuur is de rechterlijke macht degene
die het snelst contact verliest met ‘de gewone man’. Dit omdat situaties totaal ontleed en geanalyseerd
worden waardoor het menselijke al snel ontglipt. Dit is ergens een ‘necessary evil’, maar ik denk dat
het gebied dat dit soort regulering nodig heeft overschat wordt. Sommige dingen, zoals
verkiezingsvraagstukken, zijn natuurlijk essentieel. Maar daarbuiten denk ik dat alle bestuursleden,
inclusief rechters, hun werk het beste doen als ze het als instrument zien. We moeten het zien als
iemand die een methode kan kiezen die het meest geschikt is voor een bepaald resultaat. Een voordeel
is dat er sprake zal zijn van efficiëntie en common sense. Daarnaast denk ik dat deze flexibiliteit
essentieel is om een redelijke verhouding te bewerkstelligen met degenen die onderworpen zijn aan
ons bestuur.
Het oordeel is mijns inziens dus makkelijk. Ik wil hier verschillende dingen voor aanstippen. Als
eerst krijgt deze zaak veel publieke aandacht, ook internationaal. Negentig procent van het publiek is
voor een pardon of een lichte straf. Dit hadden we ook wel met common sense kunnen weten. Het ligt
dus voor de hand dat we naar deze mening moeten luisteren. Mijn collega’s zullen zeggen dat de
publieke opinie te emotioneel is en niet gebaseerd op waarheden. Maar laten we daar eens naar
kijken. Als een man wordt beschuldigt zijn er vier manieren waarmee hij aan straf kan ontkomen. De
eerste is het oordeel van de rechter dat hij niet schuldig is. De tweede is het oordeel van de aanklager
niet te vervolgen, het derde is vrijspraak door de jury en het vierde is een pardon of soortgelijk door
de Executive. Als de zaak voor de jury was gekomen weten we dat er waarschijnlijk vrijspraak was
gevolgd. De jury is hier niet tot een oordeel gekomen omdat de voorman toevallig advocaat was.
Mijn collega Tatting spreekt zijn irritatie uit over het feit dat de aanklager de zaak niet voor
hem heeft uitgemaakt door niet te vervolgen. Zo strikt als hij zelf is in het volgen van de wet, wil hij
het lot graag overlaten in de common sense van de aanklager.
Voor mijn laatste overweging wil ik terugkomen op de negentig procent. De overige tien
procent is onderzocht en blijkt uit een rare, uiteenlopende groep te bestaan. Zo leest een deel
nieuwsberichten dat een andere versie van de feiten gaf, dachten mensen dat Speluncean
kannibalistisch inhield. Wat ik wel weet is dat niemand van die tien procent heeft gedacht, laten we
die mannen veroordelen, en dan een andere macht die veroordeling weer excuseren. Dit is juist een
onderwerp waar wij in onze discussie te veel aandacht aan hebben gewijd.
Een cruciaal feit in deze zaak is de waarschijnlijkheid van de weigering van pardon door de
Chief Executive. We kennen hem allemaal als een strenge man. Ik heb gehoord dat hij de straf niet zal
omzetten. Ik moet bekennen dat naarmate ik ouder word, ik steeds meer wordt verrast door hoe
mensen niet hun common sense gebruiken bij problemen van recht en bestuur. Ik zou willen dat ik
mijn collega’s van mijn wijsheid kon overtuigen. Het doet me denken aan mijn eerste zaak als rechter
in Fanleigh County. Een religieuze sekte had een minister afgezet die naar een rivaal zou zijn gegaan.
Hij werd afgetuigd toen hij naar een vergadering kwam. Eerst leek het me een complexe zaak. Er waren
problemen met de vaststelling of de minister een overtreder was of een licentiehouder. Ik dook in de
materie en bevond me toen op dezelfde positie als Tatting. Toen kwam het in me op dat het er allemaal
niet toe deed en dat ik mijn common sense moest volgen. Ik kreeg nieuwe perspectieven en zag dat
het enige wat me te doen stond gebrek aan bewijs vaststellen. Het had te lang geduurd om te
achterhalen wat er nou werkelijk was gebeurd, wat het me niet waard was. Ook vond ik dat het voor
een groot deel zijn eigen schuld was.
In deze zaak concludeer ik dat de beklaagden onschuldig zijn en het oordeel verworpen moet
worden.
,Tatting, J.
De Chief Executive heeft me gevraagd of ik na deze twee meningen mijn besluit wil heroverwegen. Ik
concludeer dat ik nog steeds niet wil meedoen in de beslissing van deze zaak.
Met de verdeling van de Supreme Court, wordt het oordeel van de rechtbank bevestigd. De
executie zal plaatsvinden op 2 april 4300.
,Hans de Bruin, Framing: over de macht van taal in de politiek
Waarom doet taal er in de politiek zo veel toe?
Taal beïnvloedt de manier waarop we naar de werkelijkheid kijken. Bij een experiment waarin het
bestrijden van criminaliteit wordt onderzocht, blijkt dat bij de vergelijking met een roofdier,
respondenten op jacht gaan en strengere handhaving kiezen, en bij ‘virus’ voor bestrijden en het
aanpakken van criminaliteit bij de oorzaak. De respondenten wisten niet waardoor zij gestuurd waren.
Taal verwoordt én creëert een werkelijkheid. In 1984 ziet Greenberg dat veel Democraten naar Reagan
zijn overgelopen en noemt hen de Reagan Democrats. Hiermee creëert hij een nieuwe categorie
kiezers, die een label krijgt en zo opeens bestaat. Taal beschrijft een verschijnsel maar creëert ook een
nieuwe werkelijkheid. Andersom kan het ook belangrijke gevolgen hebben als ergens geen taal voor
bestaat. De Bruin noemt de taal achterlopen op de kennis van kanker, zo kan een gezwel goedaardig
ook goedaardig zijn maar het woord onnodig veel stress veroorzaken bij patiënten.
Taal roept associaties op. Bij een experiment over inschatten van snelheid, schatten respondenten bij
gebruik van ‘knallen’ een hogere snelheid dan bij ‘botsen’, omdat ‘knallen’ wordt geassocieerd met
hard rijden. Zo blijkt ook in de politiek dat gebruik van bepaalde woorden slechte associaties kan
oproepen, zoals ‘basisinkomen’ of ‘foreign aid’.
Taal zet aan tot actie. Het voorbeeld van ABN AMRO wordt genoemd, die in hun strategie steeds sprak
van een strategic endgame, waar een enorme druk van uitgaat, het impliceert dat er keuzes gemaakt
moeten worden. Wanneer deelnemers in een strategieproces het voortdurend hebben over een
eindspel bevestigen ze elkaar in de opvatting dat er keuzes gemaakt moeten worden en dat afwachten
geen optie is. Voor de ABN AMRO is dat slecht afgelopen, er zijn rampzalige besluiten genomen.
Taal beïnvloedt ons normatieve oordeel. In taal kan een normatieve opvatting of een oordeel
verborgen zitten, het maakt dus veel uit hoe we iets benoemen. Het kan uitlokken, denk aan de
positieve ‘meldpunt’ en ‘collateral damage’ en de negatieve ‘kliklijn’ en ‘burgerslachtoffers’.
Met taal kunnen we aandacht krijgen of juist vermijden. Als gedrag van jongeren een ‘incident’ of
‘baldadigheid’ wordt genoemd, zal de aandacht verslappen. Sommige woorden hebben een
ideologische lading, waardoor het juist de aandacht zal trekken.
In deze context is een frame een inhoudelijk politieke boodschap die in het politieke debat
wordt gebruikt en tot een specifieke interpretatie van de werkelijkheid leidt. Wanneer een frame
beklijft, beïnvloedt het de manier waarop toehoorders naar de werkelijkheid kijken, het wordt als het
ware hun bril waarmee ze informatie selectief tot zich nemen. Het frame kan informatie die
overeenstemt als bevestiging zien en die niet overeenstemt wantrouwen.
Wat framing is en wat framing doet
Een frame kan een keten van associaties oproepen waardoor een negatieve bijklank kan ontstaan bij
een bepaald fenomeen. De opponent moet dan van goede huize komen dit om te kunnen keren.
Wat zijn kenmerken van een goed frame?
Een frame kan allerlei vormen aannemen: een analogie, een vergelijking, metafoor, verhaal of
simpelweg een goed gekozen term of oneliner.
Een frame blijft hangen. Voorbeeld: ‘arme mensen moet je geen vissen geven, maar een hengel.’ Het
beeld is eenvoudig en overtuigend. We noemen dit ook wel de plakfactor.
We zijn het intuïtief eens met het frame. Voorbeeld: ‘vandalen gaan betalen’ of ‘villasubsidie’.
,Er is in een frame een boef of een sukkel. Er is altijd iemand die niet doet wat eenvoudigweg moet
gebeuren (meestal ‘links’ of ‘rechtse’ oppositie).
Het frame treft de kernwaarden van de tegenstander. ‘Waarom moet de bakker betalen voor de studie
van de advocaat?’ Hierin is de kernwaarde van de SP verwerkt die vindt dat ook armere jongeren naar
school moeten kunnen en de studiefinanciering dus omhoog moet. De keerzijde is dat studenten na
hun studie veel meer gaan verdienen dan de gemiddelde Nederlander.
Het frame is gekoppeld aan een maatschappelijke onderstroom. In de samenleving zijn altijd
onderstromen: breed gedragen gevoelens van onbehagen of juist van optimisme. Frames activeren de
onderstroom en kunnen op veel instemming rekenen.
Het frame verlost ons van een dilemma. Het ‘geen vissen maar hengels’ frame bevat een pleidooi voor
minder ontwikkelingssamenwerking zonder dat ons verweten kan worden dat we arme mensen niet
willen helpen.
Niet ieder frame voldoet aan elk van deze kenmerken. De eerste paar komen wel vaak terug.
Wat doet een goed frame?
Het frame dwingt de tegenstander in het defensief. Wie een boef of sukkel wordt genoemd zit
natuurlijk in het defensief.
Het frame krijgt gratis zendtijd. Een debat kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat het frame ingesleten
raakt. Stap dus nooit in het frame van een ander.
Het frame levert een zware bewijslast op voor de tegenstander- en een lichte bewijslast voor de
eigenaar van het frame. Een frame dat blijft hangen, waar we het mee eens zijn en waar een boef is,
leidt tot een scheve verdeling van de bewijslast in het debat. Als we een bepaalde bril op hebben zijn
we extra ontvankelijk voor informatie die ons frame bevestigen.
Het frame vergt een hordeloopredenering van de tegenstander. Er moeten meerdere stappen worden
beschreven om het frame te demonteren.
Het frame activeert onderliggende waarden. Met een frame komen onderliggende waarden naar
boven waarmee je het minder snel eens kan zijn dan het frame zelf (denk aan ‘vandalen gaan betalen’).
Wie gevoelig is voor de boodschap van het frame, wordt dat misschien ook voor de achterliggende
waarden en emoties.
Wie in het frame van de ander stapt, neemt een risico. De ontkenning van een frame is de bevestiging
ervan. Bij de uitspraak ‘I am not a witch’ blijft het woord ‘witch’ hangen. Wie voortdurend de oplossing
voor een probleem noemt, activeert de gedachte dat er een probleem is. Wie een frame bestrijdt met
een redenering a contrario, bevestigt een frame. Wie bestrijdt dat er ergens onenigheid over bestaat,
bevestigt dat er onenigheid is.
Reframing
Een aanbeveling om met framing om te gaan is dus allereerst om er niet in te stappen, maar daarnaast
ook om te reframen: gebruik een andere taal om de discussie aan te gaan.
In een debat houdt dit in: beweeg mee met de tegenstander, gebruik een andere taal en plotseling
keert het argument van de tegenstander zich tegen hem.
Frames zijn holle retorische frasen, reframing is langs elkaar heen praten en andere misverstanden
‘Het gaat mij om de inhoud’ is een van de mantra’s in het Nederlandse politieke debat. Het impliceert
dat er een tegenstelling is tussen inhoud en framing. Framing gaat dan slechts om de slimme
verpakking. Dat kan waar zijn, maar het is ook niet waar.
, Het onderscheid inhoud-frame is discutabel. Het is niet scherp en eenduidig. De beoordeling van de
inhoud zal afhangen van de opvattingen.
Framing = inhoud. Een frame komt vaak voort uit authentieke waarden en opvattingen en zit dus vol
met inhoud.
Framing is noodzakelijk. Geen enkele burger is in staat de oceaan van opvattingen over problemen en
oplossingen te overzien. We kunnen een frame afdoen als simplisme, maar net zo goed als de essentie
van een politieke boodschap.
Reframing = langs elkaar heen praten? In een debat stappen politici vaak niet in het frame van een
ander wat de impressie wekt dat zij langs elkaar heen praten en niet echt het debat aangaan. Je kunt
het ook zien als dat juist duidelijk wordt wat hun politieke meningsverschil is.
Het eenvoudige frame en de complexe werkelijkheid = de wereld van politiek en de wereld van
bestuur
Het onderscheid tussen bestuur en politiek is belangrijk als het om framing gaat.
In de wereld van bestuur gaat het om de effectiviteit van beleid, een overheid stelt zich doelen en de
vraag is of die uiteindelijk worden bereikt. In de politiek gaat het ook om de expressiviteit van beleid:
is het communiceerbaar, is het uit te leggen? Als het gaat om bestuur, is een hoge tolerantie voor
complexiteit noodzakelijk – in de politiek kan dat in de weg zitten.
Framing is een strategie die in de politieke arena noodzakelijk kan zijn – het is immers een
vorm van betekenisgeving. Van een politicus verwachten we dat hij de oneindige complexiteit van
alledag weet terug te brengen tot de eenvoud van de essentie. Bestuurderstaal is dan complexer.
In de jaren vijftig en deels zestig vallen politiek en bestuur samen: er sprake van een rustige,
bestuurlijke politicus die voortdurend belangen afweegt en naar consensus zoekt. Eind jaren zestig
polariseert de politiek en ontstaat er afstand.
Ten slotte: een frame moet inslijten
Een frame kan pas zijn werk doen als het inslijt. Een belangrijke voorwaarde is veel herhalen. Daarna
is het een kwestie van uitvinden en ondervinden wat in de praktijk werkt.