Deze samenvatting bevat uitleg over de passé composé, le present, impératif, la négation, le conditionnel, le futur simple, le futur du passé en het être-huis.
De uitzonderingen zijn ook gegeven.
Le présent (tegenwoordige tijd)
De regelmatige werkwoorden worden verdeeld in 3 groepen, namelijk de werkwoorden op '- er', '- ir' en '- re'.
De grootste groep zijn de werkwoorden op '- er'.
❏ Werkwoorden op '-er.'
Bijvoorbeeld parler, donner, aimer, habiter, ....
Je maakt de tegenwoordige tijd door 'er' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam
over. Vervolgens zet je de volgende uitgangen achter de stam.
Je parle Ik praat
Tu parles Jij praat
Il parle Hij praat
Elle parle Zij praat
On parle Men praat/we praten
Nous parlons Wij praten
Vous parlez Jullie praten/ u praat
Ils parlent Zij praten
Elles parlent Zij praten
❏ Werkwoorden op '-ir'.
Bijvoorbeeld: finir, choisir, finir, ...
Je maakt de tegenwoordige tijd door 'ir' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over.
Vervolgens zet je de volgende uitgangen achter de stam.
Je finis Ik eindig
Tu finis Jij eindigt
Il finit Hij eindigt
Elle finit Zij eindigt
On finit Men eindigt/we eindigen
Nous finissons We eindigen
Vous finissez Jullie eindigen/ u eindigt
Ils finissent Zij eindigen
Elles finissent Zij eindigen
❏ Werkwoorden op '-re'.
Bijvoorbeeld: vendre, attendre, répondre,...
Je maakt de tegenwoordige tijd door 're' van het hele werkwoord af te halen. Je houdt dan de stam over.
Vervolgens zet je de volgende uitgangen achter de stam.
Je vends Ik verkoop
Tu vends Jij verkoopt
Il vend Hij verkoopt
Elle vend Zij verkoopt
On vend Men verkoopt/we verkopen
Nous vendons Wij verkopen
Vous vendez Jullie verkopen/u verkoopt
Ils vendent Zij verkopen
Elles vendent Zij verkopen
1
, Een aantal werkwoorden zijn wel regelmatig maar hebben in de vervoeging (bij een aantal persoonlijke
voornaamwoorden) een kleine wijziging in de spelling in verband met de uitspraak:
Werkwoorden met 'ger' krijgen een extra 'e' na de 'g' indien die voor de letters a, o, u staat;
1. Wij eten = Nous mangeons
2. Wij bewegen = Nous bougeons
Bij werkwoorden met ' yer' verandert de 'y' in een 'i' voor een stomme 'e' in de uitgang.
1. Ik stuur = J'envoie
2. Jij stuurt = Tu envoies
3. Hij stuurt/zij stuurt = Il envoie/elle envoie
Werkwoorden met 'cer' krijgen een cédille onder de 'c' indien die voor de letters a, o, u staat;
1. Wij beginnen = Nous commençons
2. Wij kondigen aan = Nous annonçons
Werkwoorden zoals 'lever' krijgen een accent grave (`) voor een stomme 'e' in de uitgang.
1. Ik til op = Je lève
2. Jij tilt op = Tu lèves
3. Hij/Zij tilt op = Il/Elle lève
4. Zij tillen op = Ils/Elles lèvent
Werkwoorden zoals 'préférer' veranderen de é in è voor een stomme 'e' in de uitgang.
1. Ik heb liever = Je préfère
2. Jij hebt liever = Tu préfères
3. Hij/Zij heeft liever = Il/Elle préfère
4. Zij hebben liever = Ils/Elles préfèrent
Werkwoorden met 'ter' krijgen er een 'tt' voor een stomme 'e' in de uitgang.
1. Ik gooi = Je jette
2. Jij gooit = Tu jettes
3. Hij/Zij gooit = Il/elle jette
4. Zij gooien = Ils/elles jettent
Werkwoorden met 'ler' krijgen er een dubbele 'l' voor een stomme 'e' in de uitgang.
1. Ik heet = Je m'appelle
2. Jij heet = Tu t'appelles
3. Hij/zij heet = Il/elle s'appelle
4. Zij heten = Ils/elles s'appellent
Le passé compose (de verleden tijd)
Le passé composé bestaat uit twee delen: Een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Beter gekend in het
Frans als: l’auxiliaire et le participe passé. De passé composé gebruikt de werkwoorden AVOIR en ÊTRE als
hulpwerkwoorden.
L’AUXILIAIRE AVOIR
Het hulpwerkwoord (avoir/être) is altijd vervoegd.
Dus de passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord.
Werkwoorden op '- er'
Je maakt het voltooid deelwoord door “er” van het hele werkwoord af te halen en dan een “é” achter de stam te
plakken. Voorbeeld werkwoorden op '-er': donner, aimer, habiter, ...
1. J'ai parlé = Ik heb gepraat
2. Tu as parlé = Jij hebt gepraat
3. Il/elle/on a parlé = Hij/zij/wij heeft gepraat
4. Nous avons parlé = We hebben gepraat
5. Vous avez parlé = Jullie hebben gepraat/u heeft gepraat
6. Ils/elles ont parlé = Zij hebben gepraat
Werkwoorden op '-ir'
2
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur indyfaassen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.