Integraal Sociaal Werk
Begrippenkader
Kernwaarden
= Basishouding voor maatschappelijk werker
-> Sociaal werk is mensenwerk
-> persoonsgebonden kernwaarden
Kernwaarde Toelichting
1. Reflectief -> kritisch nadenken over zichzelf en de samenleving
2. Open -> respect voor medemens
-> ruimdenkend
3. Integer -> echtheid, oprechtheid
-> transparant handelen
4. Mensgericht -> mensen gelijkwaardig beschouwen
5. Zelfsturend -> leergierig, flexibel
-> neemt initiatief
Krachtlijnen
= kompas voor de maatschappelijke werker
5 krachtlijnen Wat?
1. Politiserend -> mensen continu bewust maken over onrechtvaardigheid
werken -> toegang tot rechten verzekeren
-> collectiviseren van maatschappelijke problemen (niet enkel individueel, ook structureel)
-> beleidsbeïnvloedend werken
-> signaliseren van tekorten en knelpunten
2. Nabijheid -> relaties opbouwen
-> tijd krijgen en maken voor nabijheid
-> onvoorwaardelijk elkaar kunnen ontmoeten
-> laagdrempelig
-> vrijblijvend
-> aanwezig zijn in de leefwereld van persoon in kwetsbare situatie
3. Proceslogica -> samen met cliënt op weg
-> gelijkwaardigheid
-> ervaringskennis, inspraak en participatie
-> evidence based practice
-> op tempo van cliënt
-> vertrouwensrelatie is basis
-> uitkomst ligt niet op voorhand vast
4. Generalistisch -> oog voor verschillende aspecten
werken -> gericht doorverwijzen door kennis van sociale kaart
-> integraal perspectief (breed kijken)
, -> brugfiguur of kruispuntwerker
-> netwerkvorming met andere diensten
-> basiskennis hebben over alles
-> zicht hebben op sociale kaart
5. Verbindend -> verbindingen tussen mensen maken
werken -> tussen diensten, diensteverleners…
-> nood aan sociale cohesie
-> mee ontwikkelen van sociaal netwerk
-> versterken van mensen en groepen in relatie tot omgeving
Nood aan meer toegankelijke hulp- en dienstverlening
-> hoge cijfers rond armoede, ongelijkheid en onderbescherming (mensen die hun rechten niet kennen)
-> samenleving heeft een zeer chaotisch aanbod aan hulp- en dienstverlening
-> versnipperd en onoverzichtelijk
-> niet duidelijk waar men als cliënt terecht kan
-> beleidsmatig bestrijden (Sociaal huis, huis van het kind…)
Integrale toegankelijkheid
Integraal = in zijn geheel, allesomvattend
-> vertrekt vanuit de basisvoorwaarden
Basisvoorwaarden
1. Sluit geschikt aan bij de probleemsituatie van de cliënt
2. Verantwoordelijkheid van alle betrokken actoren (vb. lokale besturen)
3. Toegankelijkheid naar de sociale grondrechten mogelijk maken
Sociale grondrechten = recht op arbeid, sociale zekerheid…
Vereisten (7 B’s)
-> 7 begrippen die noodzakelijk zijn voor een werkende integrale toegankelijkheid
1. Bruikbaarheid = heeft de cliënt iets aan de mogelijkheden die de dienst te bieden heeft?
-> aanbod aangepast aan doelgroep, voldoende kennis, relevant aanbod…
2. Begrijpbaarheid = bezit de cliënt de competenties om te begrijpen welk aanbod de dienst geeft?
-> taal, uitdrukkingen, beeldspraak, non-verbale communicatie
-> duidelijk vakjargon
-> begrijpen de bedoeling en weten wat er verwacht wordt van hun
-> geen woorden gebruiken die cliënt niet begrijpt
3. Bereikbaarheid = manier waarop cliënt tot bij organisatie geraakt
-> openbaar vervoer, openingsuren, opvang kinderen, toegankelijkheid…
4. Beschikbaarheid = manier waarop men aanbod openstelt
-> specifieke behoeften (tolk…)
-> communicatiekanalen (twitter, facebook…)
-> folders bij juiste doelgroep (anonieme alcoholisten folder in cafés)
5. Betaalbaarheid = kostprijs
-> haalbare prijs?
-> Alternatieven zoeken die goedkoper zijn?
, -> duidelijke communicatie over de prijs belangrijk
Vb. niet 5x12 maar 60 (uiteindelijke prijs vermelden)
6. Bekendheid = reputatie en bekendheid van dienst bij bevolking
-> weet de doelgroep dat de dienst bestaat?
7. Betrouwbaarheid = gaat de dienst zorgvuldig om met hulpvraag?
-> beroepsgeheim, vriendelijke aanpak
-> deskundigheid (professionele uitstraling)
-> transparantie (sociaal werker gelooft en verdedigt zijn eigen dienst)
8. Binnenste B (extra) = innerlijke factoren hebben invloed op hulpverlening
-> schaamtegevoel, angstgevoel, ongemotiveerde cliënten, wantrouwen, culturele
verschillen…
Drie niveaus van de maatschappelijk werker
1. Micro = cliënt, groep, gezin…
2. Meso = buurt, werk, organisaties
3. Macro = samenleving, beleid, overheid
-> cliënt kan op alle niveaus problemen ondervinden of niet aan zijn rechten komen
-> sociaal werker gaat fungeren als luidspreker en ervoor zorgen dat de cliënt gehoord word
Cliënt een stem geven
1. Democratie
-> luisteren en rekening houden met de mening van de burger
2. Sociaal werk
-> cliënt in problematische situatie hun wil en mening laten gelden
3. Raakveld
-> problemen aankaarten (signaleren)
-> oplossingen zoeken (beleidsgericht werken)
-> opkomen naar de overheid toe
Politiserend werken
= mensen continue bewustmaken van onrechtvaardigheid
-> beleid voeren en signaleren
Binnen het sociaal werk
-> onvermijdelijk
-> geeft vorm aan het menselijk samenleven
-> uitspraken doen over verhouding tussen individuele en maatschappelijke verantwoordelijkheid
Politiserend werken volgens Van Bouchaute
Kwesties = gepolitiseerd wanneer ze onderworpen worden aan politieke discussie of besluitvorming
, Mensen of organisaties = gepolitiseerd wanneer ze politiek bewust worden of betrokken geraken met
politieke kwesties
-> kwesties worden uit de privésfeer gehaald en onderworpen aan politiek debat
Dubbele functie van mensenrechten
1. Toegang tot de rechten verlenen en behouden
-> verzekeren dat men gebruik kan maken van zijn rechten
Vb. Parkeerkaart voor gehandicapten
2. Collectivisering van maatschappelijke problemen
-> het grotere plaatje zien
-> uitzoeken hoe iets is en waarom het zo is
Vb. Mattheuseffect (rijken worden rijker, armen worden armer)
Beleidsbeïnvloeding
-> door dubbele functie van de mensenrechten
-> wijzen op de verantwoordelijkheid van de samenleving en het sociaal werk (vorming geven,
beleidsnota’s schrijven, ongelijkheid aanklagen…)
-> sociaal werkers en professionals laten hun stem horen
Politiserend werken op Microniveau
= individuele sociaal werker
Street level bureaucrats (Micheal Lipsky)
= mensen die dichter bij de gewone mens staan
Vb. leerkrachten, rechters, sociaal werkers…
-> ambtenaren van de overheid
-> dagelijks in contact met de burger
-> rechtstreekse gezicht van de overheid
-> verschil maken voor burgers
-> vorm geven aan beleid
Paradox of embedded agency
-> sociaal werker zal zich aanpassen aan de manier van werken van de organisatie
-> toch moet men kritisch blijven
-> protocollen in vraag stellen
-> eigen beslissingen rond dilemma’s
Vb. Cliënt rookt een joint, dit moet in principe aangegeven worden, doet dit niet om hem te belonen
aangezien hij het beter doet dan ervoor
Kijken vanuit verschillende perspectieven
1. regels volgen