Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting economie timbremont €4,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting economie timbremont

 14 vues  0 fois vendu

samenvatting economie timbremont

Aperçu 4 sur 66  pages

  • Oui
  • 7 avril 2021
  • 66
  • 2020/2021
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (14)
avatar-seller
janavandecaveye
Economie

Hoofdstuk 1 - Inleiding
1.1 DEFINITIE: wat is economie?

Homo Economicus Hypothese
= De rationeel, nadenkende mens die voortdurend voor- en nadelen, kosten en baten afweegt
en op basis daarvan beslissingen neemt en keuzes maakt.
 De realiteit is echter anders. De mens is een emotioneel wezen met impulsen. Zijn
handelen is irrationeel.
 De wereld is een global village of een global market geworden.

Definitie van economie
Economie is de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert als relatie tussen doelen en
schaarse middelen die op verschillende manieren kunnen worden aangewend. Economie kan
met bijna alles te maken hebben, maar omgekeerd weinig zaken die alleen met economie te
maken hebben.

VB: trouwen  heel economische zaak:
- Waar ga je wonen?
- Welke catering zaak ga je inhuren?
- Waar gaan jullie van leven?
- …
 MAAR OOK EMOTIONELE KEUZES: “Wie komt er op de gastenlijst? Wie heb jij graag?”

 Schaarstehypothese
Niet iedereen kan gelijktijdig zijn behoeften bevredigen, of al zijn behoeften, omdat de
middelen schaars zijn.
Schaarste = bestaansreden economie: GEEN SCHAARSTE  GEEN KEUZE  GEEN ECONOMIE

Uitgangspunten klassieke economie
• De mens is een wezen met een onbeperkt aantal verlangens (behoeften)
• De middelen om behoeften te bevredigen, zijn in beperkte mate beschikbaar (schaars)
• De mens zal de schaarse middelen zodanig benutten, dat hij zoveel mogelijk behoeften
kan voorzien. De motor van zijn handelen is eigenbelang.

,1.2 Behoeften

DEFINITIE: Een economische behoefte is het aanvoelen van een welvaartstekort en het
verlangen naar een middel om dit tekort te voorzien.

Klassieke economie  behoeften zijn oneindig en er is een omvorming van niet-economische
naar economische behoeften. Dit is echter relatief! Behoeften verschillen per dag, per persoon
en cultuur. De markt bepaalt wat gemaakt wordt en wat niet. Ze krijgen dus een
monopoliepositie, maar dit is onhoudbaar! Een goed is pas nuttig als het beantwoord aan een
bepaalde behoefte. Dit goed kan zowel economisch als vrij zijn:
- ECONOMISCH GOED: vraagt inspanning en arbeid (iets kunnen betalen, inkomen)
- VRIJ GOED: vraagt geen inspanning, het is vrij om te krijgen (zoals verse lucht)


1.3 Het allocatievraagstuk
• Allocatievraagstuk = keuzeprobleem die volgt uit behoeften die met schaarse middelen
moeten worden bevredigd. Goederen en diensten moeten toebedeeld worden, en we
moeten volgende vier vragen stellen bij het toebedelen:
o WAT moet er geproduceerd en welke hoeveelheden?
o HOE moet het geproduceerd worden?
o WAAR moet geproduceerd worden?
o WIE krijgt welk deel van de productie?
• Optimale allocatie = grootst mogelijke behoeftebevrediging
• Technisch doelmatig= minimum aan middelen, maximale productie = efficiëntie
• Economisch doelmatig= eindproducten weerspiegelen wensen consumenten, schenken
maximale bevrediging = effectiviteit


1.4 De productiefactoren
• Arbeid: menselijke input in de productie
• Natuur: manieren hoe natuurlijk milieu economisch actief is (grondstoffen en ruimte)
• Kapitaal: hulpgoederen om te produceren (machines, gebouwen,…) = afgeleide
productiefactor


1.5 Economische huishoudingen
• Gezinnen/consumenten: kopen goederen en diensten, leveren productiefactoren
• Bedrijven: producenten van productiegoederen (goederen en diensten)
• Overheid: regulator (en producent) van productiegoederen, leggen spelregels vast

 Non-profitorganisaties: Winst vervangen door kansen te geven aan minderheidsgroepen,
financieren werking vaak met subsidies.
• Sociale onderneming: profit, people, planet

Producenten moeten ook nog steeds oog houden voor profit, people en planet. Ze zijn dus niet
alleen winst (profit) aan het maken.

,1.6 Soorten economieën

1. Vrije markteconomie
• Vertrekt vanuit liberale gedachtengoed
• Allocatie (toebedeling) op basis van criterium: prijs
• Concurrentiestrijd tussen consument en producent
• Prijsmechanisme regelt die strijd:
o Schaarse goederen = duur, soms onbetaalbaar vr sommige doelgroepen
o Niet bereid hiervoor te betalen  concurrentiestrijd valt weg
• Ook personen met weinig middelen moeten behoeften kunnen bevredigen!

2. Centraal geleide economie
• Bestaat vandaag niet meer
• Algemeen belang staat voorop  moeilijk, behoeften zijn subjectief!
• Individuele belangen opzij zetten als deze niet stroken met groepsbelang
• Productiemiddelen vd overheid, zij kiezen wat en hoeveel geproduceerd wordt
o Consument is dus minder vrij
• Zorgt voor stabiele economie met weinig welvaartsverschillen
o Mensen zijn wel minder gemotiveerd om te werken
• Overheid beslist alles

3. Gecorrigeerde markteconomie (socialistisch gedachtengoed)
• Meeste landen kennen dit
• Gaat ervan uit dat er aanpassingen nodig zijn aan de vrije markteconomie
• Prijsmechanisme blijft werken maar overheid stuurt een aantal zaken bij
• Overheid staat in voor productie van collectieve goederen (vb: elektriciteit)

Niveaus

• Macro-economie: samenleving, grote groepen, internationale economie
• Meso-niveau: kleinere groepen, sectoren
• Micro-economie: individuen
4. Het protectionisme
• Specifieke vorm van protectionisme
• Ontstaan onder het Mercantilisme (16e eeuw)
• Welvaart in een land hangt af van de hoeveelheid kapitaal dat een land bezit
• Totale hoeveelheid kapitaal in de wereld in onveranderlijk
• Taart: als ene land groter stuk wil, krijgen andere landen een klein
o Dus: export bevorderen en import ontmoedigen
o Beschermen van eigen economie

, Hoofdstuk 2 – Kapitalisme / Vrije markt
2.1 De
vrijemarkteconomie Wat?
 Economie = vrij
 Niet door overheid gestuurd of geleid
 Individuen streven best eigen behoeftebevrediging na
 Als iedereen dit doet, zorgt de markt dat iedereen zoveel kan krijgen als hij wil
o Onzichtbare hand-principe van Smith!
 Taak overheid: scheppen van algemeen klimaat van orde en veiligheid

Vrije markteconomie = illusie
• Technisch gezien geen regulering
• Illusie want
o Omwille van veiligheid is regulering nodig
o Morele keuzes (vb: kinderarbeid)
• Eerlijke concurrentie bestaat niet
• Een vrijemarkteconomie is dus een tijds- en ruimtegebonden politieke constructie. De
politieke keuzes bewaken of wijzigen de grenzen van de markt.


2.2 Kapitalisme

Wat?

 Centraal: het maken van winst, accumulatie van het kapitaal
 Groei en competitie als drijfveer – steeds de beste en grootste willen zijn!
 Niet consumeren maar herinvesteren
 Uiteindelijke doel: groeien!

De zegen en de vloek van het kapitalisme
• Voordelen
o Stimuleert innovatie, kwaliteit en efficiëntie
o Ondernemingsvriendelijk klimaat
o Beperkte aansprakelijkheid: bedrijven kunnen slechts gedeeltelijk
aansprakelijk zijn tot het bedrag van de door hen gedane inbreng (wanneer het
bedrijf flopt)
• Nadelen
o Winst op korte termijn is belangrijker dan winst op lange termijn
o Belang aandeelhouders primeert (ook rol managers belangrijk)
o Alles voor de kostenefficiëntie (in kosten knippen – loon, materiaal, voorraad)

2.3 Groei
Economische groei is verbonden met het kapitalisme. Elke producent streeft naar groei om
te kunnen concurreren met anderen, waardoor ook het hele systeem moet groeien. We
gaan steeds op zoek naar nieuwe efficiënte en goedkope manieren (en dus met minder
middelen en mensen, want deze kosten geld).

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur janavandecaveye. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72042 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,49
  • (0)
  Ajouter