nationaal socialisten maken zich meester van de macht
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Geschiedenis
6
Tous les documents sur ce sujet (4821)
Vendeur
S'abonner
guidoconcordia-
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 3: Duitsland 1871-1945
§1: Het Duitse keizerrijk
De Duitse eenheid komt tot stand
Duitsland was altijd over vele staatjes. Otto van Bismarck (= Rijkskanselier van Pruisen) wist deze
staten bijeen te brengen door de Frans-Duitse Oorlog (1870-1971). Nadat Frankrijk verslagen was,
werd het Duitse rijk uitgeroepen in Versailles → zodat geen Duitse staat bevoordeeld werd.
Wilhelm I (= Pruisische koning) werd keizer en Bismarck werd Rijkskanselier van het keizerrijk.
Staatsinrichting met grote macht van de keizer
Duitsland werd verdeeld over kiesdistricten die met algemeen mannenkiesrecht een afgevaardigde
kunnen kiezen voor de Rijksdag (= volksvertegenwoordiging).
● De keizer bleef de grootste macht houden → opperbevelhebber van leger, benoemen/ontslaan
van ministers en Rijkskanselier.
● De Rijksdag had hierdoor beperkte macht → begroting, belastingmaatregelen en wetten
goed/afkeuren. Echter geen motie van afkeuring.
● De afgevaardigden van de deelstaten vormden samen de Bondsraad in Berlijn → recht de
begroting, wetten en verdragen met andere landen goed/af te keuren.
Politieke stromingen
● Conservatieven en nationaal-liberalen → vooral onder hogere lagen;
● Centrum(partij) → vooral onder katholieken;
● Socialisten/communisten → vooral industrie-arbeiders.
Gelaagdheid van de bevolking
1. Adel, officieren en hoge ambtenaren → beheersten openbare mening;
2. Grote fabrikanten en bankiers → nieuwe groep, die in de hoogste kringen terecht kwam en
raakten door huwelijken ook met adel verbonden. Zij (‘geldadel’) hadden minder aanzien dan de
gewone adel);
3. Werknemers in de dienstensector, lagere ambtenaren, kleine ondernemers, chefs van
afdelingen van grote ondernemingen → weinig aanzien;
4. Boeren, arbeiders in de landbouw en industrie, lagere ambtenaren → merkten niks van
de toenemende welvaart.
Duitsland gaat een rol spelen in de wereldpolitiek
● Alliantiepolitiek van Bismarck
Duitsland was niet alleen een grote economische grootmacht geworden (door de industrialisatie),
maar ook op politiek en economisch gebied. Bismarck wilde een alliantiepolitiek uitvoeren. Door
het sluiten van allianties wilde hij de Duitse positie in de wereld versterken en vrede handhaven. De
Conferentie van Berlijn in 1884-1885 werd onder Bismarck’s leiding Afrika verdeeld onder de VS
en Europese Staten.
,● Weltpolitik van Wilhelm II
Wilhelm II volgde zijn vader op in 1888. Hij wilde een autocratischer keizerschap en ontsloeg
Bismarck in 1890. Wilhelm vond dat hij alleen verantwoording aan God verschuldigd was.
Wilhelm II was ook voor een Weltpolitik, waarin Duitse belangrijker zou worden in de wereld. Het is
vooral gericht op overzees imperialisme. Na de Vlootwet van 1898 werd een oorlogsvloot gebouwd
tegen Groot-Brittannië en Frankrijk, maar zij bleken veel te sterk. Duitsland ging zich toen meer op
Europa richten.
Deze internationale ambities zorgen voor economische groei en toenemende militarisme. Steeds
meer landen zochten steun d.m.v. bondgenootschappen.
§2: De Eerste Wereldoorlog
Dieperliggende oorzaken:
● Militarisme → Na Frans-Duitse oorlog werden er nieuwe plannen gemaakt en regeringen
investeren veel in het leger;
● Imperialisme → leidde tot conflicten tussen Engeland, Frankrijk en Duitsland. Men wilde
zoveel mogelijk koloniaal grondgebied in Afrika. Tussen Frankrijk en Engeland kwam verzoening in
1904, maar met Duitsland niet. Wilhelm II knoopte goed betrekkingen aan met het Turkse rijk (waar
zij strijd mee hadden) en Marokko (in zijn verzet tegen onderwerping door Frankrijk én Wilhelm
versterkte zijn marine;
● Nationalisme → Frankrijk wilde revanche op Duitsland, omdat de Duitsers Elzas-Lotharingen
hadden afgenomen na de Frans-Duitse oorlog. De Slaven waren verspreid over verschillende
landen en streefden naar onafhankelijkheid.
● Bewapeningswedloop → Sterk leger is vereist voor bovenstaande punten. Men gaf hier
steeds meer geld aan uit.
● Bondgenootschappen vergroten de kans op conflicten → Angst voor elkaar nam toe, dus
men zocht steun van anderen. Hierdoor trokken landen elkaar de oorlog in.
○ Triple Alliantie/Centralen: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië.
○ Triple Entente/Geallieerden: Engeland, Frankrijk en Rusland (+ slavische landen).
Aanleiding (directe oorzaak) van de Eerste Wereldoorlog
● Moordaanslag in Sarajewo op Oostenrijkse troonopvolger
Frans Ferdinand werd vermoord door een nationalistische Serviër, Gavrilo Princip. Hij hoorde bij de
Slavische, nationalische groep, ‘De Zwarte Hand’. Zij leefden in Oostenrijk-Hongarije en streefden
naar een onafhankelijk staat.
● De moord leidt tot een wereldoorlog
Oostenrijk-Hongarije wilde dat Servië zich niet meer ging bemoeien met de Slavische nationalisten.
Servië werd echter gesteund door de grote Slavische staat, Rusland. Daarentegen zocht Oostenrijk-
Hongarije weer steun bij Duitsland. Oostenrijk-Hongarije stuurde een ultimatum met harde eisen
aan Servië, maar zij verwierpen dit ultimatum. → Oostenrijk-Hongarije verklaart de oorlog (1914) →
kettingreactie.
Verloop van de Eerste Wereldoorlog
, ● Alle betrokkenen gaan enthousiast de oorlog in → door nationalisme, militarisme en
overtuiging van eigen superioriteit;
● Het Von Schlieffenplan mislukt
De Duitse opperbevelhebber stelde het Von Schlieffenplan in werking. Het plan was om de sterke
Franse verdediging aan de Frans-Duitse grens te omzeilen en daarom moest het leger door België
naar Noord-Frankrijk trekken. Dit moest snel voor het Russische leger in het Oosten zou aanvallen.
Dit plan mislukt echter door de volgende factoren:
○ Sterke tegenstand van de Belgen, wreed onderdrukt → Er waren veel francs-tireurs (=
burgers die op soldaten schieten) en de Belgen kregen als wraak te maken met brandstichting,
deportatie en doodschieten van burgers;
○ Deel van de Duitse troepen moet naar het Oostfront → De opmars in België liep trager dan
verwacht, daarom moesten er veel troepen naar het Oostfront worden gestuurd tegen Rusland.
Hier vond een bewegingsoorlog plaats;
○ Definitieve mislukking Von Schlieffenplan na Slag bij de Marne → Bij de Marne ging het
Brits-Franse leger tot tegenaanval, waarbij een groot gat ontstond tussen twee Duitse troepen (die
zich laten iets terugtrokken). De Slag van de Marne maakte een einde aan de bewegingsoorlog en
volgde een loopgravenoorlog.
● ↪ Na Slag van de Marne volgt jarenlange loopgravenoorlog
Kenmerken van een loopgravenoorlog:
● Vijandelijke legers stonden in loopgraven tegenover elkaar met een ‘niemandsland’ ertussen;
● Maandenlang leefden soldaten in loopgraven met water, modder en ongedierte;
● Weinig terreinwinst;
● Enorm veel doden → Elke aanval was verdoemd te mislukken, door bv. mitrailleurs.
● Verdun en de Somme, uitputtingsslagen als tactiek
Het enorme dodental was onvermijdelijk volgens de leiders. Ze gingen ervan uit dat de vijand zich
eerder dan zijzelf zouden opgeven bij gebrek aan voldoende mankracht.
De Duitse generaals wilden een aanval plannen op één punt, de Slag van Verdun (februari 1916).
Niet om deze plek in te nemen, maar om de Fransen grote verliezen toe te brengen → Fransen
moeten versterking sturen naar Verdun en zouden hierdoor mankracht en materiaal uitputten.
In juli 1916 begonnen de Engelsen samen met Frankrijk een soortgelijke aanval op de Somme.
Beide aanvallen waren zonder weinig succes en brachten vooral meer verlies.
● Meer verwoestingen, thuisfront meer bij de oorlog betrokken en vooral in Duitsland
grote schaarste
○ Er waren veel meer verwoestingen door dat steden en dorpen nu werden aangevallen. Ook
door de industrialisatie en techniek was er veel meer vuurkracht.
○ Burgers waren in deze oorlog ook veel meer betrokken → Mannen moest allemaal het leger in
en vrouwen namen hun werk over. Ook kende iedereen wel iemand die dood was gegaan en
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur guidoconcordia-. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.