Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
samenvatting recht en onderneming €4,48   Ajouter au panier

Resume

samenvatting recht en onderneming

 7 vues  0 fois vendu

Dit document is een samenvatting van de hoorcolleges gegeven door Hendrik Vanhees in het studiejaar aan UAntwerpen en het boek 'Handels- en economisch recht in hoofdlijnen'.

Aperçu 4 sur 59  pages

  • Oui
  • 10 avril 2021
  • 59
  • 2019/2020
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
YaraLuytens
Inleiding tot het recht
Deel 1 : inleiding
1. Wat is recht?
1.1. definitie van het recht
 Dagdagelijks confrontatie met recht
 in privé leven (bv. Koopovereenkomst bij broodje kopen/ tramticket)
 professioneel leven (bv. Examenreglement, fraudereglement)
 Valt uiteen in 3 categorieën
 ordeningsregels: maatschappelijk gedrag ordenen (afspraken naleven, anderen mogen geen
last van ons hebben)
 afdringregels: regels dat je niet kan afdringen, is geen recht (zonder sanctie op drinken
tijdens het rijden, zou iedereen het wel doen)
 wijzigingsregels: regels waardoor het moet mogelijk zijn om alle regels te kunnen veranderen
(vroeger enkel huwelijk tussen man en vrouw, nu ook huwelijk tussen zelfde geslacht
 = geïnstutionaliseerde ordening van het menselijk handelen
 Onderverdeling:
 objectief recht: de regels zoals ze bestaan
 Subjectief recht: rechten die wij, als rechtssubject, ontlenen aan het objectief recht


2. Indeling van het nationaal recht en internationaal recht
2.1. indeling nationaal recht
 = recht dat zijn oorsprong vindt bij nationale bronnen (Bv. regels van Vlaams parlement)
 Indeling privaat en publiek recht
 privaat: regels die voorzien voor relaties tussen burgers (bv. Koopovereenkomst)
 burgerlijk recht:
 recht dat van toepassing is op burgers (bepaalt ons functioneren als burgers) bv.
Burgerlijk recht bepaalt wie je moeder en vader is en welke rechten en plichten je als
kind krijgt, nalatenschap, huwelijk,…. Als er niet aan de regels wordt gehouden, zal
jijzelf beslissen of er een sanctie komt
 regels vind je terug in BW: burgerlijk wetboek= basiswetboek + afzonderlijke wetten
 ondernemingsrecht:
 recht dat van toepassing voor ondernemingen
 andere regels dan burgerlijk recht omdat het soepeler moet zijn
 3 fasen worden bepaalt door recht: geboorte (wie is onderneming, wat moet die
doen), functioneren (recht geeft technieken om handel te drijven), overlijden
(faillissement)
 regels vind je terug in W.E.R. = wetboek van economisch recht dat bestaat uit
verschillende boeken van 1 tot 20. Elk boek heeft betrekking tot een specifieke
betrekking + afzonderlijke wetgeving: WVV : wetboek van vennootschap en
verenigingen
 privaat rechtelijk procesrecht: gerechtelijk recht:
 de afdwingregels die het burgerlijk en ondernemingsrecht afdwingt, organiseert van
rechtelijke structuur, bepaalt processen om je rechten af te dwingen
 regels te vinden in gerechtelijk werkboek + afzonderlijke wetgeving
 publiek: regels waarbij de overheid vermengd is, regels over relatie tussen burgers en
overheid (bv. Belastingen betalen), regels over relatie tussen verschillende overheden
 grondwettelijk recht: regels over basis van ons rechtstelsel, staat in de
 grondwet: die bestaat uit:
 organisatie staatstructuur (gemeenten, gewesten,…)
 rechten en vrijheden (recht op vrije meningsuiting, vrijheid van het onderwijs)
 beginselen waarop onze democratie gebaseerd is (bv. Scheiding der machten)

,  bestuursrecht: recht dat betrekking heeft op de organisatie van de uitvoerende macht
(regering) bv. Werking gemeentes, statuut ambtenaar)
 fiscaalrecht: regelt deels verhouding tussen burgers en overheid
 BTW- wetboek
 WIB: wetboek van inkomstbelasting + afzonderlijke wetgeving
 strafrecht: in de maatschappij zijn er een aantal dingen die we niet aanvaarden (bv.
diefstal, moord,…) en als deze dingen toch gebeuren zal er een sanctie op gesteld
worden --> overheid beslist dus dat er een sanctie moet komen, jijzelf niet
 strafwetboek + afzonderlijke wetgeving
 strafprocesrecht: tegenhanger van gerechtelijk recht, afdwinging van het strafrecht
(aanhouding, welke termijn voor onderzoeksrechter,… )
 wetboek van strafvordering
 is het onderscheidt tussen privaat en publiek recht relevant:
 onderscheidt vervaagt stilaan
 juridische problemen vaak aspecten van privaat en publiek
 Europees recht maakt geen verschil tussen privaat en publiek recht
 verschuiving van de overheid doet niet enkel beroep op publiek recht maar gebruikt
ook technieken van privaat recht (bv. Verwerven van eigendom door overheid:
aankopen van gronden voor fietspad naast straat te maken door koop-
verkoopovereenkomsten i.p.v. onteigening) (bv. Overheid werkt niet alleen meer
met ambtenaren maar ook met wn's met arbeidsovereenkomsten)
 reden onderscheidt: verschil tussen aard van regels.
 privaat recht:
 wordt gekenmerkt door regels van suppletief = aanvullend recht men kan van de
regels afwijken, als er geen afspraken worden gemaakt wordt dewetgeving
automatisch toegepast.
 Tegenwoordig zijn er ook regels van dwingend recht, men kan er niet van
afwijken verschil dwingend en openbare orde: bij openbare orde is het een
dwingende regel maar die is van belang voor het vrijstellen van onze
maatschappij. Dwingende regels stellen enkel belangen van een particulieren en
ondernemingen veilig
 publiek recht wordt gekenmerkt door regels van openbare orde: men kan niet
van de regels afwijken want de regels zijn dwingend
 Er zijn tegenwoordig ook rechtstakken die je in beide categorieënkan onderdelen.
 economisch recht:
 is onderdeel van het ondernemingsrecht.
 Het economisch recht is het recht dat betrekking heeft op het functioneren van
de markt en het kartelrecht. Maar kartelrecht is een recht waarbij de overheid
zegt dat dat niet mag dus dat zou onder publiek recht moeten staan
 sociaal recht: behoort tot publiek en privaat recht, er zit arbeidsrecht in (individueel:
individuele arbeidsovereenkomst: privaat en collectief: onderhandeling tussen wg's
en vakbonden: privaat) maar ook het sociale zekerheidsstelsel: publiek


1. indeling internationaal recht
 = recht dat niet een nationale bron heeft
 Onderdelen:
 internationaal privaat recht:
 geeft aan welk nationale recht u toepast op rechtsituaties waar een vreemd element in
zit
 wetboek internationaal privaat recht (nationaal) + internationale verdragen die bepalen
welk nationaal recht
 internationaal publiek recht= volkerenrecht:

,  relaties tussen landen en tussen landen en internationale organisaties en tussen de
internationale organisaties
 bron: internationale verdragen: ingedeeld in privaat recht (handelsverdragen) en publiek
recht (uitleveringsverdragen)  verdragen moeten eerst onderhandeld worden, dan
ondertekend en daarna moet het parlement toestemming geven en daarna wordt het in
werking gesteld  vaak extra regels voor landen maar niet voor burgers
 Europees recht:
 samenwerking tussen de lidstaten waarbij ze bevoegdheden overdragen aan de
Europese unie (de lidstaten voeren deze bevoegdheden dus niet meer uit)
 constructie wordt gekenmerkt door 2 beginselen:
 primauteit of voorrang van Europese recht:
 Europese recht heeft voorrang op alle andere normen (bv. Europese recht staat
boven grondwet, alles wat in grondwet staat moet dus volgens Europees recht
zijn)
 directe of rechtstreekse werking: je kan direct beroepen bij een rechter op de regels van het
Europese recht, zonder dat die omgezet zijn in Belgische wetgeving


deel 2: publiek recht
1. publiek recht
 Rechtstaat:
 een staat is er in de eerste plaats om de belangen en de vrijheden van de onderdanen vrij te
stellen (bv. Recht op vrije meningsuiting, …)
 sommige landen zijn niet in staat om het principe van rechtstaat te handhaven (bv.
dictatuur en nazisme in Duitsland)
 Na WO II: EVRM: Europees verdrag voor de rechten van de mens
 gesloten binnen raad van Europa: rechten en vrijheden van mensen staan hierin
 Afdwingbaar
 Wetstaat:
 wetgeving die rechten aan burgers geeft maar niet alle klassen kunnen profiteren van deze
rechten  extra wetten gemaakt om meer gelijkheid te krijgen en de zwakke burgers te
beschermen (bv. Sociaal zekerheidsstelsel) en ook extra dwingende regels.
 Gevaar voor overregulering, ze willen minder regels maar in praktijk gebeurt dit niet
 3 staatsmachten:
 Wetgevende macht: instanties die wetgeving maken (bv. Federaal parlement, Vlaams
parlement, …)
 Uitvoerende macht: instanties die zich bezig houden met het uitvoeren van de macht (bv.
Koning (juridische figuur want koning heeft opzich geen macht), regering)
 Rechterlijke macht: instantie die de regels toepassen en de naleving ervan
 Onafhankelijkheid van de staatsmachten:
 elke macht moet uit verschillende instanties komen, als alles van 1 instanties komen heb
je dictatuur. Daarom mag geen enkele macht instructies geven aan een andere macht.
 De machten beïnvloeden en controleren mekaar wel (bv. Rechters worden benoemd
door uitvoerende macht, wetgevende macht moet vertrouwen geven aan uitvoerende
macht, de wetgevende macht kiest hoeveel geld de uitvoerende macht krijgt)
 Schema België:

Macht Instelling Bevoegdheid
Wetgevende macht Parlement en koning  Maken van wetten
 Controleren van de
uitvoerende macht
 Recht van onderzoek 
onderzoekcommissies op
andere machten

, Uitvoerende macht Koning en regering Land leiden
De wetten uitvoeren
Staatsapparaat beheren
Rechters benoemen
Rechtelijke macht De hoven en rechtbanken  Geschillen beslechten
 Wetgevende en
uitvoerende macht
controleren

 Democratisch beginsel:
 de wetgevende macht ligt bij rechtstreeks verkozen vertegenwoordigers
 probleem vanuit EU: democratisch deficit: Europese parlement is samen met raad van
minister (minister van de 28 lidstaten, partijen kiezen zelf minister) zijn de wetgevers.
Wetgevende macht ligt dus niet enkel in de handen van rechtstreeks verkozen
vertegenwoordigers

2. Europese unie
2.1. Historisch:
 Tot stand gekomen in de jaren 50: eerste samenwerking EGKS = Europese gemeenschap voor
kolen en stalen:
 na WO2 wouden de Europese landen opnieuw samenwerken met Duitsland op gebeid
van kolen en staal (gb en frankrijk wouden eigenlijk verhinderen dat Duitsland terug een
grootmacht werd door ermee samen te werken)
 bestaat nu niet meer
 Hierna EEG: europese economische gemeenschap en euratom: samenwerking op vlak van
atoomenergie)
 EEG: politieke eenmaking in Europa maar moeilijk te verwezen omdat men alle regels
hetzelfde zou moeten maken --> eerst economische samenwerking en dan zouden we
een spilovereffect krijgen (als we eerst economisch samen kunnen werken zullen we
daarna ook vanzelf politiek één worden) --> heeft niet gewerkt: politiek zijn we nog niet
één
 Omdat spil-over niet werkte wouden ze samenwerking groter maken --> EG: europese
gemeenschap: het aantal beleidsdomeinen waarop ze samen actief waren is uitgebreid (ook
milieu, cultuur,…)
 EG heeft zich omgevormd tot EU

2.2. Politieke instellingen:
 Europees parlement:
 Bestaat uit rechtstreeks vertegenwoordigers dat om de 5 jaar gekozen wordt
 Vroeger werd het samengesteld door nationale vertegenwoordigers
 Één van de wetgevers van EU
 Raad van de Europese unie = raad van ministers
 Bestaat uit de ministers van de lidstaten  minister vertegenwoordigen de nationale
belangen
 Basisraad: ministers van buitenlandse staten van de lidstaten --> voor algemene
problemen
 Als het over een bepaald domein gaat, gaan de ministers van dat domein samenkomen
 Hierdoor kan de raad op dezelfde moment over verschillende domeinen vergaderen
 Als het gaat over materies die in België een materie zijn van een gewest of gemeenschap,
is er in België afgesproken wie van de gewesten of gemeenschap zal gaan
 Één van de wetgevers
 Democratisch dificit: omdat de ministers geen verantwoording moeten afleggen aan de
burgers

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur YaraLuytens. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80364 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,48
  • (0)
  Ajouter