Samenvatting OG’s
OG 1 enkele begrippen met betrekking tot het objectieve recht
Sanctie is ≠ straf straf opgelegd in het strafwetboek
Lex generalis: gemeen recht
Lex specialis: uitzonderingsrecht
Uitzonderingsrecht heeft altijd voorrang op het gemeen recht, uitzonderingsrecht bestaat
om extra bescherming te bieden aan de zwakkere partij
Openbare orde algemeen belang en niet voor particulier belang, dwingend
Dwingend recht mag niet van afgeweken worden
Aanvullend recht afwijking waar beide partijen mee akkoord gaan, nog steeds dwingend
Ex tunc: vanaf toen, terugplaatsen in situatie voor de overeenkomst werd gemaakt
Contra legem: iets dat tegen een juridische norm ingaat
Consensualisme: loutere wilsovereenkomst volstaat
Wettig: rechtsgeldig
Wettelijk: in een wet vastgelegd
Nietigheid: ongeldigheid als er iets mis is met de geldigheid, contract wordt geacht nooit te
hebben bestaan, retroactief
Ontbinding: beëindiging van een overeenkomst als sanctie van niet-nakoming van het
contract, niet retroactief
Soorten nietigheid:
- Absolute nietigheid: door de schending van de openbare orde, betreffende de
essentiële staatsbelangen en fundamenten van onze sociale, economische en morele
orde. Iedereen kan deze op elk moment inroepen en de rechter moet dit ambtshalve
inroepen, bescherming van openbare orde
- Relatieve nietigheid: categorieën van rechtssubjecten worden beschermd door
normen van het dwingend recht. Kan enkel in het begin van het proces ingeroepen
worden, in limine lites (voor elk verweer) , bescherming van een bepaalde groep
rechtsfeit: alle feiten waaraan het objectieve recht gevolgen hecht (dus ook
rechtshandelingen), zonder de wil of bedoeling van die rechterlijke gevolgen beoogd te
hebben
rechts relevante feiten: feiten waaraan het recht gevolgen knoopt
,Rechtshandeling: handeling waaraan het recht de door het handelende rechtssubject
beoogde rechtsgevolgen verbindt
OG 2: rechtsgeschiedenis
Laat-Romeinse periode
Justinianus
Corpus Iuris Civilis Codificatie van het « Romeins » recht (6 eeuw)
e
Vroege Middeleeuwen (6 – 11 eeuw)
e e
Lokaal recht
Gewoonterecht
Vooral ongeschreven
Late Middeleeuwen (12 – 15 eeuw)
e e
Herontdekking Romeins recht
Ontstaan van “ius commune”
Gedeelde rechtscultuur: mix van Romeinse, canonieke en lokale elementen
Glossatoren: glossen worden in marges geschreven om teksten te verduidelijken (Accurius)
Commentatoren: maken het Romeinse Recht praktisch nuttig (Bartolus)
Centrum: Italië
Humanisme (16 – 17 eeuw)
e e
Europees fenomeen
Verbetering rechtscultuur
Kritisch t.o.v. Romeins recht
Men keek niet meer naar de glossen, wel naar originele tekst
Praktijk gericht tendens
Invloed van ius commune afhankelijk van lokale omstandigheden (Z meer ius commune/ N
meer lokaal recht)
Centrum: Frankrijk
Verlichting (18 eeuw)
e
, Ontwikkeling natuurrecht
Gebaseerd op rede
Universeel karakter
Eerste codificatie (Code Civil, 1804), 1 nieuw recht voor heel het land, lookaal gewoonterecht
verdwijnt
Eerste kiemen nationale rechtstelsel, door de codificaties
19 eeuw
e
Recht wordt nationaal
Wetgeving belangrijkste bron van recht
Centrum: Duitsland
Pandektistiek = ontwikkeling van abstracte concepten en juridische systemen,
verwetenschappelijking recht
20 eeuw
e
Technische, autoriteitsgerichte benadering
Recht wordt beleidsinstrument om welvaartsstaat uit te bouwen
Amerikaanse invloeden
Aandacht voor rechtsvergelijking
Begin van Europese eenmaking
Wetgeving = belangrijkste bron van recht
21 eeuw
e
Verdere Europeanisering
“Unity in diversity”
EU: Brexit is uitzondering
Europese Unie houdt zich met veel recht bezig, veel van ons recht is afkomstig van EU, veel
hetzelfde in andere landen
Digesten: verzameling juridische casuïstiek, codificatie, uittreksels uit geschriften van de grote
romeinse juristen uit bloeiperiode van het Romeinse recht
Glossen: auteur: glossatoren, interlineaire glossen, marginale glossen en verwijzingen naar andere
plaatsen in het corpus iuris
Suppa codicis: samenvatting van glossen, auteurs: hoogleraren
Constitutie in materiële en formele zin
a) Materieel: samenstelling van de staat: wetgeving, rechtspraak en bestuur
b) Formeel: synoniem voor grondwet. Basistekst met fundamentele opties en moeilijker
wijzigbaar. Twee thema’s: grondrechten en de organisatie van de staat
Magna Charta 1215 = Belang: verbod van willekeurige straffen, verbod van rechtsweigering, due
process.
Zwaktes: beperkte draagwijdte (enkel voor de ‘vrijen’), beperkte afdwingbaarheid (‘enforcement
clause’ snel buiten spel gezet) (Context: kwam tot stand ten tijde van de feodaliteit, Engelse koning Jan
zonder Land wilde bijkomende belastingen heffen om oorlog met Frankrijk te bekostigen).
c) Petition of Rights = vorst erkent dat hij onderworpen is aan het recht -> absolutistisch
geregeerd.
d) Habeas Corpus Act = ingevoerd als akte van het parlement van Engeland; bescherming tegen
willekeurige opsluiting.