Hoofstuk 12: Emmanuel Levinas en Hannah Arendt: alteriteit en pluraliteit?
De filosofie in de 20e eeuw
In de 20e eeuw nam de diversificatie een hoge vlucht. Je kan de filosofie in deze eeuw met
wat overdrijven in een Angelsaksische en een continentale richting indelen.
- De eerste laat zich meedrijven op het succes van wetenschap en technologie en is sterk
analytisch en positivistisch van aard. Deze stroming leunt op wetenschap, wiskunde, logica
en taal. De belangrijkste thema’s zijn taal, kennis-en wetenschapsleer. De belangrijkste
figuur is Wittgenstein.
- De tweede stroming omvat de fenomenologie en het existentialisme. Het ontwikkelt zich
in het zog van de 19e-eeuwse filosoof Kierkegaard en met als grondleggers Husserl en
Heidegger. In deze stroming spelen begrippen als (mijn) leefwereld en zingeving een
prominente rol.
- Binnen de continentale filosofie ontspruit er ook een tak met een sterke
maatschappijkritische inslag (filosofie probeerde maatschappij te begrijpen, nu is het tijd
om deze te veranderen, Karl Marx). Hierin passen de school van Frankfurt, met Habermas,
maar ook eigenzinnige denkers zoals Ivan Illich en Paolo Freire.
- Nog een andere tak bouwt verder op Nietzsche en ondergraaft verder alle aannames en
illusies van het modernisme, vandaar de naam ‘postmodernisme’.
De 2 filosofen in dit hoofdstuk hebben allebei wortels in de fenomenologie van Husserl en
Heidegger. Het gaat over Emmanuel Levinas en Hannah Arendt. Beide vertrekken in
navolging van Heidegger, van het feit dat de mens ‘geworpen’ is in de wereld. Heidegger
noemt deze geworpenheid het Dasein (het bewustzijn er te zijn) en poneert dat elk Dasein
ook een Mit Sein is. je bent mens in de wereld en dit betekent: met soortgenoten. Daarnaast
ben je een tijdelijk wezen, je bent ‘ten dode’, en die eindigheid dwingt je tot authenticiteit.
Beide filosofen waren gelouterd dor de gruwelen van de oorlog en de Holocaust en voelden
beide de noodzaak de manier van denken in het Westen over het zelf en de anderen te
analyseren. Levinas’ filosofie draait om het begrip alteriteit dat hij tegenover egoïsme
plaatst, en hij vertrekt vanuit de ethiek. Het centrale concept bij Arendt is dat van de
pluraliteit en haar domein is dat van de politiek. Beide denkers vullen elkaar aan. Ze
benaderen beide de relatie van de mens met de medemens van 2 kanten: Levinas kijkt
vanop microniveau en maakt een onderscheid tussen totaliserende en een betrokken
transcendente benadering. Arendt analyseert vanop macroniveau, en haar onderscheid is er
een tussen een totalitair regime en een maatschappij waarin de mensen participeren in de
politiek.
Het appel van Emmanuel Levinas
Situering
Hij werd in Litouwen geboren, leefde in Oekraïne, emigreerde naar Frankrijk en ontwikkelde
zich onder invloed van Husserl, Heidegger en Bergson tot filosoof. Zijn ervaringen als Jood
tijde de 2e wereldoorlog, waarbij hij zijn hele familie verloor en zelf krijgsgevangene was,
hebben zijn denken ingrijpend beïnvloed.
Hij gaat op zoek naar een ander perspectief op wat het betekent mens te zijn, en tracht hij
de ambivalentie te begrijpen van de egoïstische mens die enerzijds op zoek gaat naar het
eigen geluk, en anderzijds in staat is zichzelf weg te cijferen voor de Ander buiten beeld.
Tegenover deze egologie poneert hij een alterologie. In die benadering put hij uit de Joodse
tradities binnen Talmoed en Thora en het belang van de taal, en formuleert hij een nieuwe
manier om ons mens-zijn te begrijpen.
, Levinas en ‘het gelaat van de ander’
Hij ontkent niet dat egoïsme de fundamentele structuur is van elk individueel streven, en hij
erkent dat mensen in de eerste plaats met zichzelf begaan zijn en gericht zijn op het eigen
voordeel. We zijn geneigd de medemensen te ‘totaliseren’, de ander niet te erkennen in zijn
uniciteit, hem te willen veranderen en controleren, en in meer extreme vorm hem te
bekampen in oorlog en te onderwerpen in slavernij. Totaliseren betekent voor hem iets tot
hetzelfde maken, waarbij de individualiteit verloren gaat. Hij ziet dit ook in de Westerse
filosofie vanaf Plato en ook bij zijn leermeester Heidegger. De medemens speelt steeds een
bijrol, hoogstens al een naam – en vormloze ‘men’ en als een object. Di is niet zo in religies
van niet-westerse culturen. Zo is ‘heb je naaste lief als jezelf’ de belangrijkste regel in het
christendom en judaïsme.
Mensen worden pas mens als ze die zelfgenoegzaamheid en totalisering achter zich kunnen
laten en in staat zijn tot authentiek contact met wat hij ‘de Ander’ noemt. Hij schrijft dit met
een hoofdletter om te duiden dat niet zomaar om gelijk welke gewone andere persoon gaat,
maar om wat hij ‘de transcendente Ander’ noemt, degene die anders is als mij en door zijn
anders zijn mij ter verantwoording roept.
Het is deze intersubjectiviteit, de relatie van mezelf met de Ander, die hem interesseert en
de basis vormt van zijn filosofie. Het leverde bijvoorbeeld geen enkel voordeel op om Joden
te verbergen, want zij die het deden riskeerden hun leven, maar toch deden er het.
(bederaar en dienster). Waarom doen mensen het goede? -> We doen dit omdat we niet
ander kunnen wanneer we geraakt worden door het ‘gelaat van de Ander’.
De Ander manifesteert zich volledig als Ander in de ‘verschijning van het gelaat’. De ander
verschijnt als absoluut anders en confronteert ons met onze onbewuste drang naar
oneindigheid en zingeving. Hij noemt dit contact ook ‘het spoor van God’. In het gelaat van
de Ander herkennen we God. De Ander doet hierbij een beroep, een appel, op mij en vanuit
dit appel ontstaat mijn plicht om zorg te dragen voor die Ander.
Dit geraakt worden door de Ander is het centrale concept en het uitgangspunt van de
filosofie van Levinas. Hij noemt dit ethiek. Ethiek verstaat hij dus als een intersubjectieve
relatie waarbij de ander een appel op me doet en me ‘dwingt’ om te antwoorden.
Zo kan je telkens opnieuw een bedelaar voorbijlopen, maar wanneer hij in jouw ogen kijkt,
word je geraakt. Zijn blik vraagt om hulp van jou. Hiermee dringt de hulpvrager in jou
bestaan en eist hij dat je jouw verantwoordelijkheid opneemt. Ook indien je liever wegloopt,
kan je niet vermijden dat je je aangesproken voelt en een positie moet innemen. In het
ontwijken van de blik van de Ander, schuilt het begin van geweld.
Van appel tot effectieve hulp
Het appel is dus een vraag om hulp en aandacht. Deze kan vermomd aanwezig zijn in een
houding of gedrag. (lichaamshouding)
Dit appel is de uitnodiging om je in te zetten en zorg te dragen voor die ander. Het is de
vraag om de ander bevrediging of geluk te bezorgen, en dit brengt ons denkproces op gang.
Want alvorens hulp aan te bieden, dien ik stil te staan bij de situatie en die in te schatten.
Wat is er aan de hand?, Wat scheelt er?, Wat ken ik doen?. Ik besef dat ik ook hulp voor
mezelf moet blijven dragen, dus ik zoek naar manieren waarop ik adequaat hulp kan bieden,
hierbij al dan niet ondersteund door mijn deskundigheid en door bestaande regels en
protocollen.