Interculturele pedagogiek
Inleiding
Wetenschappelijk onderzoek => diversiteit als trigger voor creativiteit en innovatie
Homogeniteit als handicap in sectoren (= alle sectoren bij kenniseconomie) waar nood is
aan creativiteit en innovatie
Kansenparels: gemiste kansen bij grote problemen
Centraal uitgangspunt: etnische diversiteit in het onderwijs moet niet noodzakelijk in problemen
resulteren (is een uitdaging)
Bevraging: 17% van de Vlaamse leraren voel zich competent om lest te geven in een
multiculturele of meertalige context
Foute stellingen die deel van het probleem vormen
- Jongere kinderen discrimineren niet
- Zwarte scholen zijn minder goed
- Racisme heeft te maken met slechte bedoelingen
- Leerkrachten zouden raciale verschillen best negeren
- Taalfouten niet explicieter verbeterd moeten worden
Inhoud
H1:
Begrippen: etniciteit, ras, migratieachtergrond, cultuur, identiteit, moedertaal, nationale
origine,… (kan examenvraag zijn)
H2:
Over structurele uitdagingen ivm etnische diversiteit in het onderwijs
Het rad van ongelijkheid: ongelijkheid, segregatie, stereotypen, vooroordelen, lage
verwachtingen, discriminatie en racisme
H3:
Rol leerling zelf (niet enkel passief slachtoffer van structurele factoren)
Handelingen, culturele (talige en religieuze) achtergrond
Besluit: culturele gemeenschappen van leerlingen zelf staan kunnen aan het stuurwiel
staan om het rad van ongelijkheid om te keren
H4:
Rol actoren: instanties en beleidmakers: politiek, school en gezin
& praktijkvoorbeelden
H5
, Samenvattingen
H1: Waar gaat het over
1.1 Twee gekleurde klasfoto’s
30 jaar geleden: lagere school in Limburg. Parallelklassen: 2A en 2B
!Etnische samenstelling
- 2A: doorsnee Vlaamse schoolklas
Vooral autochtoon met 2 Turkse en 2 Italiaanse origine
Lokale middenklasse
Meester: veel ervaring
- 2B: 6 jongens van Turkse origine
Allemaal in België geboren, spreken Nederlands
Buiten 1, allemaal van dezelfde kleuterschool
Uit armoede, precaire jobs en werkloosheid
Juf: eerste jaar en hebben ook nog andere leeraren
Krijgen ook lessen Turkse taal en cultuur (samen met Turkse lln 2A)
In contact met autoctone leerlingen 2A: bij tegen elkaar voetballen in speeltijd -> ruzie
Etnische verschillen gezien door samenleving: wij, ouders, leraren, leerlingen
- Origine
- Klasse
Perceptie SL: 2A gezonde mix: kinderen zien onderscheid ook
1.2 Etniciteit
= “De veronderstelde gemeenschappelijke afkomst van een groep van mensen” = SUBJECTIEF
Etnische groep = mensen die specifiek gemeenschappelijk afkomst (denken te) hebben
=> Iedereen heeft een etniciteit
!”Veronderstelde”: is geen inherente eigenschap / objectief vaststelbaar en extern
bepaald=> een veronderstelling / sociaal constateren = sociaal construct
!!Onderschat de invloed van een sociaal construct niet, geld is ook maar papier
!”Gemeenschappelijke afkomst” kan op nationale/regionale origine, moedertaal, ras,
religie => als we gemeenschappelijke afkomst zien wordt het een etnisch kenmerk
!Historische en politieke verschuivingen in welke dimensie benadrukt wordt
(Vb voor 9/11 spraken we amper over ‘moslims’, toen meer origine ‘Turk’)
Dagelijks leven ‘etnisch’ vaak gebruikt als synoniem voor ‘exotisch’/donkere huidskleur
,!Etnisch is ook voor de meerderheid: autochtonen worden niet gezien als drager van een etnie
= Etnische meerderheid <-> etnische minderheden (!≠ allochtoon: kan niet helder
gedefinieerd/afgebakend worden)
Willem Schinkel (2008): Nederlandse socioloog benoemde dit als ‘dispensatie van etniciteit’
1.2.1 Autochtonen
Blanke / witte personen zónder (recente) geschiedenis van migratie OOK gemeenschappelijke
afkomst
-> Worden in Vlaanderen ook ‘autochtonen’ genoemd
= Inboorlingen van Vlaanderen (= grootste etnische groep in Vlaanderen)
!Niet elke niet-autochtoon is een allochtoon (gaat denk ik over hoe dekbevolking dit benoemt: zie
West-Europese, blank/witte immigranten)
1.3 Afkomst op basis van …
Klas 2B: toen (1992) gezien als ‘Turken’ nu als ‘moslims’
-> Toen religie minder op voorgrond dan nationale origine: (vreemdelingenprobleem ipv
nu islamitisering)
=> Etnische groepen afbakenen obv uiterlijke kenmerken, land van herkomst en religie
4 dimensies van etniciteit => etniciteit is multidimensionaal
(Om etnische groepen te kunnen onderscheiden van anderen)
- Nationale/regionale origine
- Moedertaal
- Religie
- Ras
- … (er zijn er meer mogelijk)
1.3.1 Etniciteit obv nationale en regionale origine
Etniciteit in West-Europa: vaak verwijzing naar nationale/regionale origine van groepen
=> Migratiegeschiedenis
Land/regio van afkomst (mensen en hun (groot)ouders)
De grootste etnisch-nationale groepen in België
1. Autochtonen: de inboorlingen van België (# daalt)
Hun (groot)ouders geboren in België
2. Nederlanders
Huidige demogra sche kaart begrijpen
fi
, - 20ste eeuw: migratiegolven naar West-Europa -> krappe arbeidsmarkt => ‘gastarbeiders’
Kwamen eerst uit Zuid-Europa, daarna uit Turkije en Marokko en beperkt uit Congo =
arbeidsmigranten
- 1974: migratiestop
- Daarna: immigratie bleef groeien (vooral door gezinshereniging) in grote steden en rond
Limburgse mijnen (~ klasfoto’s)
- Concentraties nog steeds zichtbaar => immigranten 20ste eeuw vrij homogene achtergrond
- Na ’00: sterke toename immigranten (van andere aard)
=> Zeer diverse sociaaleconomische achtergrond en nationale origine
- Immigratiegolf vluchtelingen uit oorlogsgebieden: deel uit hoogopgeleiden
- Vanaf jaren 2000: ’Superdiversiteit’ door de vele migranten en sterke interne heterogeniteit
-> Kwantitatief: Steden als Antwerpen en Brussel: majority-minority cities: meerderheid
mensen gevormd door etnische minderheden
-> Kwalitatief: zien heel wat verschillende groepen/minderheden
Zien: niet-westerse immigranten relatief jong => zichtbaar op school
1.3.1.1 Nationaliteit als indicator voor nationale origine
Voor 1980: voor velen viel nationale origine samen met hun nationaliteit / staatsburgerschap
=> Groep ‘Belgen’ en groep ‘vreemdelingen’
=> Nationaliteit als indicator voor etnisch-nationale achtergrond
Vandaag: steeds meer ‘vreemdelingen’ krijgen Belgische nationaliteit (= naturalisatie) (is geen
toevallige selectie)
=> Discussie of nationaliteit een indicatie voor nationale origine is
=> Mogelijk verkeerde conclusies door vergelijking van mensen obv nationaliteit
!Nationaliteit is steeds minder goede indicator van etnische origine: andere etnische origine
hebben Belgische nationaliteiten
-> Betere indicator: geboorteland ((groot)ouders)
1.3.1.2 Geboorteland als indicator voor nationale origine
Geboorteland van mensen en hun (groot)ouders
= Belangrijkste indicator voor onderzoek etnische diversiteit in Vlaanderen
=> ‘Turkse’ lln: meestel lln (met (groot)ouders) geboren in Turkije
-> Eerste- (ll in buitenland geboren), tweede- (≥1 ouders in buitenland geboren), en
derdegeneratie migranten (≥1 grootouder in buitenland geboren)