Godsdienst A:
zelfstudie
Katholieke feesten en rituelen
Katholieke feesten
Advent- kerstmis
Een algemeen menselijke ervaring
In deze periode van het jaar ervaren we sterk de afname van het licht en de warmte doordat de
kracht van de zon op het noordelijk halfrond afneemt. Mensen reageren minder uitbundig en
trekken dikke en donkere kledij aan. Ze haasten zich vlugger door het verkeer, van buiten rap naar
binnen. Hun hoofd tussen de schouders en handen in de zakken. Ze lopen dichter bij elkaar, arm in
arm om warmer te hebben. Ze zoeken de warmte op bij de haard, de centrale verwarming, de
kachels. Door de duisternis zien mensen minder goed wat zich rondom hen afspeelt. Ze voelen zich
vaak onveiliger en angstiger en onzekerder in hun handelingen. Daardoor haasten ze zich naar
plekken waar er meer licht is en willen snel naar huis.
De mensen komen minder naar buiten als het donker en koud is. Om het warm te maken, steken ze
de verwarming of de haard aan en kaarsen voor de gezelligheid. Het zijn tekenen van het afnemende
levensgevoel in de donkere periode van de winter waarbij de koude en de duisternis het lijken te
winnen van de warmte en het licht.
Germaanse wortels
Terwijl het (zon)licht zwakker werd en de dagen korter, maakte de overvloed van de oogst geleidelijk
aan plaats voor een soms genadeloze strijd om te overleven. Rond 22 december kwamen er de
momenten dat de zon bleek stil te staan. Voor de Germanen was de tijd dat de zon een aantal dagen
stilstond aan de hemel, de 'winterzonnewende', het heiligste feest van het jaar.
Als de zon stilstond, zo dachten de Germanen, 'werkte' zij niet. Het zou goed zijn als de mensen uit
eerbied voor de zon het werk neerleggen. Gedurende de tijd dat de zon aan de hemel stilstond,
lieten de Germanen daarom alle arbeid rusten. Geen wagen- of spinnenwiel mocht draaien.
Symbolisch werd dit uitgedrukt door een met bosgroen versierd wagenrad aan het plafond van de
woning te hangen.
Elk jaar opnieuw leek het er aanvankelijk alles van te hebben, dat het licht en daarmee het leven het
onderspit zouden delven. Toch bleek de hoop op en de verwachting naar het licht onstuitbaar. Om
die hoop uit te beelden en te ondersteunen brandden de Germanen grote vuren als ondersteuning
van het licht en de zon. Dergelijke vuren waren bedoeld als grondige reiniging van zichzelf en van
huis en haard, als afweermiddel tegen de boze geesten van de duisternis, als onderstreping van het
welkom zijn van het nieuwe jaar en de nieuwe zon.
Met dezelfde bedoelingen trok men ook rond met brandende fakkels en maakte men van takken en
stro een rad, dat als symbool van de zon en van de eeuwige cirkelgang ervan brandend van een
helling werd gerold. Ze drukten daarbij de hoop en het verlangen naar meer licht en leven uit.
Vanaf 22 december beginnen de dagen stilaan te lengen, het verminderende licht komt op een
keerpunt, het herwint aan kracht. De midwinterzonnewende wordt een feit. Het moment van het
keren van de duisternis, de ombuiging naar het licht wordt gevierd. De levensverwachting, de hoop,
de nieuwe vruchtbaarheid wordt gevierd, want telkens opnieuw blijkt het (zon)licht het laatste
woord en de langste adem te hebben.
1
, Godsdienst A:
zelfstudie
Een ronde zonnecirkel
Het midwinterfeest, bij de Germanen “Julfeest” genoemd, werd gevierd in de "Julmond" (december),
met "Julbrod", brood gebakken in de vorm van zonneraderen, van slangen of van hoorntjes. "Jul" in
het Germaans betekent "wiel" of "rad". Het rad van de zon dat blijkt stil te staan. Het wiel, het rad
dat niet draait wordt symbolisch opgehangen, de vuren worden (zoals de zon) gedoofd en later
opnieuw aangestoken. Het brood werd en wordt nog steeds gebakken in de vorm van een cirkel, van
een rad, waarop kaarsen aangebracht werden, ter verduidelijking van het zonnerad. Het rad van de
zon symboliseerde ook de eeuwige wederkeer van de seizoenen, de steeds herlevende
vruchtbaarheid van het groene gewas. De cirkel van geboren worden, groeien, bloeien, vrucht en
zaad dragen en weer sterven om nadien weer op te rijzen. Vandaar dat vele adventskransen met
vruchten en zaden worden bekleed: appels, sparappels, noten enz.
Romeinse wortels
Bij de Romeinen werd het feest van de onoverwinnelijke zon gevierd. De volgelingen van Mithras,
de lichtgod, identificeerden hun god met de zon. In een besloten kring van ingewijden werd op 25
december - de dag van de winterzonnewende - de geboortedag gevierd van Mithras oftewel van de
onoverwinnelijke zon. Dat werd uitgebeeld door optochten met beelden van een pasgeboren kind.
Ook vierde men de dood van het oude jaar en de geboorte van het nieuwe gedurende ongeveer een
week ter ere van Saturnus, de zogeheten Saturnalia. Saturnus werd door de Romeinen vereerd als de
god van de landbouw en meer specifiek van het zaaien en de zaaitijd. De huizen werden versierd met
takken 'heilige' hulst en klimop voor Saturnus, als bescherming tegen het kwade. Overal werden
grote feestmaaltijden aangericht en men ging bij vrienden en verwanten op bezoek.
Men bedacht elkaar met kleine cadeautjes, waarbij vooral de kinderen wel vaarden. De geschenken
die zo uitgewisseld werden, waren vooral speciaal voor de gelegenheid gebakken beeldjes van
aardewerk en waskaarsen die het zonlicht verbeelden en die de terugkeer van dat licht mee zeker
moesten stellen.
Christelijke betekenis
De periode van de advent is een christelijk gebeuren van stil worden en verwachten, van
voorbereiden en leven naar het kerstfeest toe. Kerstmis is voor christenen een herdenkings- en
herinneringsmoment van de geboorte van Jezus. Zij kijken uit naar het moment dat Jezus –
'Emmanuel' of 'God-met-ons' - ook in het eigen leven geboren mag worden. De langverwachte
Messias komt als een schamel kind ter wereld, een teken van tegenspraak. In deze periode worden
christenen uitgenodigd een grondhouding van verwachting en openheid aan te nemen. Zij maken
hun hart klaar om Hem te ontvangen en opnieuw binnen te laten.
De oudste vermelding van het christelijke kerstfeest vindt men in een geschrift van 354, waarvan de
kalender teruggaat tot ongeveer 336. Het is rond de tijd dat keizer Constantijn de Grote (272-337)
zich in 313 tot christen bekeerde, dat het oosterse kerstfeest in het westen wordt overgenomen.
Paus Julius I verklaart in het jaar 330 de 25e december tot geboortedag van Christus en geeft aan 25
december een andere betekenis: niet de zon, maar Christus is "de onoverwinnelijke zon" (Sol
Invictus), "de zon der gerechtigheid" (Sol Justitiae), kortom "het licht der wereld". Zo krijgt het
midwinterfeest een christelijke betekenis. Het is vrijwel zeker, dat Kerstmis is ontstaan als christelijke
tegenhanger (of vervanger) van het Romeinse feest van de geboortedag van de zon. Later gebeurde
in onze streken bij de kerstening hetzelfde met het Germaanse Julfeest. Vanaf die tijd viert men het
feest gedurende vier dagen te beginnen op 25 december.
De advent
De adventskrans is een christelijke, symbolische, beeldende uitdrukking van verwachting en hoop.
Het woord advent, komt van het Latijnse 'adventus' wat 'de komende' betekent, 'God komt naar ons
2