Samenvatting Godsdienst
Hoofdstuk 1 : Op weg naar de kleuterklas
1. Kind in zijn wereld
Kleuter in zijn totale persoon
⇒ HHH central
⇒ Hart, hoofd, handen
⇒ Kennis, attitudes, vaardigheden
1) Getuige: engagement …
Iemand die ergens voor staat (visie ontwikkelen), mogen
groeien en zoeken
2) Specialist: informatie, inhoud, kennis (‘weten waarover je
spreekt’)
Inhoudelijke uitdieping in de cursus
3) Moderator: verbinden door communicatie
- Vakdidactiek (hoe laat ik lln levensbeschouwelijk ontwikkelen, hoe breng ik het aan, hoe laat ik
het lln ontdekken?, hoe houd ik rekening met diversiteit aan kls/levensbeschouwingen?, …
1.1. Inleiding
ZILL ⇒ harmonische ontwikkeling = holistisch mensbeeld
⇒ Ontwikkelkansen bieden (kennis, vaardigheden, attitudes)
⇒ onderwijsaanbod afstemmen (kennis, vaardigheden, attitudes)
Rugzak van het kind / Leeftijdsgroep kleuter = belangrijk
⇒ Wie is de kleuter?
⇒ Welke bagage zit er al in de rugzak?
⇒ We stemmen het niveau af
Beginsituatie = vertrekpunt om het niveau van de kleuter/klas te ontdekken
⇒ leeftijd = levensverhaal rijk aan ervaringen (rugzak)
⇒ Zone van naaste ontwikkeling = Vygotsky
⇒ Ontwikkelen = meenemen naar een stapje hoger, stukje verder in de
ontwikkeling
⇒ Een gemiddelde kleuter bestaat niet!!!!
1
, 1.2. Het kind in de wereld : een visie
Verklaring Belgische bisschoppen:
⇒ Jongeren (kleuters) erop voorbereiden om verantwoordelijkheid op te nemen in een geglobaliseerde en
pluriforme samenleving.
In vroegere werkplan => visietekst met omschrijving van visie op ‘kind in zijn wereld’
● Wondere fascinerende wereld
● Secularisatie
● (levensbeschouwelijk) pluralisme
● Uniformisering en globalisering
1.3. Kinderen en levensbeschouwing in de wereld vandaag
1.3.1. Beleving van levensbeschouwing in een veranderende wereld
● Industrialisering/technologisering
● Globalisering
● Superdiversiteit/levensbeschouwelijk pluralisme
⇒ migratiebewegingen, vluchtelingenstroom
● Secularisatie/ontkerkelijking
● Individualisering en privatisering (Religie/Katholicisme à
la carte)
1.3.2. Contactplaatsen voor religieuze opvoeding
1.3.2.1. De context van het gezin
Context van het gezin:
⇒ Op belangrijke levensmomenten
⇒ Grootouders
⇒ Grote momenten van het liturgisch-pastorale jaar
Grote verscheidenheid in betrokkenheid (en mogelijkheid tot identificatie voor de kinderen)
1.3.2.2. De context van het onderwijs
In context van school:
⇒ Keuze onderwijsnet bepaald door verschillende factoren
⇒ Levensbeschouwelijke speelt rol bij keuze
⇒ Steeds grotere diversiteit binnen katholiek onderwijs ⇒ Keuze voor katholieke
dialoogschool
Godsdienstonderwijs binnen het onderwijs in Vlaanderen:
⇒ Gemeenschapsonderwijs, gesubsidieerd officieel onderwijs (o.a. stedelijk/gemeentelijk, provinciaal):
⇒ In KK: geen levensbeschouwing/godsdienst,
⇒ vanaf 1ste lj keuze tussen erkende godsdiensten (katholieke, orthodoxe, protestantse,
calvinistische, joodse en islamitische)of niet-confessionele zedenleer.
Opgepast: verlaging leerplicht: ouders kunnen levensbeschouwing vragen
2
,gesubsidieerd vrij onderwijs (Vb. Katholiek onderwijs)
⇒ Peuterklas en 1ste KK 5’ tot 10’ per dag
⇒ 2de KK 10’ tot 15’ per dag
⇒ 3de KK 15’ tot 20’ per dag
1.3.2.3. De context van de samenleving
In context van maatschappij:
⇒ Grote periodes in het jaar:
● Kerstmis, Pasen, Allerheiligen
● Vaak uiterlijk wel opstap vanuit ervaring naar inhoudelijk werken mogelijk
⇒ Ook gebouwen, gebruiken, ….
1.3.3. Een nieuwe beginsituatie voor het godsdienstonderwijs
School tegenwoordig vaak eerste verantwoordelijkheid voor het religieuze opvoedingsproces
⇒ Grote verscheidenheid aan levensbeschouwingen
● heterogene klasgroepen: moeilijk, maar
verrijkend
⇒ ‘catechese’ godsdienst.
1.4. Kleuters ontwikkelen
1.4.1. Inleiding
● Kinderen begeleiden in hun religieuze en
levensbeschouwelijke groei: opdracht van ZILL
● Godsdienstige ontwikkeling verweven in identiteitsontwikkeling
● Groeien = proces
● Niet rechtlijnig, ontwikkeling met sprongen
1.4.2. Groeien in vertrouwen
Vertrouwen: basisgegeven christendom
⇒ Belangrijk in Zill: stimuleren van (basis)vertrouwen
( eigen ontwikkelthema binnen ontwikkelveld r.-k. godsdienst)
1.4.3. Groeien in geloven
● Basisvertrouwen:
Leven= zinvol
Geloven dat de werkelijkheid zinvol is, de moeite waard
Ik ben de moeite waard
● Fundament voor zelfvertrouwen en zelfaanvaarding (door aanvaarding en bevestiging)
● Mogelijkheid tot vertrouwen in de anderen/de Andere
3
, 1.4.3.1. Inleiding
Geloofsontwikkeling binnen sociale omgang
⇒ Ouders : eerste verantwoordelijkheid
⇒ School : tweede verantwoordelijkheid
Hangt vast aan de gewone ontwikkeling van het kind
1.4.3.2. De cognitieve ontwikkeling
Sensori-motorische fase (zuigeling) motorische reactie op zintuiglijke prikkel
Pre-operationele fase ● Ontwikkeling van taal- en voorstellingsvermogen
● Verwevenheid van fantasie en realiteit
● Dingen zijn bezield
● Kinderlijk realisme
● Egocentrisme
● logische gedachtegang
Concreet-operationele fase ● Onderscheid tussen fantasie en realiteit
● Egocentrisme
● Nood aan concrete om dingen te begrijpen: analyseren
Abstract-operationele fase ● Mogelijkheid van denken los van concrete denken
● Symbolisch denken
1.4.3.3. De morele ontwikkeling
Premoreel niveau Geen ethisch besef
● Goed: wat lust, plezier met zich meebrengt
● Slecht: wat als onaangenaam ervaren wordt.
Preconventioneel niveau Gedrag hangt af van volwassenen
● Goed: beloning/goedkeuring
● Slecht: straf/afkeuring
2 fases
● FASE 1: Strikte gehoorzaamheid en straf
● FASE 2: Voordeel en berekening
Belangrijk : standvastig en consequent regels hanteren
Illustratie: dilemma van Heinz
Conventioneel niveau Handelen afhankelijk van groep
● Goed : algemene goedkeuring
● Slecht : afkeuring door de groep
4