Mahnoor Shafi 2020 – 2021
SAMENVATTING PEDAGOGIEK
Hoofdstuk 1: Doet opvoeding ertoe?
1.1 Stelling 1: De mens is vanaf zijn geboorte volledig bepaald
(nature)
o Erfelijke aanleg (erfelijkheidsfactoren) van een kind bepaald zijn ontwikkeling
o Deze ligt vast in genen en chromosomen van dat kind
o Opvoeding kan enkel kenmerken laten ontplooien die reeds direct observeerbaar of
nog onzichtbaar aanwezig zijn, maar kan weinig bijdragen aan ontwikkeling
o Vb. lichaamslengte, geslacht, huidskleur, ...
o Mens is erfelijk gedetermineerd
o Pedagogisch pessimisme ‘kind is niet opvoedbaar’
o Ontwikkeling van kind verloopt volgens natuurlijk proces dat niet te beïnvloeden is
van buitenaf
o Opvoeding = steun verlenen aan natuurlijk ontwikkelingsproces en kan gunstige
voorwaarden scheppen om kenmerken te laten ontplooien, maar kan niet richting
bepalen waarin ontwikkeling zal verlopen
1.2 Stelling 2: De opvoeding maakt de mens tot mens (nurture)
o Milieu = (omgeving van het kind) bepaalt de menselijke ontwikkeling
o Vb. ouders, dorp, cultuur, jeugdbeweging, school, ...
o Opvoeding is almachtig = kind wordt geboren als onbeschreven blad en hoe het
verder ontwikkelt is afhankelijk van opvoeding van milieu waarin het opgroeit
o Omgeving heeft actieve invloed = kind wordt product van zijn omgeving
o Invloed vanuit milieu maakt de mens tot mens (wolfskinderen = kinderen zijn
opgegroeid als dieren en gedragen zich als dieren)
o Vb. als een kind niet gestimuleerd wordt om recht te lopen, dan loopt het niet recht
o Nature = alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld
het genetisch materiaal (dus opvoeding heeft geen invloed)
o Nurture = alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, met
name door de leefomgeving
1.3 Stelling 3: De mens bepaalt zichzelf (existentialistische
opvatting)
o Sartre (Franse filosoof):
o De mens is niet vatbaar voor opvoeding
o De mens maakt zichzelf
o De mens is verantwoordelijk voor zichzelf
o Beïnvloeding is onmogelijk
o De mens maakt zelf keuzes en kiest eigen doelen
1.4 Een genuanceerde, synthetische visie
o De ontwikkeling van een kind spelen er meerde factoren en deze factoren
beïnvloeden elkaar
o Erfelijke aanleg: een kind wordt met een bepaalde aanleg geboren die het
vele mogelijke ontwikkelingskansen geeft maar die er ook grenzen aan stelt:
vb. een kind wordt geboren met een visuele beperking
1
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
o Milieu: kind ontwikkelt zich in contact met zijn milieu en met andere mensen:
vb. kinderen die opgroeien in een kansarm milieu krijgen vaak minder
mogelijkheden om hun talenten te ontplooien
o Zelfbepaling: kinderen kunnen zelf bepaalde beslissingen nemen en afstand
nemen van hun opvoeding (eigen wil): vb. kinderen die opgroeien in een
kansarm milieu krijgen vaak minder mogelijkheden om hun talenten te
ontplooien
o Als praktijkgerichte orthopedagoog hanteer je deze visie
Hoofdstuk 2: Het bio-ecologisch model van
Bronfenbrenner
Figuur 1 - Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner
2.1 Het microsysteem
o Microsysteem = dagelijkse en directe omgeving waarin het kind leeft
o Gezin is belangrijkste: ouders, siblings soms ook grootouders, ooms, tantes, ...
o Kind gaat om met vaste gesprekspartners: vb. crèche, school, jeugdbeweging, ...
o Wordt gekenmerkt door aantal aspecten:
o Fysische/materiële aspecten: huisvesting, buurt, gebouw, aanwezigheid van
speelgoed, speelmogelijkheden in de buurt, ...
o Vb. in het microsysteem ‘turnclub’ sport het kind elke week in een oude
sporthal met oud materiaal. In de winter is het er erg kou
o Vb. in het microsysteem ‘gezin’ woont een kind in een huis met een grote tuin
waarin een schommel staat
o Sociale aspecten: heeft te maken met samenstelling van het systeem,
taakverdeling, onderlinge relaties, verwachting, eisen, rolpatronen, vaste
gebeurtenissen, ...
2
,Mahnoor Shafi 2020 – 2021
o Vb. in het microsysteem gezin is het de gewoonte dat de ouder elke avond
een verhaaltje voorleest
o Vb. in het microsysteem gezin is het, sinds de komst van de nieuwe speeltuin,
een vaste activiteit om daar ’s avonds met heel het gezin even op te gaan
spelen
o Vormt dynamische context voor de ontwikkeling van het kind
o Leden hebben wederzijdse invloed op elkaar
o Kinderen zijn geen passieve ontvangers van de invloeden binnen het microsysteem
en oefenen ook zelf invloed uit
o Bouwen mee aan hun microsysteem en geven er vorm aan (wederzijdse
beïnvloeding)
o Vb. de ouders zullen de waarden van het kind beïnvloeden en het kind kan ook de
denkbeelden van de ouders beïnvloeden
2.2 Het mesosysteem
o Heeft betrekking op de wederzijdse invloed tussen de verschillende microsystemen
o Vb. een hevige ruzie tussen het kind en zijn ouders kan zijn weerslag hebben op
school. Het kind kan zich daar agressief gaan gedragen, of zich juist erg terugtrekken
omwille van de problemen thuis
o Vb. een kind wordt gepest op school en gaat zich thuis erg terugtrekken op zijn
kamer
o Als relaties tussen microsystemen positief verlopen biedt ondersteunend netwerk
aan kind
o Verstoorde relaties steun ontbreekt
o Vb. een verstoorde relatie tussen de ouders en de school
o We kijken naar:
o Kwaliteit kan variëren van zeer goed tot uiterst slecht: vb. de kwaliteit van de
relatie tussen de ouder en onthaalouder is goed: de moeder kan haar vragen
stellen en de onthaalmoeder neemt haar tijd om ze te beantwoorden
o Frequentie geeft aan hoe vaak er contact is tussen verschillende
microsystemen: vb. ouders kunnen nauwelijks tot geen contact hebben met
de trainer van de voetbalploeg van hun dochter
o Waardering voor andere microsystemen kan verschillen van grote waardering
tot afwijzing: vb. ouders van een puber kunnen zeer afwijzend staan
tegenover de vriendengroep van hun kind (afwijzing)
o Overgangen kunnen vlot of minder vlot verlopen
o Bepalende factoren voor een al of niet soepele overgang heeft te maken met de
verschillen tussen deze systemen qua, o.a., wijze van omgang met het kind of met
normen, waarden, verwachtingen die men stelt
2.3 Het exosysteem
o Exosysteem = laag om mesosysteem die bestaat uit formele en informele sociale
structuren rond het gezin, systemen waarvan het kind niet direct deel uit maakt,
maar die wel de directe omgeving beïnvloeden en zo invloed hebben op de
ontwikkeling van het kind
o Vb. werk van ouders, klas van broer of zus, vrienden van ouders, ...
3
, Mahnoor Shafi 2020 – 2021
o Vb. werk van de ouders: of ouders voltijds, deeltijds, of niet werken, bepaalt mee de
beschikbaarheid voor de kinderen. Het werk bepaalt ook in grote mate het inkomen
van het gezin
o Vb. sociaal netwerk van het gezin. Dit netwerk kunnen we nog verder opdelen in het
formele (gezondheidszorg, professionele hulpverlening...) en het informele systeem
(collega’s, buren, vrienden, ...)
2.4 Het macrosysteem
o Macrosysteem = de buitenste laag en staat voor de overkoepelende culturele
invloeden
o Aantal componenten: maatschappij, onderwijsbeleid en -systeem, mens- en
levensbeschouwing, ...
4