H01: Algemene begrippen
1. Algemeen
1.1. Begrippen
Voedingsmiddelen = aardappel, boterham, …
Voedingsstoffen = stoffen die in de voedingsmiddelen zitten
= aangeboren, onprettig, onbewust, dwingend, …
Honger = een fysieke gewaarwording die vooral (maar niet uitsluitend) in de maag gevoeld wordt.
= een reactie van de hersenen op de fysiologische behoefte aan voedsel.
= een complexe opeenvolging van gebeurtenissen tijdens een maaltijd die leiden tot het
Verzadiging
stopzetten van de voedselinname
Eetlust = ‘goesting’ om te eten, enkel bij de mens (niet bij dieren)
Dorst = soms een hevige drang om te drinken, moeilijker te verdragen dan honger
1.2. Voedingsstoffen
- H2O
- Eiwitten = bouwstof
- Vetten = brandstof
- Koolhydraten = brandstof = zetmeel + suiker (ook alcohol)
- Vitaminen = beschermende stoffen
- Mineralen = beschermende stoffen
- Vezels = beschermende stoffen
2. Voedingspatronen
2.1. Voedingspatronen en voedingsgedrag
= de wijze waarop een volk – een individu zich voedt
- Wie eet?
- Wanneer?
- Hoeveel?
- Waar?
- Hoe?
2.2. Factoren die een rol spelen bij het ontstaan van een voedingspatroon en voedingsgedrag
2.2.1. Geografische en klimatologische factoren
- Welke voedingsmiddelen zijn er van nature beschikbaar? (= ecologisch en rijker aan vitaminen)
- Het weer speelt ook een invloed bv in de zomer eten we geen erwtensoep
,2.2.2. Technologische factoren
Transport en opslag zorgt voor een grote uitbreiding van het aanbod aan voedingsmiddelen (alles is altijd beschikbaar
en niet afhankelijk van geografische en klimatologische factoren).
2.2.3. Economische en politieke factoren
- De prijs van de voeding en het aanbod wordt bepaald door de overheid.
- Voedingsraad geeft advies aan de overheid in verband met de veiligheid en gezondheid.
- Als mensen minder geld hebben dan kopen ze dezelfde producten maar goedkopere versies, koopt men
minder fruit, groenten en vlees.
2.2.4. Socio-culturele factoren
- Men gebruikt voeding als status/ontmoeting/macht (bv opvoeding: niet opeten is geen dessert en
hongerstaking)
- Wij eten geen insecten maar andere culturen wel
- Bepaald door religie
2.2.5. Persoonsgebonden factoren (fysiologische en psychologische factoren)
- Honger/dorst
- Aangeboren voorkeuren voor (zoet) basissmaken (bitter, zout, zuur, zoet en umami)
- Vasthouden aan gewoonten (buitenlanders in België eten nog altijd volgens hun cultuur)
- Voeding wordt gebonden aan liefde, troost en veiligheid (dus aan emoties) bv sommige mensen eten hun
gevoelens weg
2.2.6. Eetlust remmende factoren !! (ziekenhuis)
- Ziekte, organische oorzaak (als men ziek is heeft men niet zo veel honger)
- Psycho-emotionele toestand: onzekerheid, angst
- Koorts, pijn
- Geneesmiddelen
- Hospitalisatiesyndroom, opname in ziekenhuis = depressieve klachten en zorgen over de thuissituatie bv hond
helemaal alleen
- Vermoeidheid, bedlegerigheid
- Onsmakelijke geuren en geluiden
,2.3. Huidig voedingspatroon
- Minder maaltijdgebeuren: we eten onderweg, voedselautomaten, microgolf
- Kant en klare keuken: diepvriesmaaltijden, gekoelde maaltijden, voorgesneden en gewassen groenten, …
- Diverser gegeten: minder groenten/vlees/aardappelen en meer pizza, wrap, sushi, …
- Steeds vaker buiten de deur eten: snelle maaltijd, ontbijt, lunch, …
- Toegenomen belangstelling voor voeding en gezondheid: zorgen over het milieu, dierenleed = biologische
voeding en duurzame voeding
- Foodhypes: superfoods, glutenvrij, … Let op voor voedingstekorten! *
!! Toename van welvaartsziektes ten gevolge van overconsumptie !!
- Te hoge energieopname en te weinig lichaamsbeweging: overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten, bepaalde
vormen van kanker
- Te hoge opname van verzadigde vetten: hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker
- Frequent gebruik van suikers en zure voedingsmiddelen: tandcariës en tanderosie
- Te lage opname van voedingsvezels: darmfunctiestoornissen, bepaalde vormen van kanker
- Te hoog zoutgebruik: hypertensie en nierstoornissen
- Te hoog alcoholgebruik: hypertensie, levercirrose, mond-, keel- en slokdarmkanker
*Voedingsdeskundigen = geen beschermde titel en dus kan iedereen dit uitvoeren
Diëtist = beschermde titel met een wetenschappelijke opleiding en stages
2.4. Alternatieve voedingspatronen
2.4.1. Vegetarisme
Geen levensmiddelen die verkregen zijn via het doden van dieren.
Veganisme = niet eten van al het dierlijk voedsel
2.4.2. Macrobiotiek
Oorsprong: verre oosten
Streven naar een evenwicht tussen Ying en Yang (lijst met voedingsmiddelen die als Ying worden beschouwden of als
Yang).
Ruime hoeveelheid aan graanproducten, plantaardige producten (peulvruchten), groenten, zeewier, kleine
hoeveelheden noten, zaden, fruit en vis.
, 2.4.3. Gezondheidskundige aspecten
Positieve aspecten Geen of weinig dierlijke producten en veel plantaardige producten
Geen of weinig geraffineerde en/of industrieel bewerkt voedsel
Geen of weinig genotsmiddelen zoals koffie, alcohol, suiker en zout
Hierdoor krijgen we minder energie, minder verzadigde vetten, minder cholesterol, minder
suiker en meer zetmeel. Er zitten meer voedingsvezels, meer vitaminen, mineralen en
bioactieve stoffen in
Valkuilen Kwetsbare groepen (kinderen en zwangere vrouwen) kunnen snel een tekort hebben van
enkele belangrijke vitaminen en mineralen.
Vit B12, vit B2, Ca, vit D en Fe
2.5. Voedingspatroon van migranten
- Vaak een warmer klimaat dus een ander aanbod van voedingsmiddelen
- Religieus gebonden voedingspatroon
- Weinig industrieel bewerkte voeding
- Besteden veel aandacht aan het klaarmaken van eten
- De derde generatie heeft veel gewoonten van het land van verblijf overgenomen
2.5.1. Islam
- Halal = rein = wat uit de zee komt
- Ritueel geslacht
- Geen varkensvlees of alcohol
- Ramadan = vastenmaand
- Suikerfeest, offerfeest
- 2 warme maaltijden en 1 broodmaaltijd
Positieve aspecten: minder verzadigde vetzuren, minder alcohol en meer polysachariden
Valkuil: zwangerschap – vit B2, Ca en vit D
Er is een groot verschil tussen de 1ste en 2de generatie!