HOOFDSTUK 1 – INTRODUCTIE EN DRAAGWIJDTE VAN HET FINANCIEEL
BEHEER
1. Inleiding
Er zijn verschillende definities die worden gebruikt voor ondernemer en ondernemerschap. Eén van
de definities voor ondernemerschap zegt dat ondernemerschap de bekwaamheid inhoudt om
winstoppertuniteiten te ontdekken. De ondernemer is diegene die alert genoeg is en het risico
aandurft om die kansen te benutten. De kansen zijn vaak gelinkt aan innovatie of mogelijkheden om
gebruik te maken van kostenverschillen die anderen nog niet hebben benut. Bijvoorbeeld: men kan
een product goedkoper gaan produceren dan de concurrenten, dan is dat een opportuniteit die men
gaat benutten.
Een ondernemer is dus een individu dat kansen in de markt ziet en deze ook durft uit te voeren. Als
men kijkt naar een groep van ondernemers, hebben deze vaak bepaalde karakteristieken. Een eerste
karakteristiek is visie. Men heeft een visie nodig om het idee zo uit te bouwen dat het leidt tot een
succesvol bedrijf. Een visie is ook nodig om anderen te overtuigen van de plannen of om financiering
te behalen bij te bank. Bij visie kan men verbeelding, creativiteit en opportuniteiten zien zetten. Een
tweede karakteristiek is ambitie. Ondernemers hebben vaak de bereidheid om risico’s te nemen en
dit is nodig om die kansen te benutten. Ze zijn vaak ook doel-, resultaat- en actiegericht. Een derde
karakteristiek is vitaliteit. Men heeft veel energie nodig om een onderneming op te starten.
Ondernemers krijgen vaak ook te maken met tegenslagen en dan is doorzettingsvermogen zeer
belangrijk. Daarnaast hebben ondernemers ook moed en werken ze hard. Als laatste karakteristiek is
er specifiek gedrag zoals veel zelfvertrouwen, onafhankelijkheid, zelfdiscipline en
verantwoordelijkheid. Deze karakteristieken komen zeer vaak terug bij ondernemers, maar het is niet
dat als men niet alle karakteristieken heeft dat men een slechte ondernemer zou zijn.
Men kan zich afvragen waarom men ondernemer zou worden. Als ondernemer kan men doen wat
men graag doet. Men heeft zelf de controle over het werk en de toekomst. Dit maakt dat men
winsten kan behalen en erkend kan worden voor de geleverde inspanningen voor iets dat men graag
doet. Natuurlijk zijn er ook enkele nadelen. Men moet veel en hard werken, zeker in het begin van de
onderneming bij de opstart tot de onderneming succesvol is. Er is ook gevaar om heel wat middelen
te verliezen. Als men een éénmanszaak opstart, dan heeft men het risico om al de eigen middelen te
verliezen. Er komt ook veel stress bij kijken en veel verantwoordelijkheid. Door deze factoren is het
belangrijk om een goede voorbereiding te hebben, om na te gaan welke investeringen goed zijn en
op welke manier men financiële middelen kan aantrekken.
Het starten van een zaak houdt 3 dingen in: voorwaarden, vergunningen en formaliteiten. Om te
beginnen zijn er voorwaarden voor een succesvolle start. In eerste instantie is het belangrijk om een
goed marktonderzoek te doen, zien of er vraag is naar het idee én op dit moment. Stel er is veel
vraag naar het product, dan gaat men door met de start van de onderneming. Dan moet men een
businessplan gaan opstellen. Men moet een goede financiële basis voorzien. Het kan interessant
zijn om klein te beginnen, men een lean bedrijf, waar men de investeringen beperkt houdt om te zien
of het idee aanslaat. Zo gaat men de vaste kosten ook beperkt houden. Men moet ook zorgen voor
een goede administratie en zien dat men zelf de jaarrekening begrijpt. Zo kan men de financiële
middelen zelf efficiënt beheren. Men moet ook het personeel leiden en goede eigenschappen
vertonen van een manager. Als laatste is het belangrijk om te rade gaan bij goede adviseurs die men
kan helpen bij het maken van de juiste beslissingen om de onderneming zo goed mogelijk uit te
bouwen.
1
,Er zijn verschillende vestigingsvoorwaarden, deze zijn vaak van toepassing op bepaalde sectoren. In
dat geval kan het zijn dat men specifieke vergunningen nodig heeft zoals een machtiging voor
kermisactiviteiten. De voornaamste voorwaarde is dat men minstens 18 jaar oud moet zijn. Als men
een onderneming wil starten, moet men ook een omgevingsvergunning aanvragen. Dit is een
combinatie van een milieu- en stedenbouwkundige vergunning. Afhankelijk van de activiteiten die
men gaat uitvoeren is er enkel een meldingsplicht noodzakelijk als er weinig hinder is. Wanneer er
meer hinder is moet men een aanvraag doen bij de provincie of gemeente. Bij ambulante handel, dit
is waarbij men producten wil gaan verkopen buiten de vestiging van de onderneming zoals een
foodtruck, dan heeft men een leurkaart nodig.
Als laatste zijn er enkele formaliteiten bij de start van een zaak. Als eerste moet men een
zichtrekening openen waar de middelen op gestort worden en waarom betalingen uitgevoerd
worden. Dan kan men de vennootschap gaan oprichten of de éénmanszaak. Daarna gaat men zich
inschrijven bij het ondernemingsloket en daar krijgt men een ondernemingsnummer, dit is ook het
btw-nummer. Men gaat dan het btw-nummer activeren. Dan volgt het aansluiten bij een sociaal
verzekeringsfonds. Dit regelt de sociale zekerheid van zijn leden, als ondernemer krijgt men ook
sociale bescherming. Dit fonds kan ook helpen bij het aanmaken van ondernemingsnummer en het
activeren van het btw-nummer. Als laatste moet men zich ook aansluiten bij het ziekenfonds. Indien
men ervoor kiest om een vennootschap op te richten zijn er nog bijkomende plichten. Men moet een
financieel plan opmaken. Ten slotte zijn er de oprichtingsakte, bankattest en verslag van de
bedrijfsrevisor nodig.
2. Definitie en kenmerken van een KMO
2.1. Europese definitie van een KMO
Er zijn verschillende definities voor KMO’s. Voor de Europese commissie is het belangrijk dat er een
éénduidige definitie is. Er zijn verschillende criteria met betrekking tot de maximale waarde van de
balanstotaal of jaaromzet en het maximale aantal werknemers. Een onderneming kan gedefinieerd
worden als klein indien de balanstotaal of jaartotaal kleiner is dan 10miljoen euro en het aantal
werknemers minder is dan 50. Stel dat men een bedrijf heeft met 40 werknemers, een jaartotaal van
8miljoen euro en een balanstotaal van 12miljoen euro; dan heeft men een kleine onderneming
omdat ofwel het jaartotaal ofwel het balanstotaal lager dan 10miljoen euro moet liggen. Wanneer
een onderneming 100 werknemers heeft, is er onmiddellijk al niet meer voldaan om een kleine
onderneming te zijn. Een middelgrote onderneming mag maximaal 250 werknemers in dienst
hebben, een jaartotaal van minder of gelijk aan 50miljoen euro en een balanstotaal van minder of
gelijk aan 43miljoen euro. Een grote onderneming heeft meer dan 250 werknemers, een
2
,balanstotaal van meer dan 43miljoen euro en een jaartotaal van meer dan 50miljoen euro. Daarnaast
zijn er ook nog micro-ondernemingen. Dit zijn ondernemingen met minder dan 10 werknemers en
een balanstotaal en jaartotaal van maximaal 2miljoen euro. Als laatste is er het
zelfstandigheidscriterium. Hier wordt er een onderscheid gemaakt tussen zelfstandige
ondernemingen, partnerondernemingen en verbonden ondernemingen.
Kleine onderneming Middelgrote onderneming Grote onderneming
Zelfstandigheidscriterium Zelfstandigheidscriterium
Balanstotaal < 10miljoen Balanstotaal < 43miljoen Balanstotaal > 43miljoen
OF OF OF
Jaartotaal < 10miljoen Jaartotaal < 50miljoen Jaartotaal > 50miljoen
Aantal werknemers < 50 Aantal werknemers < 250 Aantal werknemers > 250
2.2. Zelfstandigheidscriterium
Aanverwante ondernemingen zijn ondernemingen:
- Die participeren in de aanvragende onderneming voor 25% of meer
- Waarin de aanvragende onderneming voor 25% of meer participeert.
In geval van aanverwante ondernemingen dienen de data van de aanvragende en aanverwante
ondernemingen samengeteld te worden om te beoordelen of er aan de drempelwaarden voldaan
werd.
Europa onderscheid 2 soorten aanverwante ondernemingen afhankelijk van het aandeel van
participatie. Participatie zijn de hoeveelheid aandelen die in het bezit zijn van een andere
onderneming. Als eerste is er de partneronderneming waarbij het aandeel van participatie tussen
25% en 50% ligt. Bij deze onderneming moet men het percentage van participatie nemen voor het
samentellen van de data. Voor verbonden ondernemingen is het aandeel van participatie meer dan
50% en moet men de data voor 100% samentellen. Stel dat men een onderneming heeft met 200
werknemers, een balanstotaal van 43miljoen en een jaartotaal van 50miljoen. Dan gaat het over een
middelgrote onderneming. Maar stel dat er een verbonden onderneming is met nog eens 100
werknemers, dan is het een grote onderneming omdat men de verschillende criteria moeten
samentellen. Dit behoort nog tot de Europese definitie van een KMO.
2.3. Belgische definitie van een KMO
Het begrip KMO wordt binnen verschillende toepassingsgebieden en doeleinden anders toegepast.
Meestal wordt er een onderscheid gemaakt op basis van de boekhoudkundige regels.
Ondernemingen die hun boekhouden kunnen doen via een verkort schema zijn een KMO, wanneer
men het volledige schema moet doorlopen is men een grote onderneming. Een onderneming van het
verkorte schema doorlopen wanneer maximaal 1 van volgende criteria overschreden wordt:
- Jaargemiddelde personeelsbestand: 50
- Jaaromzet (exclusief btw): 9miljoen euro
- Balanstotaal: 4,5miljoen euro
Het is een grote onderneming als er niet aan de criteria voldaan wordt of er meer dan 1
overschreden wordt. Micro-vennootschappen zijn ondernemingen met minder dan 10 werknemers,
een omzet van maximaal 700.000 en een balanstotaal van maximaal 350.000 euro. De Belgische
definitie is strenger dan deze van Europa door de lagere drempelwaarden.
3
, KMO Grote onderneming
Maximaal 1 mag overschreden worden Minstens 2 moeten overschreden worden
Jaargemiddelde personeelsbestand: 50
Jaaromzet (exclusief btw): 9miljoen euro
Balanstotaal: 4,5miljoen euro
+ geen financiële instelling of
verzekeringsonderneming
2.4. Economisch belang van KMO’s
De figuur hieronder heeft het aantal KMO’s weer in Vlaanderen tussen 2007-2018 in het blauw. Het
aantal KMO’s stijgt elk jaar, dit is een continue stijging. De rode balkjes geven het aantal KMO
vennootschappen weer en de groene balkjes geven het aantal eenmanszaken weer. Tussen deze 2
groepen is er een verschil in evolutie te zien. Het aantal eenmanszaken werd sterker getroffen door
de financiële crisis waardoor het aantal daalde van 2007 tot 2011. In 2012 ging het aantal
eenmanszaken weer stijgen.
KMO’s zijn belangrijk voor de tewerkstelling en de toegevoegde waarde. In België is de totale
tewerkstelling gelijk aan 2,8miljoen waarbij er bijna 2miljoen door KMO’s wordt verzorgd. In
percentage is dit 68,8% in België, het Europese gemiddelde is 66,6%. Ook bij de toegevoegde waarde
zit het percentage in België hoger dan Europa. Dus KMO’s hebben een zeer groot aandeel in de
tewerkstelling en de toegevoegde waarde en ze zijn dus een belangrijke motor van de Vlaamse en
Belgische economie.
2.5. Verschillen tussen KMO’s en grote ondernemingen
Er zijn veel praktische verschillen tussen KMO’s en grote ondernemingen. Het zijn deze specifieke
eigenschappen dat maakt dat KMO’s een eigen aanpak vereisen.
2.5.1. Karakteristieken van KMO’s
Kleine ondernemingen hebben een beperkte publicatieverplichting van hun financiële gegevens.
KMO’s kunnen een jaarrekening opstellen op basis van een verkort schema. De effecten van KMO’s
worden doorgaans niet publiek verhandeld. Grote ondernemingen verhandelen hun aandelen op de
beurs. Er is vaak geen scheiding tussen eigendom en leiding. Vaak is er ook een verweving van
4