Uitgebreide Nederlandse samenvatting van alle artikelen die tentamenstof zijn voor het tweede deeltentamen van het vak Boze burgers van de 16e eeuw tot nu. Dit vak wordt gegeven aan de Universiteit Leiden als onderdeel van de bachelor geschiedenis. Tentamencijfer 9,0.
Inhoud:
Henk te Velde, ...
Henk te Velde, ‘Inleiding – Oranje Onder’, in: Donald Haks en idem eds., Oranje onder. Populair
orangisme van Willem van Oranje tot nu (Amsterdam 2014) 7-25.
Houkes, Annemarie, ‘Het succes van 1848. Politiek in de Aprilbeweging’, in: Jurjen Vis & Wim Janse
(red.), Staf en Storm. Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 (Hilversum,
Verloren, 2002) 87-104.
Groot, Frans, ‘De strijd rond Alva's bril. Papen en geuzen bij de herdenking van de inname van Den
Briel, 1572-1872’, BMGN - Low Countries Historical Review 110 (1995), 161–181.
Maartje Janse, ‘Op de grens tussen staat en civil society. Samenwerking tussen hervormers en
politici, 1840-1880’, De Negentiende Eeuw 35 (2011) 4, 169–187.
Maartje Janse, ‘Omstreden petities. Het petitionnement en het probleem van politieke legitimiteit,
1828-1878’, Jaarboek Parlementaire Geschiedenis (2017) 31-41.
Eric J. Hobsbawm, ‘Cities and Insurrections’, Global Urban Development 1:1 (2005).
Dennis Bos, ‘Oproer en overleg: socialisten tussen conflict en consensus’ in: Dennis Bos, Maurits
Ebben en Henk te Velde, eds. Harmonie in Holland. Het poldermodel van 1500 tot nu.
George Rudé, The Crowd in History. A Study of Popular Disturbances in France and England, 1730-
1848 (New York 1964) 3-16 (‘Introduction’).
Ron Blom, ‘De revolutiepoging van Troelstra in november 1918. Over socialisten, rode militairen en
soldatenraden’, in: De Grote Oorlog. Kroniek 1914-1918 dl.17 (Soesterberg 2008) 119-136.
Diederichs, Monique, ‘”Moffenmeiden”: Nederlandse vrouwen en Duitse militairen 1940- 1945’, in:
Strijd om seksualiteit. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis, vol. 20 (2000) 41-64
Fragmenten artikelen week 12:
- Uit Marlou Schrover, Om de meisjes, voor de meisjes: een historisch perspectief op
problematisering en bagatellisering van onderwerpen die te maken hebben met migratie en
integratie.
- Uit Gerard Rooijakkers, ‘Ten geleide. Charivaresk gedrag als maatschappelijk ritueel’
- Van Den Bergh, ‘Tussen eigenrichting en sociale beheersing: het volksgericht als product der
juridische verbeelding’
,Te Velde
Inleiding – Oranje onder
Orangisme ontstond in de zeventiende eeuw. Doordat de Oranjes in het eerste stadhouderloze
tijdperk uitgeschakeld waren, ontwikkelde orangisme zich in de oppositie verder tot een bijna
populistische oproep tot herstel van de oude orde. Modern populisme wil dat een corrupte elite
plaatsmaakt voor de wil van het nog onbedorven volk (belichaamd door een charismatische leider),
orangisme riep zich uit naam van Oranje op tegen de bedorven regentenelite. Vooral op
crisismomenten werd hun stem gehoord.
Er zijn maar weinig moderne studies over orangisme. Dit is een reactie op de oudere hagiografieën.
Past toen de culturele kant van de politiek opnieuw onder de aandacht kwam in de
geschiedwetenschap veranderde dit. Men ging orangisme niet langer als vanzelfsprekend zien, maar
de band tussen Nederland en Oranje onderzoeken.
In deze nieuwe literatuur is nog steeds weinig aandacht voor orangisme buiten de elite. Dit komt
doordat deze lagere groepen weinig bronnen nagelaten hebben. Orangisme onderzoeken is niet
eenvoudig, omdat het nooit een politieke partij is geweest in moderne zin of een doorgaande
beweging met duidelijke contouren en een heldere ideologie. Orangisme was in de Republiek een
partijdig geheel. Het was iets van een deel van de bevolking en daarnaast was het vaak agressief en
heftig. Het idee dat de oude orde hersteld moest worden gaf de orangisten in eigen ogen het recht
grof op te treden tegen tegenstanders.
Bij Willem van Oranje kon je nog niet spreken van orangisme. In de loop van de zeventiende eeuw
ontstond er echter een symboliek rond Oranje, waarop men daarna telkens teruggreep. Beroep op
oranje was een manier om onvrede te uiten, herstel te eisen, medestanders te verzamelen of om de
heersende macht uit te dagen. Vanaf 1813, toen Oranje terugkeerde en in plaats van een symbool
van partijkeuze er een van de natie werd, kunnen we het best de continuïteit van het orangisme
onderzoeken.
Orangisme in 1813
Tegen 1813 moest men niets meer hebben van de Franse overheersers, die eerst binnengehaald
werden als bevrijders en helpers. Ze hieven hoge belasting, belemmerden internationale handel en
rekruteerden veel jongens in het keizerlijke leger. Er ontstonden relletjes in dit jaar en mensen
haalden Oranjesymboliek van stal. Er was geen sprake van georganiseerd verzet. De gegoede burgerij
was banger voor de onrustige volksklasse dan voor de Fransen.
Na het vertrek van de Fransen verzocht het voorlopig bewind May om het gewone volk te
pacificeren. May gebruikte de roep om Oranje en de onrust echter om een restauratie van Oranje af
te dwingen. De intocht van Willem I was een enorm volksfeest. Toen de nieuwe grondwet er kwam
was de volksvreugde wat bekoeld. De notabelen hadden de teugels weer stevig in handen en de
nieuwe grondwet was een middel om volksinvloed op afstand te houden.
Dit lijkt vreemd. Was het hele bewind niet gefundeerd op Oranje, precies wat het volk had gewild?
En had de elite zich niet aangesloten bij de volksuitingen van orangisme? Wat eruitzag als een
verbroedering van de standen waren in feite verschillende vormen van orangisme. Het officiële
orangisme, een orangisme van de staat, kreeg de overhand na 1813. Het volkse orangisme was een
manier om zich te verzetten tegen de Fransen en een oproep om terug te keren naar de oude tijd
,toen alles beter was. Het was een conservatieve herstelbeweging zonder uitgewerkte ideologie. Het
was het opnieuw van stal halen van oude symboliek, niet iets nieuws.
Orangisme voor 1813
In 1813 kon een beroep gedaan worden op een rijk en oud repertoire van Oranjesymboliek,
ingesleten patronen van hoe men zich gedroeg bij maatschappelijke en politieke onvrede. Het
bekendste symbool was de kleur oranje. De Fransen waren als de dood voor Oranjesymbolen omdat
ze er allerlei complotten achter zochten. Iedereen zag de symboliek meteen als anti-Frans
verzetssymbool. Dat ging terug op de Republiek: Oranje was de factie geweest tegenover de
Staatsgezinden en vanaf 1780 tegenover de patriotten. In patriottentijd en na het Franse vertrek
werden tegenstanders van Oranje gedwongen de symboliek te gebruiken. De actievormen waarvan
orangisme zich bediende, konden gewelddadig zijn. Tegenstanders van Oranje en orangisten die zich
schaamden stelden dat de rellen het werk van het grauw waren. Echter was het niet enkel het grauw
dat oranje aanhing.
Delen van het actierepertoire van orangisten, zoals plundering, waren op zichzelf niet orangistisch.
Een deel, zoals de kleur oranje, was dat wel. Deze oranjesymboliek overleefde de Franse periode
moeiteloos. Ze waren in herinnering gebleven en kwamen in 1813 weer meteen in omloop. Waar
kwam deze symboliek vandaan. Eind achttiende eeuw waren ze sterk geaccentueerd in de woelige
patriottentijd. Echter waren ze al in de late zeventiende eeuw in omloop.
De lange voorgeschiedenis maakt orangisme in de negentiende eeuw tot meer dan alleen
monarchisme. Ervaringen uit de Republiek bleven orangisme kleuren. De ervaring was dat Oranje in
de Republiek, naast de hervormde kerk, een van de weinige nationale instanties was. Bij allerlei
lokale ontevredenheden richtte men zich tot de prins. Bij deze protesten was er als sprake van een
heuse politieke ideologie over de ideale staat. Deze zou gekenmerkt worden door een mix van
monarchaal, aristocratisch en democratisch bestuur. Oranje kon het monarchale element invullen,
maar men wilde absoluut geen koning. Doordat Oranje niet de gevestigde orde was, was hij
beschikbaar als redder in nood om de orde te herstellen. Toen de standhouder in de loop van de
achttiende eeuw steeds meer monarchale trekken kreeg, lag een beroep op hem om de oude orde te
herstellen minder voor de hand. Hij behoorde nu zelf tot de gevestigde orde van de oligarchie.
Hierdoor kregen patriotten de wind in de zeilen. Zij boden wel een alternatief en benadrukten dat
Oranje niet voor verbetering gezorgd had. Bij de Franse inval was er niet enkel een elite, maar ook
een volksbeweging voor een democratische Republiek tegen Oranje ontstaan. De aanhang van de
patriotten verdampte ook toen de Fransen alle restjes van inspraak opruimden. Oranje was altijd
buiten de Franse periode gebleven, en was dus nog onbesmet. Men kon weer hopen op Oranje voor
herstel en verbetering. 1813 past dus in de reeks van 1672 en 1747: beroep op Oranje om de oude
orde te herstellen ten tijde van internationale crisis. De uitkomst was anders: Oranje werd niet in ere
hersteld als stadhouder (met steeds meer monarchale trekken), maar nu echt als koning. Dit kon
Willem I nauwelijks geloven en hij omarmde behoedzaam de grondwet.
Orangisme na 1813
Nooit voor 1813 vielen Oranje en staat zo met elkaar samen. Op het eerste gezicht lijkt alles gericht
te zijn geweest op het binden van de bevolking aan het nieuwe koninkrijk. Het nieuwe koningschap
moest gelegitimeerd worden als de centrale politieke institutie. Of dit lukte was geen probleem, de
bevolking als geheel had toch geen inspraak. Na het enthousiaste begin in 1813 ging men rust en
orde zien als belangrijker dan participatie van enthousiaste orangisten uit het volk. Er was ook geen
ruimte meer voor het oppositionele orangisme uit de tijden van de Republiek, want Oranje was nu
, zelf de belichaming van bestuurlijke elite. Oranje bleef populair, maar het was niet langer meer een
oppositioneel politiek motief.
1813 was het moment waarop politieke participatie van brede lagen van de bevolking werd
uitgeschakeld. De populariteit van Oranje maakte het mogelijk het volk overal buiten te houden. Er
ontstond een officieel staatsorangisme en een wat onzichtbaar populair orangisme. Een element van
het populaire orangisme, het idee dat de koning de rechten van de gewone mensen tegenover de
elite moet beschermen, bleef wel behouden. Het klonk in crisistijd zoals 1848 en in de strijd rond de
grondwet in de jaren 1860.
Aan het eind van de negentiende eeuw kwamen beide orangismes dichter bij elkaar. De conservatief-
liberale elite ging in het orangisme van het volk een bescherming zien tegen socialisme en de
destabiliserende effecten van democratie, modernisering en ideologische verdeeldheid. Nationalisme
was een belangrijke waarde en de elite kon juist met oranje nationalistische gevoelens zichtbaar
maken onder het volk. Volkse Oranjeaanhangers waren zelfbewust, vochten tegen socialisten, maar
stelden ook hun eigen burgerschap tegenover de elite. De opvatting van burgerschap die doet
denken aan het orangisme uit de Republiek bestond dus nog steeds. Waren zij niet het echte volk dat
de nationale waarden verdedigde?
De inhuldiging van Wilhelmina was het hoogtepunt van de synthese tussen elitair en volks
orangisme. De Oranjegeesten waren niet enkel sociaal-politieke of ideologische verschijnselen, maar
gingen ook gepaard met vermaak, handel en bijbedoelingen. We zien dus dat aan het begin van de
negentiende eeuw elitair orangisme centraal stond en dat aan het eind de elite het volkse orangisme
weer ging accepteren, dat mogelijk verdeeldheid kon tegengaan. Met de opkomst van de verzuiling
zagen we weer een nieuw vertrouwen in de elites van de zuilen. Het hiermee gepaard gaande
paternalisme kenmerkte ook het orangisme.
Oranjefeesten werden beschaafde kinderfeestjes en niks van de oude oppositionele geluiden was
nog te merken. Wilhelmina was een van de grootste orangisten die Nederland gekend heeft, en zij
stelde dat zij het volk beter aanvoelde dan de politieke elite. In de oorlog was Oranje het symbool
van de natie. Na de oorlog bleek echter dat het alleen om nationale afhankelijkheid ging en niet om
een versterking van de positie van Oranje.
Tegenwoordig zien we een nieuwe vorm van vrolijk en ongedwongen orangisme dat maar weinig
met de monarchie te maken heeft. Het is niet nadrukkelijk partijdig zoals in de Republiek, maar ook
niet nadrukkelijk nationalistisch zoals in de negentiende en twintigste eeuw. Naast de overtuigde
Oranjeaanhang is de middengroep nu meer dan rond 1980 betrokken bij Oranjefeesten.
Orangisme kan zowel conservatief, populistisch als onaangenaam zijn, het is vaak gemanipuleerd en
gebruikt, maar het is altijd meer geweest dan alleen een product van de Oranjes. Dit is sinds het
ontstaan van orangisme een continuïteit.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sophiedeleeuwx. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.