Samenvatting Arbeidssociologie 2020 – 2021
Hoofdstuk 1: De kijk van de sociologie
1.1 De betekenis van arbeid
“Arbeid is contingent, maar niet arbitrair.”
Contingent = wanneer iets ook anders had kunnen zijn dan het nu is (geldt dus ook voor onze
manier van werken)
Arbitrair = willekeurig (het is niet omdat een bepaald sociaal gebruik, bv. de manier waarop we
werken, ook anders had kunnen zijn dat er geen goede reden is voor hoe het nu is)
Taak sociologie: erop wijzen dat hoe we leven ook anders kan zijn + onze gebruiken verklaren
Het arbeidsbestel (= geheel van arbeidsverhoudingen)
Micro (individu) – Meso (organisatie) – Macro (arbeidsmarkt)
o Kenmerken individu (competenties, attitude, leeftijd, ervaring…)
o Meso-structuur (afdelingen, eenheden, divisies…)
1.2 De sociologie als wetenschap van het maatschappelijke spel
De sociologie probeert wetenschappelijk inzicht te geven in het hoe en het waarom van het samenleven van
mensen in allerhande sociale verbanden of interactiekaders
De metafoor van het spel
o De samenleving (het speelveld)
Wordt net als een voetbalveld afgebakend met witte lijnen
Alleen wie zich binnen de lijnen bevindt, kan deelnemen aan het spel
Mensen kunnen niet altijd deelnemen aan een bepaald maatschappelijk
Spel: uitgesloten van de arbeidsmarkt
Ook de samenleving is een geheel van posities (zoals de posities op het
veld) en daarmee gaan specifieke rollen gepaard
Sociologen interesseren zich ook in de relatie tussen posities in termen van
belangrijkheid en status (bepaalde
beroepen krijgen meer aanzien en beloning)
o De mensen die handelen in de samenleving (spelers)
o De sociale spelregels (wetten)
Alle Belgische werknemers en werkgevers zijn gebonden aan de nationale en internationale
arbeidswetgeving.
Ook goede gewoonten (= ongeschreven wetten: Je hebt regels die neergeschreven zijn en regels
die niet neergeschreven zijn, maar waar we ons toch allemaal iets bij kunnen voorstellen (goed
nabuurschap, klantgerichtheid, collegialiteit…) = ‘fair play’ regels
Wie de regels overtreedt sancties (afkeurende blikken, strenge en formele straffen)
Sociologen interesseren zich in de manier waarop spelers met de regels omgaan en hoe de regels
zijn ontstaan
o Het spel
“Een voetballer moet zich aan zijn positie houden, anders loopt het spel mis”
Niet enkel aan de regels houden, maar ook zichzelf nuttig maken
Iemand die hard haar best doet maar zijn job niet goed uitvoert, kan toch ontslagen worden.
Ookal houdt hij zich weldegelijk aan de regels.
Specifieke rollen gepaard met bepaalde posities
, We verwachten van mensen dat ze zich aan de rollen houden die verbonden zijn aan hun
maatschappelijke positie.
Beroepen: zorgen voor maatschappelijke taakverdeling (‘arbeidsdeling’)
Bepaalde verwachtingen aan verbonden
Sociologen: bezighouden met de relaties tussen posities in termen van status
Beroepen met prestige: beloning verbonden aan posities
Sociologische verbeeldingskracht ‘Sociological imagination’: verbanden leggen tussen wat ze
waarnemen en de onderliggende processen, structuren, machtsverhoudingen... van de
samenleving
Box 1.2 De sociologische verbeeldingskracht = the vivid awareness of the relationship btw experience and the wider
society
Sociologische verbeeldingskracht = een levendig bewustzijn van de band tussen de ervaring (persoonlijk,
dagdagelijkse) en de ruimere samenleving (sociale afhankelijkheden)
o = het vermogen om afstand te nemen van de actuele toestand en een alternatief standpunt in te
nemen (verder kijken dan de dagelijkse kijk van jou en ik op dingen)
o Individuele acties zijn gelinkt met sociale structuren, processen
o Drie componenten van de sociologische verbeelding:
Geschiedenis (hoe kwam een samenleving tot stand en hoe verandert ze)
Biografie (welke mensen bevolken een samenleving)
Sociale structuur (hoe werken de maatsch. instituties)
1.3 De vijf belangrijkste vraagstukken van de sociologie
o Spanningsveld individu versus collectief
o Samenleving als bron van mogelijkheden en beperkingen
o Sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken
o Samenwerking (solidariteit) en identificatie (gelijkheid) tussen mensen en groepen
o Competitie (strijd) en onderscheid (ongelijkheid)
Individu en samenleving
= vaak voorgesteld als elkaars tegengestelde (spanningsveld tss het streven naar vrijheid van het indiv en de
dwang van de collectiviteit)
Sociologen: het is misleidend individuen voor te stellen als vrij en ongebonden en de samenleving als een
onpersoonlijk gedrocht dat individuen van vrijheid berooft
Samenleving = zelfstandigheid, een wezen dat een eigen leven leidt
Een individu = wezen dat zichzelf pas kan ontwikkelen buiten de samenleving
= misleidend: de samenleving zit in ons! (Socialisatie)
= we ondergaan de samenleving op ieder moment
De samenleving als bron van mogelijkheden en beperkingen
Mogelijkheden
Vb: Dat jongeren vandaag de dag hogere studies kunnen doen; was ondenkbaar zonder de democratisering
van het onderwijs
Steunend op feitelijke solidariteit
Kenmerkend voor een moderne samenleving: bestaan van een koude solidariteit
Koude solidariteit (op basis van formele criteria, niet op basis van welwillendheid) :
= krijgt het duidelijkste vorm in de voorzieningen van de welvaartsstaat
Welvaartstaat en arbeidsbestel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden
, Welvaartstaat: stel collectief georganiseerde arrangementen met als doel om elke burger een
minimum aan mogelijkheden te bieden
Beperkingen
= Sociale krachten die handelingsmarges opleggen
Vb: Toegang tot schaarste middelen
Vb: beperkingen in waarden en normen
De sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken
Mensen zijn met elkaar verbonden via een sociale werkelijkheid
Volgens Franse socioloog E. Durkheim: een eigensoortige werkelijkheid = kan niet gereduceerd worden tot
de som van eigenschappen van individuen, hun behoeften, of hun neigingen.
Sociale feiten (hoofdrolspelers in een samenleving) zijn de bouwstenen van de sociale werkelijkheid
Objectief, voorgegeven, extern aan het individu
Dwingend
Vb van sociale feiten:
Sociale relaties tussen mensen
Patronen van solidariteit en competitie
De instituties
Allerhande (on)geschreven wetten
Dagelijks handelen ligt aan de basis van de sociale feiten
Ze worden door menselijk handelen bevestigd, maar ook beetje bij beetje getransformeerd
Zelfstandigheid van sociale feiten:
Het is de logica van een sociaal feit (winstgevendheid, overlevingsstrategie, beurskoers) die een
ingrijpende beslissing verantwoordt
Werking van het kapitalisme
Samenwerking en identificatie
In een samenleving: beperkingen bieden ons paradoxaal genoeg ook mogelijkheden
Het functioneren van een maatschappij wordt gekenmerkt door diepe sociale ongelijkheden en
structurele conflicten, maar tegelijk ook door interactie en verscheidenheid
Verscheidenheid, strijd en solidariteit zijn in elk samenlevingsverband aanwezig (gezin, vriendschap,
bedrijf, land,)
Solidariteit datgene dat een sociale entiteit een ‘identiteit’ geeft (een wij-gevoel)
Emile Durkheim: solidariteit is een sociologisch begrip
Mensen zijn waarderende wezend met een collectief bewustzijn: moreel verplicht eisen van de
gemeenschap te honoreren
Samenleven = als individu opgenomen zijn in een bovenindividueel verband
= een geheel dat al bestond voor we er
waren, en dat zal blijven voortbestaan
= aan dergelijke sociale feiten ontleent het
Individu zijn sociale identiteit
‘Collectief bewustzijn’ komen we ook tegen in werkorganisaties: wordt gekenmerkt door sterke
bedrijfscultuur
Werknemers identificeren zich in grote mate met het bedrijf
committed to the job
Voorbeelden van beroepen met een zeer sterk collectief bewustzijn:
, Muzikanten
Wetenschappers
Artsen
…
Durkheim: 2 types van samenlevingen
Moderne samenleving: complexe sociale structuur en een verregaande arbeidsdeling
(onpersoonlijk/gebaseerd op onderling compatible functies)
= we hebben er vertrouwen in dat anderen in onze noden zullen voorzien (tandartsen,
bakkers, politieagenten,..)
= wereldwijde arbeidsdeling (import – export)
PARADOX: maatschappelijke welvaart gaan samen met individuele hulpeloosheid.
= kenmerkende solidariteit: organische solidariteit: samenwerking gaat uit van
complementariteit ( individuen zoeken elkaar op omdat ze elkaar nodig hebben om in
elkaars behoeften te voorzien)
= volgens de regels van levend organisme: organen moeten samenwerken om het
organisme in leven te houden
Traditionele samenleving: eenvoudige sociale structuur en geringe arbeidsdeling
(gebaseerd op gelijkvormigheid)
= kenmerkende solidariteit: mechanische solidariteit: weinig arbeidsdeling, homogene
cultuur, grote mate van gelijkvormigheid tussen leden van het samenlevingsverband
= komt vooral voor in kleinschalige samenlevingsverbanden (gezin, vriendengroep)
Competitie en onderscheid
Maatschappelijke conflicten zijn onvermijdelijk en belangrijk voor een samenleving om zich te reproduceren
en te veranderen
Klassenconflict = strijd tussen twee ‘groepen’ met onverzoenlijke belangen (bv.
werkgever vs. werknemer)
Individuele conflicten = dagelijks, gaat over triviale aangelegenheden (bv. wie doet de afwas)
Maatschappelijke conflicten = meestal over sociaal gewaardeerd conflict (bv. euthanasie)
Waardeconflict
= veel moeilijker om tot vergelijk te komen
Conflicten blijven zelden lange tijd even intens: leiden tot herbevestiging of herdefiniëring
van de posities van de betrokkenen
Latent vs. manifest conflict
Latent conflict = het bestaat maar het krijgt geen aandacht. Wordt niet waargenomen door
de betrokkenen (vb: irritatie op de werkvloer door te hoge werkdruk)
Manifest conflict = het krijgt aandacht, er worden acties ondernomen
= open conflict, neemt in extreem geval de vorm aan van een oorlog, heftig debat
Een bepaalde aanleiding kan voldoende zijn om van een latent conflict een manifest conflict te maken
DUS: Conflict en onderscheid
Functioneel: zorgen voor dynamiek, groei, transformatie
Disfunctioneel: kunnen de goede werking van het samenlevingsverband in de weg staan
= Conflicten paradox
1.4 De sociologie: een wetenschap van het sociale