Deze samenvatting bevat de powerpoints van de prof , aangevuld met mijn notities en het boek. Ik heb enkel deze samenvatting geleerd en behaalde 18/20 voor het examen.
Psychologie = wetenschappelijke studies van menselijk gedrag en de interne processen (vb.
mentale, emotie) die hieraan ten grondslag liggen
Door de complexiteit van het gedrag is het vaak minder goed toetsbaar
Verschillende fases/ methodologie
- Fase 1: observatie of beschrijving
- Fase 2: stellen van hypothesen
- Fase 3: onderzoeksplan, bijv. beslissen type design en meetmethode (vb:
1000 mensen volgen en vaststellingen maken)
- Fase 4: dataverzameling en –verwerking
- Fase 5: interpretatie en hypothesen voor verder onderzoek
Gedrag: overt (waarneembaar) en covert (attitudes, emoties en opinies)
Deel 1: definitie van sociale psychologie en relatie tot een andere disciplines
Sociale psychologie
Studie naar hoe gedachten, gevoelens, motivaties en gedrag van mensen worden
beïnvloed door aanwezigheid van anderen en hoe we zelf een invloed hebbenop
anderen (ook in andere disciplines)
Sociale psychologie <-> psychologie
- Psychologie focust meer op kleinere groepen
- Psychologie voert vaak kleinschalig experimenteel onderzoek
- Sociale steun (psychologie) = het gevoel dat men beroep kan doen om te
helpen
sociaal kapitaal (sociologie) = de mate waarin een persoon deel uitmaakt van
een sociaal netwerk
Definitie: (Allport)
- studie naar hoe gedachten, gevoelens, motivaties en gedrag van mensen
worden beïnvloed door feitelijke of veronderstelde aanwezigheid van
anderen
- en hoe we zelf een invloed hebben op anderen
Typische vraag: verschil tussen geslachten in verschillende situaties
- bij sociale psychologie: invloed van context
Wat anderen doen heeft grote invloed op ons gedrag
,H2: onderzoeksmethoden in sociale psychologie
Waarom doen we aan onderzoek?
Kritische blik ontwikkelen op
- Persuasieve communicatie
- Onderzoek dat in de media wordt
gerapporteerd
- ‘nep’ wetenschappelijke studies
Hoe doen we aan juist onderzoek?
We volgen de methode van de exacte wetenschap
(maar dit gaat niet voor 100%)
1. Ideeën ontwikkelen = hypothesen(=een expleciet toetsbare
voorspelling over het al dan niet optreden van een gebeurtenis)
Observatie en praktijkervaring
Theorie (theorie doortrekken)
Wetenschappelijke literatuur: kijken welke onderzoeken al bestaan
- Primaire bronnen: enkel over eigen studies
- Secundaire bronnen: samenvoeging van verschillende bronnen
2. Ideeën verfijnen = operationaliseren
Hypothese: specifieke voorspelling
Conceptuele variabelen: maken deel uit van hypothese
-> abstracte begrippen hebben verschillende interpretaties
(vb. klasgrootte, agressie,….)
Conceptuele variabelen omzetten naar operationele variabelen
- Manipuleerbaar (zelf gaan manipuleren voor onderzoek) of meetbaar?
(vb. klasgrootte definiëren als aantal kinderen, grootte van het lokaal)
Begripsvaliditeit: meet de variabele wat het zegt te meten? (vb: wat is agressie?)
Zorgen de experimentele manipulaties voor variaties in de variabelen die ze willen
manipuleren? manipulatiecheck
Meten van variabelen
Zelfrapportage
- Best met meervoudige schalen -> veel betrouwbaarder
mensen kunnen hun gevoelens, gedrag,… beter beschrijven
- Vooral neutrale vragen stellen (anders willen mensen een beter beeld van
zichzelf schetsen= spcoamewenselijkheidsvertekening)
- Om een consistent antwoord te krijgen moet je een zigzag patroon
aannemen -> 2 keer dezelfde vragen stellen op een andere manier (mensen
antwoorden anders vooral positief zonder de vraag te lezen)
- Goed om test anoniem te maken
- Inwilligenstendens = neiging akkoord te gaan met stellingen
- Effect van antwoorschaal: mensen neigen om extreme antwoorden te geven
Observatie
- Codeerschema’s en interbeoordelaar-betrouwbaarheid(de mate van
overeenstemming tussen de beoordelingen van 2 of meer waarnemers die
hetzelfde gedrag beoordelen)
Schema’s met voorbeelden van goed en slecht gedrag en
verschillende beoordeelaars laten beoordelen
, - Uitdagingen voor validiteit (geldigheid)
Sociale wenselijkheid (besef van geobserveerd worden)
Volgorde-effect: eerste worden meestal kritischer beoordeeld als de
laatste
Observatie en zelfrapportage vaak in aanvulling op elkaar
Marshmallow test
Observatie is beter als zelfrapportage
- Bij zelfrapportage zouden ze allemaal nee zeggen
Test in jaren ’60 en jaren ’90 gedaan
- Kinderen die beter konden weerstaan hadden meer succes nadien
- Nieuwe testen: meer sociaal economisch verklaard -> hogere status (vaker
snoep) konden er gemakkelijker aan weerstaan en ook meer succes later
Operationele variabelen = direct meetbaar of ze er aan konden weerstaan
- Ze hebben gekeken of het kind de marshmallow heeft gegeten of niet
Conceptuele variabelen = latere testresultaten
- Zijn ze later succesvol? ??
oefening:
Een onderzoeksteam wil nagaan wat de houding is van de lokale bevolking in Zeebrugge
tegenover transmigranten:
experiment -> minder het risico dat mensen positief gaan antwoorden door de
zelfrapportering
- maar hoe kan je dan meten wat het resultaat is?
Door observatie -> van vb. helpend gedrag
Zelfrapportage -> handige meting van houding
- Vooral anoniem, om positievere houding dan realiteit tegen te gaan
3. Ideeën testen (zie ppt!)
Beschrijvend: vragen naar trends en tendensen
- Observationeel: systematisch observeren van personen in natuurlijke
situaties
- Archiefonderzoek: bestaande verslagen bestuderen
- Opiniepeiling: enquêtes
Belangrijk: representatieve steekproef
Let op vraagstelling
Correlationeel onderzoek: zoeken naar verbanden
- Continue variabelen: vb hoe warmer -> hoe meer ijsjes men eet (dingen die
we kunnen meten)
Positieve correlatie = als het ene stijgt, stijgt het andere
Negatieve correlatie = als het ene stijgt, daalt het andere
, Geen correlatie = geen verband
- Gaat niet met geslacht, woonplaats,… -> categorische variabelen
- Correlatiecoëfficiënt tussen -1 en +1
- Gebruiken om verbanden na te kijken, of deze in de ene groep anders zijn
dan in de andere groep (wanneer men variabelen niet kan manipuleren)
- Nooit spreken van causaal verband (geen oorzaak-gevolg)
A hangt samen met B, maar veroorzaakt A B of omgekeerd?
Of worden beiden door 3e factor C veroorzaakt
- Longitudinaal correlationeel onderzoek (meerdere keren onderzoeken)
Indicatie van oorzaak-gevolg
Experimenteel onderzoek: oorzaak-gevolg relaties
- Controle
Op voorhand wordt bepaald welke variabele hoe moet worden
gemanipuleerd (alle anderen blijven constant!) = onafhankelijke
variabel (OV)
Van deze variabele wordt het effect op een andere variabele
bekeken (afhankelijke variabele AV)
- Volledig toevallige toewijzing (VTT)
Elke deelnemer heeft evenveel kans om toegewezen te worden
Personen in conditie 1 verschillen niet substantieel van personen in
conditie 2
- Samengevat: door controle en volledig toevallige toewijzing elimineert de
onderzoeker de invloed van alle andere variabelen, met uitzondering van de
experimentele manipulatie
- Subjectvariabelen = bestaande verschillen tussen individuen die niet
manipuleerbaar zijn en dus niet volledig toevallig kunnen toegewezen
worden (leeftijd, geslacht,…)
- Validiteit van een onderzoek = de redelijke zekerheid waarmee we kunnen
stellen dat een effect op de AV enkel door de OV werd veroorzaakt
Controlegroep: ondergaat alle zelfde invloeden behalve de
experimentele manipulatie
- In welke condities
Labo-condities: ander variabelen uitschakelen
Natuurlijke settings:
- Uitdagingen
Ethische aspecten in natuurlijke settings
Proefleidereffect (ander gedrag door eigen verwachtingen)
o Oplossing: randomisatie blinderen
o Oplossing: contact tussen onderzoeker en deelnemer
beperken
- Externe validiteit = de mate waarin dezelfde resultaten zouden bekomen
worden met andere personen en op een ander moment
Resultaten veralgemenen?
Replicaties met hetzelfde resultaat kunnen validiteit ondersteunen
- Bedreigingen
Lage representativiteit deelnemers (gelegenheids-steekproeven)
Lage representativiteit van taken
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur jinthesoetemans. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.