HF 1: Inleiding tot persoonlijkheidstheorieën:
Wat is persoonlijkheid?
• “persona” → Latijns voor masker
• = een patroon van relatief permanente karakteristieken (traits) en unieke kenmerken die
zowel consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag van een persoon.
• Traits (trekken):
o Consistentie over tijd
o Individuele verschillen in gedrag
o Stabiliteit over situaties
• Kenmerken
o Unieke kwaliteiten (bv temperament, intelligentie)
Wat is een theorie?
= een set van gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers toelaten om op basis van logisch
deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren.
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
• Speculatie
- Moet verbonden worden aan empirische data en wetenschap
• Hypothese
- Specifiek vermoeden dat kan getest worden adhv een wetenschappelijke methode
• Taxonomie
- Classificatie volgens natuurlijke relaties
Waarom bestaan er meerdere theorieën?
• Verschillende persoonlijke achtergronden
- Ervaringen tijdens kindertijd
- Interpersoonlijke relaties
• Verschillende filosofische oriëntaties
• Data die gekozen wordt om te observeren is verschillend
• Unieke manieren om naar de wereld te kijken
De persoonlijkheid van theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid:
• ‘psychology of science’
- De empirische studie van het wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief theorie
constructie) van een wetenschapper
• De persoonlijkheden en de psychologie van verschillende theoretici beïnvloedt de aard van
de theorieën die ze ontwikkelen
Wat maakt een theorie zinvol: criteria voor het evalueren/beoordelen van een theorie:
• Genereert onderzoek
• Is falsifieerbaar
• Organiseert gekende data
1
, • Leidt handelen (praktisch)
• Is intern consistent
• Is spaarzaam (niet complexer dan noodzakelijk is)
Dimensies voor een ‘concept’ over de mensheid:
• Determinisme vs vrije keuze
• Pessimisme vs optimisme
• Causaliteit vs teleologie
• Bewuste vs onbewuste determinanten van gedrag
• Biologische vs sociale invloeden op persoonlijkheid
• Individualiteit vs similariteit
Onderzoek naar persoonlijkheidstheorieën:
• Moet onderzoek genereren
- Theorie geeft betekenis aan data
- Data komen voort uit onderzoek ontworpen m hypotheses te testen die afgeleid zijn
van de theorie
• Systematische observaties
- Predicties zijn consistent en accuraat
• 2 empirische criteria voor meetinstrumenten
- Betrouwbaarheid
o Consistentie van het meten
- Validiteit:
o Construct Validiteit:
➢ Convergerend
➢ Divergerend
➢ Discriminant
o Predictieve validiteit
Persoonlijkheidstheorieën:
HF 2: FREUD (1856-1939):
Psychodynamische theorieën:
• Psychoanalyse: de methode die Freud toepaste bij de behandeling van psychische
stoornissen
• Psychoanalytische theorie : de persoonlijkheidstheorie van Freud
Overzicht psychoanalytische theorie:
Wat maakt deze theorie interessant?
• Bouwstenen: seks en agressie
• Verspreid door een toegewijde groep
• Briljante taal (Goethe prijs voor literatuur)
Biografie van Freud:
• Geboren in Freiberg (Moravia; nu Pribor in Tsjechië) in 1856
• Bracht grootste deel van zijn leven (80 jaar) door in Wenen
2
, • Was de oudste zoon van 8 kinderen
• Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie; interesse voor wetenschap
• Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer
• Studies over hysterie (1859)
• Verliet de verleidingstheorie in 1879 en verving deze door het Oedipus complex
• Schreef in 1900 ‘Interpretation of Dreams’
• Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
• Uit Oostenrijk verdreven door de Nazi’s in 1938
• Overleden in Londen in 1939
Freuds model van de geest:
Niveaus van het mentale leven:
• Onbewuste
- Buiten bewustzijn
o Omvat driften en instincten
o Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
- 2 bronnen van onbewuste processen
o Repressie (verdrukking)
o Fylogenetische gave
• Voorbewuste
- Niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
• Bewuste
- Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een beperkte rol
Niveaus van het bewustzijn:
• Bewustzijn: hersenprocessen waarvan we bewust zijn (bv nadenken over hoe iets op te
lossen of aan wat denk je nu?)
• Niet-bewuste: alle processen in de hersenen die buiten het bewustzijn omgaan (bv hartslag,
ademen, controle interne organen)
• Voorbewuste: informatie die op dit moment niet in het bewustzijn kan gebracht worden als
er aandacht aangegeven wordt (bv wat heb je gisterenavond gedaan?)
• Onbewuste: ‘Doof’ niveau waar bepaalde informatie zonder wij er iets van merken wordt
opgeslagen en verwerkt (bv wat we niet onder ogen willen zien)
3
, Freuds onbewuste niveau:
• Deel van de geest waarvan het individu zich niet bewust is, maar waar zich onderdrukte
conflicten, impulsen en drijfveren bevinden die geen toegang hebben tot het bewuste
• Bronnen: repressie en fylogenetische gave
Id: primitieve, onbewuste deel van de persoonlijkheid. Bevat de fundamentele drijfveren en
onderdrukte herinneringen.
Ego: het bewuste, rationele deel van de persoonlijkheid, dat is belast met het handhaven van de
vrede tussen het id en het superego.
Superego: deel van de persoonlijkheid dat onze normen en waarden bevat, inclusief morele attitudes
die zijn overgenomen van ouders en maatschappij; te vergelijken met het meer alledaagse begrip
‘geweten’; omvat ook het ‘ego-ideaal’.
Metafoor van de kranen:
• De menselijke geest kan gezien worden als een buizensysteem in huis dat bestaat uit water
onder druk
• Er zijn 3 loodgieters:
- Id: kranen open
- Superego: kranen dicht
- Ego: druk afleiden
Fundamentele assumptie:
• De menselijke geest is als een hydraulisch systeem
• Persoonlijkheidsverandering wijst op een verandering in de manier waarop psychische
energie ontladen wordt
Dynamische krachten van persoonlijkheid:
• Driften (instincten)
- Libido of seksuele drift: zet mensen aan tot het ervaren van sensueel genot;
drijvende kracht bij alles
- Thanatos of agressieve/destructieve drift: zet mensen aan tot agressieve en
destructieve gedragingen
• Angst
- Neurotische angst (id en ego)
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Otley. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.