Gezinspedagogiek
1. Gezinspedagogiek: vraagstelling en identiteit
2. Theoretische modellen en onderzoeksbenaderingen
3. Roldoorbrekend opvoeden
4. Vlaams onderzoek naar gezinnen en opvoeding
5. Vaders
6. Kinderopvang
7. Scheiding
8. Nieuw-samengestelde en eenoudergezinnen
9. Adoptie
10. Opvoeding na medisch begeleide bevruchting & Opvoeding in holebigezinnen
,1. Gezinspedagogiek: vraagstelling en identiteit
1. Gezin
2. De gezinspedagogiek in relatie tot de algemene pedagogiek
2.1 Relatie tot de Algemene pedagogiek
2.2 De gezinspedagogiek als wetenschap
3. Opgaven van de gezinspedagogiek
4. De componenten van opvoeding (zie kennisclip)
4.1 De handelingsgerichte component
4.2 De betekeniscomponent
Illustratie & oefening aan de hand van videomateriaal
1. Het gezin
= een huishouden met als essentiële kenmerken de combinatie van meer dan één generatie en tussen deze
generaties een zorgafhankelijkheid. dus minstens 1 kind en 1 ouder
Ouderschap en veelal partnerschap zijn samenstellende elementen van een gezin. In een gezin is er sprake van
minstens één ouder en één kind. Gezinsrelaties zijn solidair en niet-vrijblijvend. men neemt
verantwoordelijkheid op voor elkaar, een kind kan ook verantwoordelijkheid opnemen voor een ouder wnr die
ouder vb. te oud is om boodschappen te doen.
‘Gezin’ in demografisch onderzoek = ‘huishouden’
• Bestaat uit ofwel één persoon die alleen leeft, ofwel uit twee of meer personen die al dan niet door familiebanden
verbonden, gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er mee samenleven
• Particulier huishouden vs collectief huishouden (=rust- en verzorgingstehuis, strafinrichting, weeshuizen,
verpleeginstellingen, studenten- en arbeidershomes)
• Gebaseerd op geregistreerde en administratieve cijfers afkomstig van officiële databronnen (Rijksregister)
Maar: weerspiegeling van reële werkelijkheid? Gezinsvormen knn anders zijn dan officieel geregistreerd wordt
vb. wnr een koppel uit elkaar gaat en al apart wonen. Moeilijker een beeld te krijgen vd soorten gezinnen in België
Andere mogelijke definities:
• Levine (1990):
– Een gezin is méér dan het vroegere wettelijke, biologische en economische kader
– Subjectief fenomeen
– Er moet sprake zijn van solidariteitsrelaties tussen individuen met diepe persoonlijke bindingen en
reciprociteit
– Brede definitie: gezin bestaat niet noodzakelijk uit ouder en kind
– Het affectieve staat centraal, niet het biologische
• In wetenschappelijk onderzoek
– Samenlevingsvorm van enkele mensen, wat ook duidelijk naar de buitenwereld wt gecommuniceerd
– Contextbepaald: hoe gezin omschreven wordt is afh v wat men onderzoekt (vb. gebruik vd term ‘family’)
,Eenduidige definitie ‘gezin’ niet evident door maatschappelijke veranderingen Sterft het klassieke kerngezin uit?
○ loskoppeling partnerschap en huwelijk
○ loskoppeling partnerschap en ouderschap
○ bloedband ouder en kind niet noodzakelijk
○ diversiteit aan gezinnen: veranderingen in samenstelling en grootte (toename eenoudergezinnen en
éénpersoonshuishoudens door meer scheidingen en de ouder wordende bevolking, waardoor mensen alleen
achterblijven; kleinere gezinnen met minder kinderen; ...)
Gezinsenquête 2016
• Schriftelijke enquête over ‘subjectieve gezinssamenstelling’ bij 2644 gezinnen uit Vlaanderen of Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, met minstens één kind jonger dan 25 jaar
• Wie behoort volgens u tot uw gezin?
– voor 96,4% van de gezinnen is er een match tussen het subjectieve gezinstype en het Rijksregister;
mismatch door bvb.: net gewijzigde toestand (vb. net gehuwd), een partner verblijft officieel ergens
anders
– het ‘gezinsgevoel’ overstijgt domicilie en feitelijke verblijfplaats: bijna 1 gezin op 10 vermeldt één of
meerdere gezinsleden (vb. partner, kinderen) die elders een wettelijke verblijfplaats hebben
– voor veel gezinnen is het kerngezin nog het ‘ideaal’ (vaak wnr men nog kinderwens heeft of wnr er
sprake was van een scheiding waardoor ze er nog moeite mee hebben)
Van ‘gezin’ naar ‘samenlevingsvorm’
• Een verband waar mensen met elkaar samenleven en voor de buitenwereld als zodanig herkenbaar
• Breed spectrum:
- Kerngezin (‘nuclear family’)
- Grootfamilie (‘extended family’, vb. tantes of ooms)
- Klassiek (letterlijk bij de mensen samenleven) & gemodificeerd uitgebreid gezin (iemand die nauw
betrokken is, maar niet samen, maar toch dagelijks contact mee)
- Eenoudergezin
- Ongehuwd samenwonenden
- LAT-relatie (een koppel dat apart woont)
- Nieuw-samengesteld gezin (blended family, mikado-gezin)
- Holebigezin …
… en ‘soorten’ ouders
• Biologische (natuurlijke) ouder en sociale ouder
• Wettige of juridische ouder
• Pleegouder
• Adoptieouder, afstandsouder
• Stiefouder, plusouder
• Zorgouder, meeouder
• Bonusouder
• Duo-moeders/vaders, holebi-ouders
• Draagmoeder, wensouder
• Buikmama, Leenmoeder
• Bio-vader; Viking-vader
• Donor-plusvader
• Bom & Bam, bewust alleen staande ouder
• Solo-ouder
, 2. De gezinspedagogiek in relatie tot de algemene pedagogiek
• Gezinspedagogiek = studie van opvoeding in gezinssituaties
• Opvoeding: het creëren van een relationele en materiële omgeving door opvoeders met het oog op het welzijn
en het volwassen worden van de opvoedeling
® ouder-kind relatie in interactie
® opvoedingsvraag en opvoedingsaanbod
® ‘parenting’ (in Angelsaksische literatuur)
® omvat ‘socialiseren’: kinderen opvoeden tot leden van de samenleving, door het aanleren van normen
en waarden
Veronderstellingen bij (gezins)opvoeding:
– = essentieel voor het welzijn en opgroeien van het kind (kind als opvoedeling)
– ouderfiguren stemmen hun handelen af op het welzijn en opgroeien van het kind (ouders en ouderfiguren als
opvoeders). We gaan ervan uit dat elk kind specifieke noden heeft en opvoeders moeten hun handelen daar
op afstemmen
2.1 Relatie tot de Algemene pedagogiek
Praxis = praktijk v opvoeding binnen gezinsvormingonderwijs
1. de ervaring dat de mens zelf aan het bestaan vorm en zin moet geven (vanuit een existentiële nood), komt aan
de orde bij het ouder worden. Hoe gaan we betekenis geven aan ons leven?
2. deze vorm- en zingeving is steeds een relationeel gebeuren
3. de zingeving die een antwoord is op deze existentiële nood is nooit definitief
Toegepast op opvoeding
- we moeten kinderen en jongeren inleiden in een wereld van betekenissen
- zodanig dat hij/zij zelf tot een zingeving kan komen,
- waardoor hij/zij het eigen handelen kan verantwoorden voor zichzelf en ten opzichte van anderen
Praxis van de opvoeding in algemeen-pedagogische principes:
1. het kind is opvoedbaar (soort optimisme dat we kunnen bijdragen aan de opvoeding en knn helpen met
betekenis geven aan de wereld)
2. Het kind moet opgevoed worden tot persoonlijke vrijheid en verantwoordelijke zelfbepaling in solidariteit met
anderen, de belangen van anderen in rekening houden
3. Opvoeder moet betekenissen omzetten in persoonlijk authentiek aanbod, kijken naar wie je kind is en wat zijn
specifieke noden zijn en dan een aanbod bieden dat zinvol is voor het kind
4. Pedagogisch aanbod moet beroep doen op de menswaardigheid van het kind, samenleven met anderen
2.2 Gezinspedagogiek als wetenschap
• Gezinspedagogiek als gedragswetenschap
• Levensloopbenadering: ontwikkeling binnen sociale context
– Proximale omgeving: dichtbij, alles was zich binnen gezin afspeelt, ouder-kind relatie
– Distale omgeving: iets verder vb. schoolcontext, woonbuurt
• Wederkerigheid van opvoeding
• Beschrijving van processen, interacties en mechanismen van gezinsopvoeding