Fiscaliteit
Deel 1 Algemene principes van Belgische belastingrecht:
Hoofdstuk 1: Inleiding
Het belastingrecht is een publiek recht en regelt de wijze waarop de overheid een financiële prestatie
kan vorderen van rechtssubjecten.
Belastingrecht omvat:
Rechtsgrond van de belastingbevoegdheid, hoe kan de overheid beslag leggen op de
goederen van personen
Toepassingsgebied van de belasting: wie en wat is onderhevig aan de belastingen Dit zal
strikt afgelijnd zijn want moet duidelijk zijn.
Dwangmaatregelen van de overheid: Welke middelen kan de overheid gebruiken om de
belastingen te innen. Bv. Deurwaarder
Fiscale geschillenbeslechting: Hoe kunnen we in akkoord gaan met de overheid indien er een
geschil ontstaat. Dit hoeft niet altijd op het moment van het geschil, dit kan ook vroeger
gebeuren door te werken met de ruling commissie.
Deze rulingcommissie kan worden geraadpleegd indien de belastingplichtige bepaalde
onduidelijkheden heeft over zijn belastingverplichting. Bv fusie van onderneming, de reden
mag niet zijn om minder belastingen te betalen, maar voor economische redenen mag wel.
1.1 Wordingsgeschiedenis van de belasting:
Belastingen bestaan al zeer lang, maar wel in verschillende vormen.
Dit is begonnen met veroveringstaksen, dit was wanneer er een oorlog was
en een bepaald gebied werd overwonnen werd er een taks betaald.
Dit evolueerde naar een belastingen op de oogst. Dit was een repetitieve en wederkerende
belastingen want er werd elk jaar geoogst en niet elk jaar oorlog gevoerd en een stuk land veroverd.
Hierdoor kreeg de overheid een jaarlijkse inkomst, hiermee gingen ze hun eigen uitgaves gaan
betalen
Tolheffing is een belasting die vandaag de dag nog voorkomt namelijk bij import en export
Grondbelasting is een belasting die vandaag de dag ook nog voorkomt zoals roerende voorheffing op
fictieve inkomen. Kwam al voor in het oude Egypte
Bij de Romeinen is eigenlijk de grondslag gelegd voor de indeling van de belastingen in directe en
indirecte heffingen.
Ook in het Frankische tijdvak en in de middeleeuwen zijn tal van belastingen geheven die voor een
goed deel geïnspireerd waren op een aantal verbruiks- en bezittingsheffingen die in de Romeinse tijd
al reeds bestonden.
In het Spaanse tijdvak werd een permanent belastingstelsel ontwikkeld: De 100 e penning, een
eenmalige penning van 1% op roerend en onroerend vermogen; 20 e penning, 5% op de verkoop van
onroerende goederen; 10e penning, 10% op de verkoop van roerende goederen, koop- en eetwaar
De invoering van belastingen stootte op zeer veel weerstand
In de Franse Ancien Regime kende 4 belastingen:
De taille
o Taille personnelle, geheven op het inkomen
o Taille reelle, een soort grondbelasting
1
, Capitation, een klassenbelasting in functie van de maatschappelijke positie en beroep van
burger
De dixieme, vingtieme, enz. op afzonderlijke klassen van inkomen
De dime, een belasting in natura van de kerk
! In België in 1919 is er een cedulaire belastingen ontstaan. Dit is de voorloper op de
inkomstenbelasting die we vandaag de dag kennen. Deze cedulaire belastingen zijn ingevoerd na
WO1.
Cedulaire belasting bestond uit: een grondbelasting, een mobiliën belasting en een bedrijfsbelasting.
Deze grondbelasting leek sterk op de onroerende voorheffing, de mobilien belasting was een
belasting op de roerende inkomsten en de bedrijfsbelasting was een belasting op de
beroepsinkomsten van de mensen die werkte als werkgever of werknemer
Dit is vandaag de dag anders want je hebt een vennootschaps- en een personenbelasting, deze 2
vormen dan de inkomstenbelasting
Het cedulaire stelsel was niet houdbaar op de lange termijn als gevolg van globalisatie en
veranderingen (het cedulaire stelsel werkte op sommige vlakken het vrij verkeer van goederen en
mensen tegen) waardoor in 1962 men overgeschakeld is naar de inkomstenbelasting waarbij de
belastingen worden opgesplitst tussen de "personenbelasting” ook wel “belasting op inkomen”
genoemd en de “vennootschapsbelasting” of een andere term hiervoor” belasting op de winst. “
Indien we kijken naar successie- en registratierechten zien we ook een evolutie. De meeste worden
gekenmerkt als een gewestenbelasting, dit betekent dat de opbrengsten en kosten volledig aan de
gewesten toekomen.
Hierdoor hebben de gewesten de normatieve bevoegdheid gekregen dus ze bepalen de
heffingsgrondslag, tarief en de belastingvermindering.
OPGELET sommige minder belangrijke registratierechten zijn wel federaal gebleven
1.2 Bevoegdheid om belasting te heffen:
Deze bevoegdheid ligt bij de overheid en zij kunnen quasi elke materie potentieel belasten.
Ze moet wel een aanknopingspunt hebben om die materie te kunnen belasten. Dit
aanknopingspunt kan zowel:
Personeel: hier kijkt men vooral naar het domiciliebeginsel, dit beginsel houdt in dat men
belast wordt op de plaats waar iemand woont of een vennootschap gevestigd is.
OF
Zakelijk: Hier hebben we het liggingsbeginsel en het bronstaatbeginsel.
o Het ligginsbeginsel gaat over onroerende goederen die op een bepaalde plaats
gelegen is. Maar bijvoorbeeld als je een onroerend goed in Frankrijk hebt, zal je in
Frankrijk belast worden ondanks dat je een in België gedomicilieerd bent. De reden
daarvoor is dat Frankrijk nog steeds een aanknopingspunt mee heeft.
o Bij een bronstaatbeginsel kijken we of er bij de bron nog belast moet worden. Bv als
er dividenden door een vennootschap worden uitgekeerd of er dan nog bij de bron
(de vennootschap) moet worden belast. Dit is inderdaad zo, de vennootschap zal
in het land waar hij zijn activiteiten uitvoert een belasting moeten betalen op de
winst. Dit is de roerende voorheffing
Dus elke materie kan worden belast, alleen moet het land wel een duidelijk personeel of zakelijk
aanknopingspunt hebben. Dit is dan ook wel het territorialiteitsbeginsel.
Landen willen wel hun belastingbevoegdheid zo breed mogelijk houden bijvoorbeeld als je in België
gevestigd bent zal je belast worden op je wereldwijd inkomen (dus ook inkomen uit het buitenland).
Hiervoor bestaan er een dubbel-belastingverdragen want men mag mensen niet 2x belasten op
2
,hetzelfde. Landen zullen dus moeten overeenkomen waar de belastingbevoegdheid van een land
eindigt en waar die van een ander begint
Bv: Belgie zou het onroerend goed dat je in Frankrijk hebt belasten, maar dit gaat dubbel-
belastingverdrag dat zegt dat Frankrijk een voldoende groot aanknoping heeft met dit onroerend
goed en dat dit meer dan dat België heeft.
Dubbel belastingverdragen worden opgemaakt tussen landen en hiervoor bestaat een model voor.
Dit model wordt opgericht door de OESO. Dit is het OESO-model verdrag
Hoofdstuk 2: Definitie en functie van de belasting:
De definitie van belastingen zijn vrij talrijk. Het belastingsbegrip evolueert en past zich aan politieke,
economische, sociale en technologische veranderingen.
Waarom betalen we belastingen?
Volgens Oliver Wendell Holmes betalen we belastingen om te kunnen leven in de samenleving en
te genieten van een aantal voordelen.
Vaak wordt gesteld dat een belasting de rechtsband tussen de belastingplichtige en een overheid
waarbij een heffing of prestaties worden opgelegd ten behoeve van het Rijk, de gemeenschap, het
gewest, de provincie, de gemeente of de agglomeratie aan personen die op het grondgebied van het
Rijk verblijven of er belangen hebben
2.1: Belasting
Hieruit kunnen we stellen dat een belasting 4 elementen heeft die belangrijk zijn.
Rechtsband: hoe ontstaat er een band tussen mij en de overheid
Partijen: wie zijn dit. Wie is de belastingplichtige en Wie is de belastinginner
Voorwerp: Zijn dit beroepsinkomsten, onroerende goederen,
Financieel doel: doel en functie van de belasting
1° Rechtsband, dit is het ontstaan van een juridische relatie die ontstaat tussen de belastingplichtige
en de overheid namelijk de belastingschuld.
Dit kan een materiele of formele belastingschuld:
Materiele belastingschuld is de berekening en hoeveelheid van de belasting
Formele belastingschuld is het bestaan, eisbaarheid en invordering van de belasting
Bv. Successierechten: Successierechten ontstaan als iemand overlijdt waardoor er een materiele
belastingschuld is want er zal namelijk belasting gehoffen worden op de goederen die deze persoon
nalaat. Op die dag ontstaat er dus een materiele belastingen ten aanzien van elke erfgerechtigde.
Deze berekening daarvoor is dan de materiele belastingschuld. Men zal eerst kijken naar de
samenstelling van het te belastend vermogen, dit duurt soms langer indien we ook te maken met
natura in het vermogen. Deze natura wordt dan gewaardeerd op basis van de verkoopwaarde (zien
wel dat deze daalt naarmate de tijd vordert)
Daarna zal de formele belastingschuld ontstaat na het indienen van de belasting en gaat de
administratie over tot inning. Vaak worden deze spontaan betaald, maar indien deze niet betaald
wordt dan heeft de overheid een aantal dwangmiddelen.
Bv. Inkomstenbelasting: Zijn een directe belasting in die zin dat ze het resultaat zijn van een periode
(vorig jaar of inkomstenjaar). Deze kan dus pas worden gehoffen na het verstrijken van deze periode
want dan zijn alle noodzakelijke gegevens voor de berekening aanwezig.
De belastingschuld wordt berekend op het inkomstenjaar, maar wordt betaald in het aanslagjaar.
3
, Na de formalisering (aanpassing op basis van termijnen ook wel aanslagtermijnen genoemd + de
fiscus zal de belasting moeten vestigen. Deze vestiging is dat de belastingschuld wordt opgenomen in
een kohier) van de materiele belastingschuld om deze opeisbaar en invorderbaar te maken. Daarna
hebben we de formele belastingschuld
Het geheel van specifieke wettelijke toepassingsvoorwaarden van elke belasting wordt het
belastbaar feit genoemd. Wanneer deze specifieke toepassingsvoorwaarden van een belastbaar feit
wordt vervuld, spreken we over het feit dat het belastbaar feit voltrokken is. Bij sommige
belastingen is deze voltrekking direct, bij andere indirect
2° Partijen: Staat; Gemeenschappen en/of gewesten; provincies, gemeentes.
Het is evident dat de Staat over de bevoegdheid beschikt om belastingen te mogen invoeren.
Daarnaast genieten de gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeentes ook de algemene
bevoegdheid tot belastingheffing.
Opgelet de federale wetgever (Staat) heeft wel de mogelijkheid om de belastingbevoegdheid van
deze gedecentraliseerde besturen (de gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeentes) aan
banden te leggen.
De overheid is dus in totaal de staat, gemeenschappen en gewesten, provincies en gemeenten.
De federale overheid heeft een autonome belastingbevoegdheid over de gedecentraliseerde
besturen, maar deze bevoegdheid is wel beperkt door de EU-wetgeving en ook door het
internationaal recht.
Federale overheid beperkt de fiscale bevoegdheid van sommige gedecentraliseerde besturen, maar
we zien ook dat de federale overheid een stuk van zijn fiscale bevoegdheid zoals registratie- en
successierechten toebedeeld aan de lagere overheid zoals gewesten
Belastingplichtige of belastingschuldige?
De belastingplichtige kan zowel een persoon als een bedrijf zijn en deze is in principe ook de
belastingschuldige, maar niet altijd. Stel dat je getrouwd bent dan word je als afzonderlijk personen
belast en wordt de belasting berekend op basis van individu. Maar als één van deze personen de
belasting niet kan gaan betalen, zal men de belasting bij de andere gaan innen.
De belastingplichtige is in wiens hoofd het belastbaar feit zich voltrokken heeft.
Versus
De belastingschuldige in éénieder die gehouden is tot de betaling van de belastingschuld. Dit is veel
ruimer in vergelijking met belastingplichtige
________________________________________________________________________________
Belastingen kunnen op 3 beleidsniveaus tot stand komen:
Federale belastingen: BTW, accijnzen, douanerechten
Gewestelijke of regionale belastingen: afvalheffing, leegstandheffing
Provinciale of gemeentelijke belastingen: belasting op reclamedruk
Er zijn ook wel nog enkele hybride vormen
2.1.1 Federale belastingbevoegdheid
Belangrijkste belastingen:
Belasting op inkomen:
o We hebben de personenbelasting, dit is de belastingen geheven op het
wereldinkomen van natuurlijke personen. Er zijn ook enkele vrijstellingen.
4