Algemene informatie omtrent het opleidingsonderdeel:
• Examen: elk deel op 10 punten per docent (indirecte en directe belastingen)
• Ook theoretische vragen met toepassingsvragen, daarom studeren met de codex
• Werken met aanslagjaar 2020, is inkomsten 2019
Algemeen onderscheid:
Er is een verschil tussen directe en indirecte belastingen.
• De directe belastingen zijn de belastingen op de inkomsten van
- personen (personenbelasting, bedrijfsvoorheffing)
- bedrijven (vennootschapsbelasting)
- rechtspersonen (rechtspersonenbelasting)
- vastgoed (onroerende voorheffing)
- kapitaal (roerende voorheffing).
• Indirecte belastingen.
- btw op wat u consumeert
- de accijnzen op tabak, alcohol en brandstoffen
- de registratie-, hypotheek- en successierechten.
Inhoud
Deel 1: de directe belastingen................................................................................................................. 3
A. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (minder belangrijk) .............................. 3
B. Inkomstenbelastingen ..................................................................................................................... 3
1 Personenbelasting ........................................................................................................................... 4
1.1 Wie is onderworpen aan de personenbelasting?.................................................................... 4
1.2 Belastbare grondslag voor rijksinwoners ................................................................................ 5
1.3 Gemeenschappelijke aangifte of alleenstaande in de PB? ..................................................... 6
1.4 Wat met de inkomsten van de minderjarige kinderen? ......................................................... 6
1.5 Belastbaar tijdperk en aanslagjaar in de PB? .......................................................................... 7
1.6 Schema: soorten personenbelasting ....................................................................................... 7
1.6.1 Onroerend inkomen ........................................................................................................ 8
1.6.1.1 Inkomsten uit onroerende goederen .......................................................................... 8
1.6.1.2 Bij wie belastbaar? ...................................................................................................... 9
1.6.1.3 Kadastraal inkomen................................................................................................... 10
1.6.1.4 Onroerend inkomen: gebouwen ............................................................................... 11
1.6.1.5 Onroerend inkomen: gronden .................................................................................. 17
1
, 1.6.1.6 Onroerend inkomen: buitenland .............................................................................. 18
1.6.1.7 Onroerend inkomen: woonbonus ............................................................................. 18
1.6.1.8 Onroerende voorheffing ........................................................................................... 20
1.6.2 Roerend inkomen .......................................................................................................... 21
1.6.2.1 Roerende inkomsten ................................................................................................. 21
1.6.2.2 Verplicht en facultatief aan te geven roerende inkomsten ...................................... 21
1.6.2.3 Herkwalificatie intresten in dividenden .................................................................... 22
1.6.2.4 Auteursrechten ......................................................................................................... 24
1.6.2.5 Aanslagmodaliteiten roerende inkomsten ............................................................... 24
1.6.2.6 Roerende inkomsten – speciaal geval ....................................................................... 25
1.6.3 Beroepsinkomen ........................................................................................................... 25
1.6.3.1 Begrip beroepsinkomsten ......................................................................................... 25
1.6.3.2 Soorten beroepsinkomsten....................................................................................... 25
1.6.3.3 Winsten ..................................................................................................................... 25
1.6.3.4 Baten ......................................................................................................................... 26
1.6.3.5 Meerwaarden............................................................................................................ 27
1.6.3.6 Stopzettingsmeerwaarden ........................................................................................ 29
1.6.3.7 Bezoldigingen ............................................................................................................ 31
1.6.3.8 Raming van voordelen in natura ............................................................................... 33
1.6.3.9 Vrijgestelde bezoldigingen ........................................................................................ 35
1.6.3.10 Van bruto- naar netto-beroepsinkomen................................................................... 36
1.6.4 Diverse inkomsten ......................................................................................................... 39
1.6.4.1 Belastbare inkomsten (Art 90 WIB) .......................................................................... 39
1.6.4.2 Toevallige winsten of baten ...................................................................................... 40
1.6.4.3 Inkomsten uit de deeleconomie, occasionele diensten tussen burgers en
verenigingswerk ........................................................................................................................ 40
1.6.4.4 Onderhoudsuitkeringen ............................................................................................ 41
1.6.4.5 Meerwaarde op gronden .......................................................................................... 42
1.6.4.6 Meerwaarde op gebouwen....................................................................................... 44
1.6.5 Berekening in de PB....................................................................................................... 45
2
, Deel 1: de directe belastingen
A. Met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (minder
belangrijk)
• Verkeersbelasting
• Belasting op de automatische toestellen
• Belasting op spelen en weddenschappen
• Belasting op de inverkeerstelling
• Kilometerheffing voor vrachtwagens met toelaatbaar gewicht boven de 3,5 ton
B. Inkomstenbelastingen
Hierbinnen heb je 4 categorieën
1. Personenbelasting (PB) 1.2.1
Woont/gevestigd in België,
- Het gaat over een natuurlijk persoon die in België woont
2. Vennootschapsbelasting (VenB) 1.2.2
er is een wereldwijde
- Gelijklopend met de PB, maar het gaat niet over een belastingplichtige die geen
natuurlijk persoon is, maar een vennootschap die rechtspersoonlijkheid heeft en
winstoogmerk heeft, deze moet daarenboven gevestigd zijn in België
grondslag
3. Rechtspersonenbelasting (RPB) 1.2.3
- Deze keer volstaat het dat je geen winstoogmerk hebt, voorbeeld: verenigingen. Zij
oefenen geen commerciële exploitatie uit, maar moeten nog steeds in België
gevestigd zijn
4. Belasting der niet inwoners (BNI) 1.2.4
- Natuurlijke personen en rechtspersonen
Alleen belasting op in
- Fiscale woonplaats in het buitenland
- De voorwaarde dat je niet in België bent gevestigd en uw fiscale woonplaats gelegen
België behaalde
is in het buitenland. Je werkt bijvoorbeeld in Moeskroen, maar woont wel in
inkomsten
Frankrijk.
- Deze situatie kan zich ook voortdoen voor vennootschappen. Je hebt bijvoorbeeld
een zetel in Nederland, maar toch een activiteit of kantoor in België, dan kan je
onderworpen zijn aan de BNI vennootschappen
Het TERRITORIALITEITSBEGINSEL
• Er is dus een onderscheid tussen het inkomen die je verwerft in dit land (België) en inkomen
verworven buiten België
• PB, VenB en RPB volgen het principe van de personele territorialiteit
- Woonplaats in België
- Gevolg: belast op WERELDWIJD behaalde inkomsten
• BNI volgt het principe van de zakelijke territorialiteit
- Alleen belasting op in België behaalde inkomsten
- Je betaalt alleen belastingen op inkomen die verworven werden in een bepaald land
- Vb.: Stel dat je voor 20% in Nederland werkt dan zal Nederland deze inkomsten voor
het werk in Nederland willen belasten. Dit is enkel bij BNI, bij de andere vormen is
een wereldwijde heffingsgrondslag en kan er een dubbele taxatie worden toegepast.
Want België zal belasten op het wereldwijd inkomen en Nederland op het inkomen
die je door daar te werken hebt verworden = dubbele taxatie, hier bestaan
oplossingen voor = zie infra
3
, 1 Personenbelasting
Het is de basis waarvan we beginnen
1.1 Wie is onderworpen aan de personenbelasting?
• Rijksinwoners
- Natuurlijke personen die hun woonplaats in België hebben of wanneer ze geen
woonplaats in België hebben, de zetel van fortuin in België hebben
➢ Woonplaats= “feitelijk criterium”: het werkelijk in het land wonen
➢ Zetel van fortuin= plaats van waaruit de goederen die het fortuin vormen,
worden beheerd
➢ 1e criteria is nagaan of er een woonplaats is in België, ja dan stopt het hier,
neen dan 2e criteria: de zetel van fortuin
➢ Fiscaal wordt gekeken naar de feitelijke woonplaats, waar je
effectief/werkelijk woont. Is niet gelijk aan de burgerlijke woonplaats, kan
maar is niet noodzakelijk zo.
➢ 2de criteria: je hebt voorbeeld geen woonplaats in België, maar wel een zetel
van fortuin (waar heb je je vermogen, de plaats van waaruit je je vermogen
gaat beheren, niet waar je vermogen zich situeert).
➢ Je was vb. inwoner van België, je bent verhuisd, maar je gaat nog steeds
terug om je vermogen te beheren.
- Hoe controleren van de woonplaats?
➢ Inschrijving in het rijksregister (tegenbewijs is toegelaten)
Vb. jonge mensen die de kans krijgen om voor een periode van 2 jaar naar
buitenland, maar je vergeet je uit te schrijven op het stadhuis op het
bevolkingsregister, dus de overheid vermoedt dat je nog in België woont en
zal belastingen moeten betalen, maar het land waar je 2 jaar verblijft wil ook
belastingen heffen. Gelukkig bestaat het wettelijk weerlegbaar vermoeden.
Anders dubbele taxatie
➢ Voor gehuwden en wettelijk samenwonenden
- Plaats waar het gezin is gevestigd (GEEN tegenbewijs toegelaten)
- Gehuwden en wettelijk samenwonenden: je wordt geacht inwoner te
zijn waar je gezin is gevestigd. Hier is geen tegenbewijs mogelijk.
- Vb.: man werkt in buitenland in olielanden waar lage belastingen zijn
en niet veel terugkomt naar België maar zijn gezin is er wel nog
gevestigd, toch zal hij in België worden belast.
• Overheidsvertegenwoordigers
- Diplomaten en beroepsconsuls die België vertegenwoordigen in het buitenland
blijven aan de personenbelasting onderworpen
- Diplomatieke vertegenwoordigers van vreemde staten zijn NIET aan de
personenbelasting onderworpen
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Studentbxl. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.