ADL samenvatting
ADL – ACTIVITEITEN:
Zorg en ondersteuning -> nooit van zelfsprekend. Je moet deel van autonomie en vrijheid afgeven.
ADL= activity of daily living -> activiteiten van het dagelijkse leven of algemene dagelijkse
levensverrichtingen. Algemeen wijst op universeel (over heel de wereld). Ze zijn levensnoodzakelijk.
Het zijn verrichtingen die voor alle mensen gelijk zijn.
In jaren 60 Katz maakt ADL schaal -> Katzschaal (meest gebruikt in België):
- Wassen
- Aan en uitkleden
- Wc gang en transfer (staan, gaan, liggen, zitten)
- Continentie
- Eten en drinken
Andere soort schaal: Barthel Index -> Engelse index, internationaal bekend, oudste en meest
gebruikte observatie- instrument voor het meten van ADL. Deze schaal heeft 10 verrichtingen.
BelRAI (Belgische Resident Assessment Instrument= schaal voor meten zorgbehoefte -> Vlaamse
regering is er momenteel aan aan het werken. Het is een vragenlijst om te kijken wat een persoon
kan en niet kan. Voordeel: alle zorginstanties moeten nog maar 1 universele schaal gebruiken. Doel:
patiënt sneller de juiste zorgen geven.
Diverse samenleving in de gezondheidszorg:
We leven in super diverse samenleving -> cliënten en werknemers hebben vaker een andere sociaal-
culturele achtergrond. -> hierdoor is er geen eenduidige manier om naar onze hulpvrager te kijken en
interventies toe te passen.
Gevaar om te generaliseren! Niet elke allochtoon of niet elke Antwerpenaar is hetzelfde -> heel veel
verschillende factoren vormen identiteit (afkomst, geslacht, leeftijd, hobby’s, vrienden, etc)
Alle hulpverleners worden dagelijks geconfronteerd met verschillende individuen die op
verschillende wijzen hun ziekte beleven of kiezen voor de best mogelijke therapie -> bv Marokkaanse
moeder met diabetes krijgt elke dag lekkere dingen van kinderen ookal zegt hulpverlener dat het
ongezond is. Waarom blijven ze dit doen? Voor troost, verwennen of omdat in hun cultuur dik als
gezond wordt gezien.
Streven naar patiënt gerichte zorg (oog en oor hebben voor wensen zorgvrager) -> hoe meer
diversiteit, hoe meer we onze aanpak moeten personaliseren -> ga in gesprek met cliënt, leg uit wat
en waarom je iets doet, vraag naar hun wensen over de zorg.
Afhankelijk worden van zorg:
Het zelf instaan voor ADL wordt als zelfsprekend gezien, zolang ze hierbij geen beperkingen
ondervinden. Het zelf niet meer kunnen -> je krijgt een andere houding tegenover jezelf en de
omgeving -> autonomie wordt aangetast en je wordt afhankelijk van anderen die ook een andere rol
t.o.v. jou aannemen. Beperkingen in ADL worden als negatief waargenomen. Soort hulp is ook
ingrijpend -> wassen, problemen met continentie, etc. Ruimtelijke veranderingen -> men ziet wereld
vanuit zittende of liggende houding, andere buigen over je heen (wordt sterker geaccentueerd als ze
,niet rechtstreeks tegen zorgvrager praten maar tegen bv mantelzorger). Woonomgeving wordt
kleiner -> bv enkel nog living. Intimiteit is zeer belangrijke waarde voor mensen-> inbreuk hierop
heeft negatieve invloed op kwaliteit leven patiënt.
Problemen bij afhankelijk worden van de zorg:
- Weerstand bij de patiënt: gekregen hulp wordt niet altijd aanvaard. Hoe, wanneer, in welke
mate en aan wie de hulpvraag zal gesteld worden hangt af van individuele factoren ->
beleving van patiënt, vroegere ervaringen (pos of neg), mondigheid en cultuur. De omgeving
zal de zieke aanmoedigen om hulp te vragen of zal hulp opdringen. Elke hulpvrager gaat hier
anders mee om.
- Houding van de hulpverlener: voor zorgverlener is het een uniek voorrecht om toegelaten te
worden tot de zorgvrager -> geeft ongewilde macht en verantwoordelijkheid. Hij moet
voorzichtig en verantwoord omgaan met dit voorrecht. Belangrijkste opdracht hulpverlener:
zo weinig mogelijk hulp verlenen en zoveel mogelijk autonomie stimuleren. Het is belangrijk
dat de geboden hulp overeenkomt met de gevraagde hulp. Houding verpleegkundige
belangrijk -> patiënt voelt zich snel een last. Vroeger stond relatie hulpverlener-Patiënt
centraal (“ik weet wat goed voor u is) -> nu staat relatie hulpverlener-cliënt centraal
(Patiënt= passief, cliënt= mondig). Belevenis goede zorg van verpleegkundige -> persoonlijke
aandacht kunnen geven aan patiënt en tempo van zorg kunnen aanpassen aan patiënt.
Werkdruk beïnvloed zorgverlening.
- Weerstand bij de hulpverlener: hulpverlener kan ontdekken dat geven van hulp niet altijd
evident is. Hulpverlener blijft mens met gevoelens -> we moeten zoeken waar deze
gevoelens mee te maken hebben -> bv gevoelens van onmacht kunnen leiden tot het langer
laten wachten van een patiënt bij een beloproep. Inzicht krijgen in de situatie en begrijpen
waar de weerstand op rust helpt het te overwinnen en maakt het verlenen van hulp
gemakkelijker. Weerstand te groot -> afspraken maken of hulp vragen aan andere VPK.
Hulpverlener word patiënt -> invloed op beroepsleven en kan aanleiding geven tot een
nieuwe manier van zorg geven.
LICHAAMSVERZORGING/ WASSEN:
Lichaamsverzorging is noodzakelijk om normale bevuiling tegen te gaan, als bescherming tegen
micro- organismen en om kruisinfecties te voorkomen.
Persoonlijke hygiëne: alles wat te maken heeft met het wassen en verzorgen van het lichaam ->
belangrijk voor het welbevinden.
Lichamelijk worden verzorgd geeft pos en neg gevoelens -> persoon kan het zelf niet meer en krijg
afhankelijkheidsgevoel.
Verzorging wordt beïnvloed door opvoeding, religie, cultuur etc. Elke cultuur heeft andere
lichaamsverzorging gewoontes -> rekening mee houden en zorg aanpassen
Altijd patiënt stimuleren om het zelf te doen -> eigenwaarde beschermen en zelfredzaamheid
bevorderen
,Huidverzorging en methodes:
- Op bed, in bad of in de douche: ochtendtoilet= iemand ’s morgens wassen ->kan in bed, bad
of douche (bad en douche meest geschikt maar niet altijd mogelijk)
- Bedbad: volledige verzorging van patiënt die niet uit bed kan/mag of die zich niet kan
verzorgen door beperkingen (pas geopereerd, verlamd, etc). Volgorde van wassen hangt af
van toestand patiënt -> rekening houden 8 basisprincipes -> 1 principe prioriteit? Zorg
aanpassen bv: patiënt met ademhalingsproblemen zolang mogelijk rechtop laten zitten.
- Geven van een bad: volledig wassen van patiënt in bad -> gebeurd als patiënt dit verkiest
boven bed of lavabo, bij chronisch zieken of eventueel preoperatief. Volgorde wassen hangt
af van toestand patiënt, zijn belevingswereld en de beschikbare hulpmiddelen.
- Het klein toilet: minder uitgebreide verzorging (meestal ’s avonds)-> gebeurd bij ernstig
zieke/verzwakte patiënten, pas geopereerden, bij koorts en bij incontinente patiënten. Deze
zorg omvat: verfrissen gezicht/voorarmen/handen, intiem toilet, stuit, mond en
haarverzorging -> zorg kan uitgebreid worden naargelang toestand patiënt.
- Wassen met water en zeep: gebeurd dagelijks, soms frequenter en zeker op plaatsen die het
meest worden blootgesteld aan vervuiling. Zeep kan huid aantasten -> neutrale of zure zeep
aan te raden. Goed afspoelen, geen zeepresten achterlaten, huid goed drogen vooral
huidplooien.
- Wassen zonder water/ verzorgend wassen: wassen met doekjes die geweekt zijn in
reinigende, huidverzorgende en sneldrogende vloeistof. Voordelen patiënt: voelen zich fris,
zijn minder uitgeput door wasbeurt en liggen minder lang bloot. Voordelen verpleegkundige:
lagere werklast en hebben meer tijd over. De doekjes tasten de huid niet aan, er is minder
infectiegevaar en er moet geen waskom gebruikt worden (slecht gereinigde waskommen
kunnen micro organismen bevatten). Nadelen: wasbeurt snel voorbij -> minder sociaal
contact en patiënten denken dat ze niet echt proper zijn.
Aandachtspunten bij lichaamsverzorging:
De wasbeurt is de geschikte gelegenheid om de kleur, turgor en algemene conditie van de huid te
beoordelen.
Kleur:
- Bleke huid -> bv laag hemoglobinegehalte
- Geel -> bv leveraandoening
- Blauw -> bv zuurstofgebrek
- Rood -> bv ontsteking
Turgor: lage elasticiteit kan duiden op vochtgebrek
Algemene conditie:
- Droge huid: ruwe rode huid, meestal op onderbenen, knieën, ellebogen en handen. -> vocht
inbrengende crème aanbrengen na wassen
, - Acne: vaak op hals, aangezicht, schouders en rug
- Huiduitslag: eczema bv door allergie
Mondverzorging:
Verzorgd gebit is teken van aandacht voor goede zorg lichaam. Mond is een belangrijk orgaan, elk
oraal probleem heeft functionele gevolgen en comfortproblemen. Mondgezondheid beïnvloed het
lichamelijke en psychologische vlak.
Tandplak:
De meest voorkomende problemen in de mond zijn cariës, gingivitis, parodontitis en aandoeningen
aan het mondslijmvlies -> deze problemen zijn vaak tandplak gerelateerd.
Gepoetste tanden of protheses worden na een paar uur bedekt met glycoproteïne uit het speeksel ->
bacteriën blijven hierin kleven en vormen biofilm. Slechte mondhygiëne-> biofilm gaat uitgroeien tot
tandplak -> tandplak blijft langdurig op tanden en verhard -> tandsteen.
Plak voorkomen -> beste preventieve maatregel
Ouderen hebben afnemende handigheid of gezichtsvermogen -> moeilijker om alle plak te
verwijderen -> hulp nodig (geldt ook voor fysieke/psychische aandoeningen)
Tandproblemen:
Cariës: beschadiging of verlies van tandmateriaal als gevolg van bacteriële activiteit in tadplak.
Gingivitis: ontsteking van het tandvlees als tandplak onvoldoende verwijderd wordt. Tandvlees is
rood, gezwollen en bloedt makkelijk. Soms ook pijn. Tandsteen houdt de ontsteking in stand.
Parodontitis: gingivitis in later stadium kan aanleiding geven tot ontsteking van paradontaal ligament
en kaakbot. Deze ontsteking kan aanleiding geven tot slechte adem, losstaan/uitvallen van tanden.
Aften: pijnlijke ulceraties van het mondslijmvlies. Er is een familiale link en mensen die roken hebben
er minder last van. Oorzaak van aften is onbekend maar er zijn wel uitlokkende factoren (stress,
trauma, overgevoeligheid en hormonale veranderingen). Klachten zijn branderig gevoel en intense
pijn. Aften genezen normaal gesproken spontaan en zonder littekens binnen 2-4 weken. Er is geen
medicatie.
Traumatische ulceraties: lijkt op aften maar wordt veroorzaakt door een mechanische (bijtwonde,
scherpe vulling, prothese) en/of thermische (te warm eten) oorzaak. Verdwijnt meestal na 2 weken.
Schimmelinfecties: candida albicans is de belangrijkste potentieel pathogenestam. Er zijn lokale en
algemene factoren die de groei ervan kunnen bevorderen. Lokale factoren zijn chronische irritaties
en slechte mondhygiëne. Algemene factoren zijn endocriene stoornissen (bv diabetes), HIV,
bestraling, bepaalde medicatie en malnutritie. Het is gekenmerkt door witte plekjes in de mond.
Landkaarttong: goedaardige afwijking met onbekende oorzaak. Is gekenmerkt door allemaal
gebieden op de tongrug die begrensd zijn met een witte zone. Het is bijna altijd asymptomatisch
maar soms is er toch een verhoogde gevoeligheid. De aandoening kan jaren blijven bestaan. Er is
geen behandeling maar in geval van klachten kan men een verdovende gel aanbrengen.