In deze samenvatting van 21 pagina's vind je alles wat je moet kennen voor het hoofdstuk 11: Ademhaling/Long van Veterinaire Fysiologie B van prof. Jo Leroy.
Hoofdstuk 11: Fysiologie van de ademhaling
Algemene aspecten
Algemene introductie met tekening van Leroy
De dode zone is de zone van de longen waar de lucht wel
passeert, maar niet meedoet aan gasuitwisseling.
Er kan lucht de alveolen in stromen door een drukverschil
tussen de atmosfeer en de alveolaire druk. In de alveolen is
de druk namelijk veel lager ➔ luchtinstroom. Het
omgekeerde hiervan (hoge druk in alveolen) leidt tot
luchtuitstroom ofwel ventileren. Het drukverschil ontstaat
door het creëren van een onderdruk in het diafragma.
Het uitwisellen van gassen doen we via diffusie met een
aantal voorwaarden:
- Hoge concentratieverschillen
- Lage afstand
- Permeabiliteit van het membraan
De afstand tussen het capillair en de alveole is normaal
maar 7 micrometer. Deze afstand kan gaan toenemen bij
longoedeem (vochtophoping).
Een longontsteking kan zorgen voor een bronchoconstrictie,
maar ook voor een belemmering van de productie van
surfactant. Hierdoor kan een dier gaan stikken. In dit geval geef je bronchodilatoren en een
ontstekingsremmer.
Enkele belangrijke begrippen
- Respiratie = uitwisseling van gas tussen atmosfeer en lichaamscellen
- Ventilatie = transport van lucht in en uit de longen (lucht verversen in alveolen)
- Gasuitwisseling = uitwisseling van met name zuurstof en CO2 tussen lucht in de longen en het
bloed
- Cellulaire respiratie: intracellulaire oxidatie van organische moleculen met de productie van
water en CO2
Respiratoir minuut volume = hoeveelheid lucht ingeademd per minuut
- 30% is dood volume
- 70% is alveolaire ventilatie
Dit betekent dus dat niet alle ingeademde lucht daadwerkelijk gebruikt zal worden voor
gasuitwisseling. Daarnaast wordt ook maar een beperkt deel van de lucht in de alveolen vervangen
bij elke ademhaling. De CO2- en zuurstofuitwisseling gaan continu door.
Het bloed transporteert meer zuurstof dat dat de oplosbaarheid toelaat. Dit komt door de hulp van
hemoglobine = goede buffer. Een klein deel van de CO2 zal zelfs gebonden worden op Hb.
Functies van de longen
- Verversen van de lucht
- Ventileren
- Gasuitwisseling in alveolen
, - pH bepalen via CO2 concentratie
- Thermoregulatie
- Veneuze retour stimuleren (onderdruk via inademen = respiratiepomp)
- Geluid en communicatie mogelijk maken
- Metabole functie: omvormen van hormonen en andere bio-actieve stoffen (angiotensine 2)
De luchtwegen
De luchtwegen voorzien het goed verlopen van het transport van lucht naar de alveolen diep in de
longen. We hebben hiervoor een vertakkend tubulair systeem met nog extra functies om
inflammatie en infecties te voorkomen:
- Voorverwarmen van de lucht
- Bevochtigen lucht om uitdroging van het alveolaire epitheel te vermijden
- Filteren en zuiveren van de lucht
Neusholte bevat: een sterk doorbloed epitheel, neusschelpen met een reukepitheel, een gecilieerd
epitheel met slijmbekercellen, sinusholten, belang in thermoregulatie en niesreflex.
Mondholte: is minder efficiënt voor de opwarming en bevochtiging. Paarden kunnen niet via de
mond ademhalen, ook niet bij extreme inspanning.
Farynx: hier hebben we de kruising van voedsel en lucht = potentieel heel gevaarlijk en daarom sterk
gecontroleerd. Bij het slikken hebben we een reflectorische apnee via het sluiten van de epiglottis en
de stemspleet. Deze reflex valt weg bij anesthesie ➔ daarom van belang dat je nuchter bent, anders
kan het zijn dat je verslikt in braaksel bijvoorbeeld.
Larynx: bestaat uit het strottenhoofd (onder epiglottis) en de stembanden. Hier hebben we de
hoestreflex: prikkel komt uit trachea en larynx ➔ inademen, sluiten stembanden, samentrekken
borst- en buikspieren, dan plots heropenen van glottis en lucht naar buiten stuwen aan 100-150 km
per uur.
Alle reflexmechanismen van de bovenste luchtwegen (niezen, hoesten en slikreflex) zijn een
bescherming voor de dieper gelegen, kwetsbare delen van het ademhalingsstelsel.
Trachea: kraakbeenringen met ligamenten, heeft een gecilieerd epitheel met slijmbekercellen =
mucociliair transport voor het uitdrijven van stof en pathogenen.
Mucociliair transport
We hebben een mucus epitheel met ciliën getekend.
Dit type transport kan normaal gezien partikels van 2-
10 micrometer wegzuiveren.
Tussen de epitheelcellen krijgen we uitlopers van de
nervus vagus = irito-sensoren. Bij veel hoesten bij
bijvoorbeeld een verkoudheid kan het zijn dat de
uiteinden van deze zenuwen bloot komen te liggen
door het verdwijnen van de laterale celgrenzen. Deze
zenuwen komen nu in contact met hetgeen we juist
naar buiten willen drijven. Als gevolg krijgen we
bronchoconstrictie. We zien ook meer slijmproductie.
, Partikels kleiner dan 2 micrometer (denk aan asbest!) komen in de alveolen en worden hier ofwel:
- Gefagocyteerd in de alveoli
- Afgevoerd via het alveolaire slijm
- Opgenomen in de lymfevaten
Asbest-deeltjes zijn eigenlijk mini-mesjes in je longen. Deze zullen door de
macrofagen worden worden opgenomen, maar niet afgebroken. De macrofagen
zullen als gevolg gaan sterven en hun lysosoominhoud vrijgeven. Hierdoor
worden andere macrofagen aangetrokken = kettingreactie. Dit kan in een
extreem geval leiden tot kanker of tumorvorming.
Wet van Bernouille
Bij een smaller vat voor de luchtstroom, zie we een verhoogde snelheid, maar
een lagere druk in dit vat. Hij zal als gevolg hierop nog dichter gaan klappen.
Denk aan het snel inademen via je neus = dichtklappen van je neusvleugels.
Hiermee kan je het vergelijken.
Bronchen en bronchiolen
Primaire bronchen vertakken verder waarbij aandeel van het kraakbeen gaat afnemen en het
aandeel van het gladde spierweefsel zal toenemen.
Terminale bronchiolen vormen de overgang naar de respiratoire zone. Hier vinden we veel gladde
spiercellen, helemaal geen kraakbeen, ciliën en slijmbekercellen meer.
Vooraleer we in een alveole aankomen zijn er wel 20-24 vertakkingen geweest.
De gladde spiercellen rond de luchtwegen zorgen voor bronchoconstrictie of bronchodilatatie.
In deze gladde spiercellen van de bronchen en bronchiolen bevinden zich verschillende receptoren:
- B2-receptor = adrenerge receptor (adrenaline = sympaticus) ➔ geeft actieve dilatatie van de
bronchen
- Alfa-receptor = komt veel minder voor dan B2 en zal zorgen voor bronchoconstrictie
- Muscarinereceptor = gevoelig voor ACh (cholinerg) en zal leiden tot constrictie en
mucussecretie
Toepassing: bepaalde receptoren (bijvoorbeeld voor histamine) op de gladde spiercellen spelen een
rol bij allergieën: zorgen voor bronchoconstrictie. Prostaglandinereceptoren zorgen ook voor
bronchoconstrictie.
Klinisch voorbeeld bij paarden = COPD. Hier zien we een diametervernauwing in de diepere
luchtwegen door een chronische (constante) bronchoconstrictie. Dit kan komen door te veel stof in de
lucht. Hierop krijgt het paard een allergische reactie = bronchoconstrictie. Deze paarden staan te
snuiven en te piepen. Bij inspanning trillen ze op hun benen. Het probleem zit hierbij dus niet in de
alveolen, maar in de geleidende luchtwegen. Dit is te behandelen met corticosteroïden (cortisone) en
sympathicomimetische middelen. Dit zal leiden tot een stimulatie van de sympaticus (nabootsen =
mimetisch) = bronchodilatatie. We kunnen ook parasympatico-lytische middelen geven = minder
mucusproductie en bronchoconstrictie. Voorbeeld van zo’n middel is atropine.
De alveolen
De gladde spiercellen in de terminale bronchen vormen een sfincter: regelen diameter onder PS en S
controle en een groot belang in de pathologie van asthma.
In totaal ongeveer 300-500 miljoen alveolen met een totale oppervlakte van 75-80 vierkante meter.
De alveolen hebben een dun plaveiselepitheel dat omgeven is door een uitgebouwd capillair
netwerk. De gasuitwisseling moet drie lagen door (alveolair epitheel, basaalmembraan en
endotheel). We kennen type 1 en type 2 alveolaire cellen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur koetjesUA. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.