Samenvatting prototyping functioneel textiel
Week 1: Steekklasses, steektypes, naadtypes
1. Basis begrippen
Stoflagen kunnen op verschillende manieren samengebracht worden:
- Mechanisch (machinaal)
- Thermisch (met warmte)
- Chemisch (chemische verkleving)
- Verlijming (door warmte, water, 1 chemisch product of meerdere chemische producten die samen voor verlijming
zorgen wanneer ze met elkaar in contact komen)
De meest gebruikte manier → mechanische verbindingstechniek
foto: verbindingstechnieken
Enkele basisbegrippen :
Naaien
Onder naaien verstaan we het omslingeren van één of meerdere materiaallagen d.m.v. één of meerdere draden met de
bedoeling het materiaal te :
- verbinden vb. twee lagen vasthechten tot een naad
- versterken vb. rand afwerken tegen uitrafelen
- versieren vb. borduren
Steek
= Eén of meerdere draden worden met elkaar verbonden tot de vorming van een steek.
Stiksel
= Verschillende steken na elkaar noemen we een stiksel.
Een stiksel kan met vier verschillende draadcombinaties gevormd worden :
- een naalddraad alleen (bv. steek 101)
- naalddraad en spoeldraad
- naalddraad en grijperdraad
- naalddraad, grijperdraad en dekdraad
Naad
Wanneer een stiksel aangebracht wordt op een materiaallaag noemen we het geheel een naad. Het is het geheel van deze
elementen, dus de naad, die van belang zal zijn bij het vervaardigen van een kledingstuk.
De weerstand die de naad zal bieden bij het gebruik zal bepaald worden door :
- sterkte van het stiksel
- soort steek
- soort garen
- garenspanning
- verhouding van de elasticiteit van het stiksel ten opzichte van deze van het materiaal
Naalddraad
→ bobijn → naaldoog → naaigoed → zichtbaar bovenaan stiksel → wordt ALTIJD gebruikt
Spoeldraad
Spoel → in machine → beperkte garenlengte → zichtbaar onderaan stiksel → grijper helpt bij steekvorming
Grijper
Haak met gaatje → zichtbaar onderaan stiksel → overlock of kettingsteek
Dekdraad
verbindingsdraad tussen meerdere naalddraden of naalddraad en de grijperdraad → zichtbaar bovenaan stiksel → dekt het
materiaal
→ overlockmachines en kettingsteekmachines → bovengrijper
→ deksteekmachines → spreider → geen gaatje, maar houd de draad vast door vorkvormig uitsteeksel
1
,2. Steekvormingsmethoden, steekklasses, steektypes en normering van naden
Steekvormingsmethoden
Deze verschillende draadsoorten kunnen met elkaar verbonden worden volgens drie methodes namelijk
zelfverknoping, onderlinge verknoping en verweving.
1. Zelfverknoping
1 draad → zelfverknoping : draad gaat door lus → vb: Steektype 101
2. Onderlinge verknoping
2 draden → draad 1 door lus 2 → vb: steektype 401 of 504 of 603
3. Verweving
2 draden → draad over/rond andere draad → vb: steektype 301 of 308
Steekklasses en Steektypes
Klasse 100: enkele kettingsteken
Klasse 200: handsteken
Klasse 300: stiksteken
Klasse 400: meerdraads of dubbele kettingsteken
Klasse 500: overlocksteken
Klasse 600: overdek – of deksteken
Normering van naden.
Stiksels verbinden, versterken of versieren materialen
Decoratieve borduursels→ enkele laag stof → kleefstof of een scheurvlies.
Verbinden van materialen → naden of onderlinge verlijming of verlassing
Versterken van materialen→ sierstikken en bekleven
Quilting is een techniek die vaak zowel verbindt, versterkt als versiert.
Er zijn 6 klasses van naadtypes:
- SS : superimposed seams: stapelnaden
- LS : lapped seams: overlapnaden
- BS : bound (binding) seams: gebonden naad
- FS : flat (butted) seams: platte naad
- EF : Edge finish stitching: randafwerking
- OS : Ornamental stitching: decoratief stiksel
De nummering of notering van deze naden gebeurt als volgt :
- De naadklasse (twee of meerdere hoofdletters)
- Type van de klasse (1 of meerdere kleine letters)
- Aantal rijen stiksels (getal van 1 of meerdere cijfers)
→ Een voorbeeld : SSa1
Samenvattend: Notitie van steek- en naadtypes volgens deze norm
voorbeeld : 301 - BSa – 1 – 0.75 cm
- 301: Het steektype
- BS : naadklasse
- a : naadtype
- 1 : needle count (aantal steekrijen)
- 0,75 cm : De afstand tot de boord, andere naad of vouw wordt na de steekrijen vermeld
foto: afwerking ISO normen
2
,De naden krijgen een codering die bestaat uit 5 cijfers :
- de naadklasse (1-8).
- de manier waarop de stoflagen liggen ten opzichte van mekaar = configuratie (01-99).
- het aantal naalden die de naadconfiguratie vormen (01-99).
→ Voorbeeld 1 van deze notitie :
In dit voorbeeld liggen de stoflagen plat op mekaar.
Het gaat over naadklasse 1 + configuratie 01 + het aantal naalden 01...tot... 05
- eerste getal: klasse
- tweede getal: de manier waarop stoflagen op elkaar liggen
- derde getal: aantal stiksel
Problemen en oplossingen op het vlak van steekvorming en naden.
1. Materiaaltype, het gewicht van de stof, de sterkte en de duurzaamheid (slijtvast)
2. Het vezeltype van de draad, de manier waarop de draad is gemaakt (bv. twijnen), de lengte en dikte van de vezels
en de dikte van het garen
3. Steektype en naadconstructie
4. Aantal steken per centimeter
5. Correcte keuze machine en correct gebruik
Fouten of klachten? → probleem bij materiaal of stiksel/naad
foto: fouten
Bij het stikken van naden kan de naad om verschillende redenen niet correct verlopen:
1. Seam puckering (het 'optrekken', 'opkrullen', 'opspannen') van naden door mechanische eigenschappen in de stof
of garen.
Dit probleem kan liggen aan :
1. het transport van de stof in de machine
2. de spanning op het garen of het veranderen van het garen tijdens het stikken (uitrekken of krimp van de stikdraad)
3. verandering van de stofeigenschappen
4. mechanisch of structureel probleem in het materiaal: → geen plek tussen kettingdraad en inslagdraden → fijnere
naald, draad en grotere steeklengte
3
, 5. naadlengtes op het patroon komen niet overeen → ene patroondeel is langer dan andere → uitrekken zorgt voor
golven of fronsen
2. Uitscheuren van naden door het scheuren van de stof
→ Sommige naden staan vaak onder druk → het is best om te voorkomen dat naden uitscheuren of stiksel breken.
Fouten in het materiaal kunnen ontstaan omdat :
1. de kwaliteit van de stof is niet goed,
2. de stof is niet sterk genoeg voor de toepassing,
3. de stof werd gestikt met te dikke naalden,
4. te heet strijken kan ervoor zorgen dat (synthetische) draden smelten of breken
5. andere nabehandelingen zoals verven, bleken,... kunnen de vezel verzwakken.
Fouten die ontstaan tijdens of na het verwerken van materialen kunnen voorkomen worden door :
1. de stof verstevigen, bv. met kleefstof
2. het correct afstemmen van de naalden, draden, voor het maken van de stiksels op de stof
3. de naadwaarde verstevigen met kleeflint en/of de naadwaarde breder maken
4. het aantal steken per centimeter verlagen indien je merkt dat de dichtheid van de perforaties de sterkte van het
materiaal beïnvloedt.
Een extra aanbeveling is hier om te overwegen om het naadtype of afwerkingsklasse te veranderen
- bv van een stapelnaad → platgestikte stapelnaad of een Engelse naad
- bijvoorbeeld van de stapelnaad → overlapnaad, bv. een kapnaad
3. Naadbreuk omdat de stikgarens afbreken - Onregelmatige steekvorming in naden
Als naadbreuk ligt bij een breuk stikgaren → beïnvloedt sterkte en kwaliteit van de naad
Belangrijke factoren die we daarbij in acht nemen zijn :
1. 1. het vezeltype
2. 2. de constructie van het garen
3. 3. de nabehandeling van het garen (bv. verven, merceriseren, bleken) voor of na de confectie
4. 4. de dikte van de draad.
Indien een stiksel breekt of niet goed gevormd wordt
1. 1. correcte naald gebruikt of naad versleten
2. 2. was de spanning goed geregeld op de machine?
3. 3. correcte bedrading ?
4. 4. werd de stof op de juiste manier aangevoerd?
5. 5. is de instelling van de machine nog correct, naalden en de grijpers nog op mekaar afgestemd
6. 6. bepaalde stikgarens kunnen met bepaalde stoffen voor wrijvingsproblemen zorgen→ draad breekt
7. 7. kwaliteit van de draad is minderwaardig
Synthetische garens zijn doorgaans goedkoper en bestaan vaak uit een bundeling van continue filamenten die de sterkte van
het garen sterk positief kunnen beïnvloeden. → beste keuze
Katoen → duurzaam → nabehandelingen : verft goed
Nylon/PES → sterke naden
→ Garens kunnen ook behandeld worden om beter resistent te zijn tegen UV licht en chemische producten.
Indien de draad niet breekt maar de steekvorming wel beïnvloed is, kunnen we het hebben over :
1. overgeslagen steken (springsteek)
2. onregelmatige steeklengte (bv. 2mm-3mm-2mm-4mm in plaats van continu 3mm)
3. onregelmatige stiksels, in plaats van een mooi recht stiksel, 'danst' het stiksel over de naadlengte.
- In dit geval spelen de volgende factoren een rol :
1. Stofkeuze
2. Spanning
3. Steek
4. Verkeerde draad
5. Verkeerde naald
6. Verkeerde bedrading
7. Verkeerde toevoer van de stof in de machine of geleider
8. Verkeerde manipulatie van de stof
9. Stiksnelheden niet afgestemd op de afwerkingstechniek en het materiaal
4