Bestuur & beleid
Examen: schriftelijk → boek, slides & aanvullende literatuur kennen! Ook de actua volgen
Les 1: De bestuurlijke context (H 1, 3 & 4 HANDBOEK)
1. Vier maatschappelijke sferen; wat zijn ze en hoe verhouden ze zich tot elkaar?
(hoofdstuk 1)
Basismodel: idee dat er veel verschillende sferen zijn die zich verhouden tov elkaar. Elk domein heeft
een ideaaltypisch kenmerk. Dit maakt dat er verschillen zijn tss samenlevingen
1. De staat = Geheel van overheden en instellingen die optreden namens het algemeen belang;
“De overheid” bestaat niet! Het is een geheel van dingen (EU, kabinet, parlement, rechtbanken, etc.
het is een geheel met relaties)
Uniek kenmerk van de staat is dwang
- staat kan belastingen innen
- wetten formuleren die ze kunnen afdwingen
- Vastleggen van normen
- Toepassen op individuen/organisaties
- Controleren of de regels worden nageleefd
- Afdwingen van de regels
→ Logica: dwang (vb. belastingen, naleving wetten)
2. De markt = het terrein waar private goederen geproduceerd worden
→ Logica van ‘vraag en aanbod’ = onderlinge concurrentie ‘garandeert’ prijs/kwaliteit
Burgers hebben plichten (niet door rode licht rijden) en rechten (grondwet); in de markt zijn het
eerder klanten dan burgers. Burger wordt herleid tot klant (koopkracht) en kan de markt verlaten
(exit). Dit kan niet bij de staat, daar moet je de regels ALTIJD volgen; je kan niet ‘exiten’ van de staat.
3. De gemeenschap = de sfeer dat gekenmerkt wordt door informele karakter (bv. gezin, familie,
etc.)
→ Logica: horizontale relaties (we staan allemaal op hetzelfde niveau) gebaseerd op wederkerigheid
! Ondanks de horizontale relaties moet je niet naïef zijn, er kan altijd slecht gedrag vertoond worden;
het is niet altijd machtsvrij (bv. huiselijk geweld).
,4. Het middenveld = leefwereld van de VZW’s = Verenigingen (formeel dus je gaat uit de informele
sfeer, uit de gemeenschap) Zonder Winstoogmerk (er is geen winstoogmerk dus ga je weg uit de
markt). Idee is dat ze zijn ontstaan vanuit de gemeenschap & het doel is om in te zetten op sociale
dienstverlening (armoede bestrijding), politisering (inzetten op aanwakkeren van publieke debat bv.
klimaat, huiselijk geweld OF sociaal werker zien dat er bepaalde mensen niet geholpen worden dat je
dit gaat aangeven aan beleidsmakers), samenlevingsopbouw (jeugdbeweging, ze willen mensen
samenbrengen) → de 3 functies komen vaak in combinatie terug binnen dezelfde organisatie
→ Logica: wederzijdse zorg
Zijn de sferen nu echt zo afgelijnd? De grenslijnen zijn niet recht, en zijn zeer doorlaatbaar. De sferen
staan constant in dialoog met elkaar → je kan beter spreken van grijze zones.
2. De breuklijn publiek-privaat; wanneer moet de overheid ingrijpen? (hoofdstuk 3)
Het is niet binair, meer hybride (gemengd organisatiegedrag). Het is niet enkel vermengd, maar het
ene heeft ook effect op het andere. Bv je hebt overgewicht, je kiest wat je privé eet, maar publiek
kost het meer geld voor de gezondheidszorg want obesitas komt met veel kwaaltjes.
Bv Brussels airlines 25% en 75% privaat, is dit nu markt of staat?
Het is niet alleen vermengd, maar de ene sfeer heeft een impact op de andere. Dus het zijn geen
binaire concepten maar mengvormen.
Er zijn ook variaties in plaats en tijd, bv. eenkindpolitiek in China
Wanneer moet de overheid optreden? De klassiek-economische benadering :
- The Public Goods Theory bestaat uit twee assen:
o Uitsluitbaarheid: kan je het goed afschermen van algemene consumptie,
kan je iets afsluiten van publiek gebruik (kan je bv een hek plaatsen?)
▪ Common pool goederen vb. visgronden
▪ Private goederen vb. sneakers
o Rivaliserend: als ik het goed consumeer, kan een derde partij dit goed
consumeren?
▪ Rivaliserend (Ja): Tol goederen vb. Netflix identiek zelfde product
maar iedereen heeft ervoor moeten betalen
▪ Niet- rivaliserend: publieke goederen voorbeeld veiligheid,
luchtkwaliteit etc.)
,Uitsluitbaar: kan je er een hek rond plaatsen, kunnen anderen er nog aan? Nee.
Rivaliserend: kan iemand anders de chocolade reep nog opeten als ik dit al heb gedaan? Nee.
1. Tol goederen: deze les → je betaald geld aan de VUB maar we volgen allemaal tegelijkertijd de les
(Netflix is hetzelfde principe, we betalen allemaal apart maar kunnen tegelijk hetzelfde kijken)
2. Publieke goederen: veiligheid, luchtkwaliteit → we ademen allemaal dezelfde lucht in. Ook het
leger zal voor iedereen werken
3. Common pool goederen: mensen kunnen meegenieten, want het is niet uitsluitbaar
4. Private goederen: je betaald er voor en anderen kunnen het niet gebruiken als jij het hebt
Redenen waarom overheid zou moeten ingrijpen (bij marktfalen):
1. Publieke goederen:
het is zeer moeilijk om lucht te verkopen (voorraad is oneindig en het is niet uitsluitbaar, er zit dus
geen marktwaarde in)
2. Externaliteiten:
bv. ecologische schade, vervuiling, etc (negatieve connotatie). Productie van private goederen leid
tot negatieve effecten op het publieke belang.
3. Imperfecte informatie:
De burger (koper) heeft niet altijd alle informatie. Bv een auto verkoper is een expert en zijn doel is
zoveel mogelijk auto’s verkopen.
4. Monopolies:
een gebrek aan competitie wekt een kunstmatig hoge prijs en inertie in de hand bv. als je bedrijf een
werkwoord wordt “we gaan netflixen, googelen” Gebrek aan competitie waardoor sommige
bedrijven zo een hoge prijs kunnen vragen, er is toch geen concurrentie → dan kan de overheid een
proces aanspannen.
5. Destructieve competitie:
Marktcompetitie kan leiden tot een ‘race to the bottom’ inzake werkomstandigheden (vb. Ryanair)
→ om competitief te blijven ga je besparen op je werknemers, snel mensen kunnen ontslaan, etc.
Overheid moet dit regelen zodat een deel basisbehoeftes kunnen ingevuld worden.
, 6. Tragedy of the Commons:
Er wordt teveel gebruik gemaakt van een publiek goed dar eigenlijk wel rivaal is, want het kan op
geraken. Het is het idee van overconsumptie die een negatieve spiraal voortzet.
→ Opiniestuk vraag: zijn mails common pool goederen? Overflow dat mentale welzijn onder
druk legt. Overheid legt regulering en stelt deconnectierecht in.
3. Is het altijd zo geweest? Een korte historische schets (hoofdstuk 4)
De overheid adresseert maatschappelijke vraagstukken, maar creëert ook nieuwe diensten. Er is een
constante interactie tss maatschappij en overheid vanuit een maatschappelijke behoefte &
maatschappelijk behoefte probleem in te vullen.
Hoe verhoudt bestuurskunde zich daartoe? → bestuurskunde bestudeerd de organisatie achter
publieke dienstverlening. Bv. wat zijn burgerlijke alternatieve tov privatisering?
Ook formuleren van aanbevelingen.
Ze zijn onderwerp van elkaar, ze proberen elkaar te sturen. Ze staan in verbinding met elkaar & obv
dit schema is er een historische schets:
We zouden de geschiedenis van de staat kunnen opdelen in 5 episodes. Waar je kan zeggen “hier
heeft de staat een andere rol” Het kan zeer lineair overkomen!!! Maar dit is niet zo. Het Zeer lastig
om te argumenteren wanneer er een breuk is; daarom spreken ze van governance arrangement. →
de overheid heeft bepaalde taken, maar er komen er nieuwe bij, telkens een laag. Diensten die
doorheen de tijd naar de overheid zijn gekomen.
1. De nachtwakerstaat (1800-1870):
Maatschappelijke evoluties
- De eerste fase van de industrialisering. De stoommachine is belangrijkste uitvinding die de
productiesnelheid doet toenemen → ook toename van rijkdom, maar die is zeer ongelijk verdeeld
- Democratisering van de overheid. Monarchen en dynastieën die brokkelen af. Er worden
republieken en parlementen etc opgericht
Rol van de overheid is minimaal.
- Minimale inmenging in de economie
- Ze hebben beperkte taken zoals bv veiligheid garanderen (politie, leger, rechtbanken) →
elementaire basistaken
- in deze fase is er een reflectie van elementaire basistaken bij de ministers