Examenvragen – Gebouwen, uitrustingen en veiligheid
Dit zijn enkele voorbeeldvragen – er kunnen dus nog andere vragen gesteld worden op het examen.
Wat is een zoönose? Voorbeeld? (p. 37-38)
Een zoönose is een ziekte die overgedragen kan worden van dieren op mens en omgekeerd. Een voorbeeld
hiervan is hondsdolheid, ecthyma, brucellose, miltvuur, pest, …
Waarom is het omgaan met dieren soms zeer gevaarlijk ? Hoe geven bepaalde dieren aan
dat ze u aanwezigheid niet appreciëren en dat je beter weggaat! (p. 33-34)
Onze huisdieren zijn afstammelingen van wilde voorouders en hun gedrag blijft instinctmatig. Daar moet
rekening mee gehouden worden en dus is een goede kennis van diergedrag essentieel. Ze geven dit aan door
middel van feromonen maar aangezien deze voor ons moeilijk/niet waar te nemen zijn, baseren we ons vooral
op de houding en de stand van de lichaamsdelen.
Kijken naar de lichaamstaal van dieren, ze geven signalen!
Rustig blijven, wel zelfverzekerd, niet tonen dat je bang bent.
Hoe komt het dat een slijpschijf kan vastslaan? Geef een duidelijke tekening. (p. 10-11)
Wanneer je een stukje geslepen hebt zal het materiaal hier dunner worden waardoor het materiaal zal
doorbuigen en bijgevolg zal de slijpgleuf bovenaan smaller worden waardoor de slijpschijf ertussen geklemd
wordt en vastslaat. Hierdoor kan het voorwerp waarin je slijpt weggeslingerd worden en kan de machine uit
het hand vliegen. Bij minder krachtige slijpschijven kan het zijn dat de motor vastslaat, hierdoor kan de motor
verbranden. Het vastslaan van een slijpschijf gebeurd sneller bij nieuwe schijven omdat deze nog dikker en dus
meer volume innemen.
Het is dus belangrijk om steeds een slijpbril op te zetten, nooit te slijpen met een beschadigde schijf, kleine
stukken steeds vastklemmen in de vijsbank, de vonkenstroom onder controle houden, de beschermkap moet
steeds goed vast staan.
Zo kan het zijn dat er toch kleine stukjes ijzer in de ogen terecht komen. Dit zal men merken wanneer de ogen
rood beginnen te zien en zal men naar de dokter moeten die deze uit het oog zal verwijderen.
,Hoe komt het dat een aanhangwagen achter een voertuig (auto, jeep, ...) plots kan
beginnen slingeren? Hoe kunnen we dit vermijden? ( niet gezien in de les, maar het
probleem is meestal dat de lading meer op de achter helft van de aanhangwagen ligt, dan
op de voorste helft, leg uit ...) (p.8-10)
Gewichtsverdeling en stabiliteit: hoe rechter een voertuig staat hoe stabieler het staat. Twee manieren om te
stabiliseren zijn bredere banden of het voertuig zo laag mogelijk tegen de grond laten hangen omdat dan het
zwaartepunt lager ligt en dan is er dus minder kans om te vallen.
Een aanhangwagen kan beginnen slingeren doordat de trekhaak niet geborgd is. Wanneer er dan veel gewicht
achteraan de aanhangwagen geplaatst is kan de aanhangwagen hoekslagen. Dan kantelt de aanhangwagen
met de neus in de lucht. Hierdoor staan de achterkant van de wagen niet meer stabiel op de weg en kan deze
beginnen slingeren. Belangrijk hierbij is om de lading na 15 minuten eens extra aan te spannen, dit is nodig
omdat de lading zakt door de schokken. Wanneer de lading los komt te liggen door deze schokken, kan het
gewicht weer slecht verdeeld zijn.
Men kan dit dus het beste vermijden door te
zorgen dat de trekhaak altijd geborgd is en het
gewicht in de aanhangwagen te verdelen. Beter
te veel gewicht vooraan de aanhangwagen dan
te veel gewicht achteraan in de aanhangwagen.
En ook de goederen goed vastleggen in de
aanhangwagen dat deze niet kunnen weg
slieren en voor slingeren kunnen zorgen.
Vaak begint de aanhangwagen te slingeren
doordat de lading meer op de achterhelft van
de aanhangwagen ligt waardoor de voorwielen
van de aanhangwagen van de grond gaan
samen met de achterwielen van het voertuig.
Hierdoor gaat het voertuig lichtje beginnen
slingeren. Het slingeren kan op korte tijd veel
verergeren.
Wat is een goede fundering bij aanleg van erfverharding? Is voor asfalt , klinkers of beton
de eisen aan de fundering dezelfde? (p. 96)
Naargelang de uiteenlopende aard van de ondergrond zullen aangepaste voorzieningen nodig zijn om de
verharding een stabiele onderbouw te verschaffen die bestand is tegen vorst.
Bovenste laag van van de ondergrond wordt verwijderd en wordt het funderingsmateriaal uitgespreid en
verdicht: deze fundering laag vormt meestal een werkvloer voor een vlotte aanleg van de betonverharding.
Enkel bij zware belasting en ondraagkrachtige ondergrond zal een fundering voorzien worden.
+/- 60 cm onder de grond beginnen met een fundering aan te leggen (juist boven de bruine laag): eerst een
stevige ondergrond leggen die niet kan verzakken pas daarop een bovenste laag leggen
Beton: een laag mager beton, zandcement of een ander mengsel van granuluaten, gebonden met
cement, laagdikte 15 tot 25 cm.
Klinkers: worden gelegd op een stabilisatielaag die een mengeling is van zand en cement.
Asfalt: een fundering van zandcement, mager beton, gebroken puin of steenlaag
Ze hebben dus allemaal een gelijkaardige fundering van doen
, Wat is ergonomie? Wat is het nummer van antigifcentrum? Wat moet er steeds gemeld
worden? (p. 13-15 + 27-33 + 36-37)
Ergonomie is een multidisciplinaire wetenschap die de menselijke arbeid bestudeert i.v.m. mogelijkheden en
beperkingen van de mens. Belangrijk is het welzijn, de veiligheid, de kwaliteit en de productiviteit van de
arbeid.
We willen de werkomgeving aanpassen aan het niveau en de werkcapaciteiten van de arbeider. Schematisch
zou de wisselwerking er als volgt kunnen uitzien:
Nummer antigifcentrum + wat melden: 070/245 245
Er moet steeds het actieve stof gemeld worden. Voorbeeld van actieve stof: is glyfosaat (andere namen
hiervoor zijn round – up, …). Er zijn 5 soorten actieve stoffen
Wat is een goede fundering bij aanleg van erfverharding? Is voor asfalt , klinkers of beton
de eisen aan de fundering dezelfde? (p. 96)
Naargelang de uiteenlopende aard van de ondergrond zullen aangepaste voorzieningen nodig zijn om de
verharding een stabiele onderbouw te verschaffen die bestand is tegen vorst.
Bovenste laag van van de ondergrond wordt verwijderd en wordt het funderingsmateriaal uitgespreid en
verdicht: deze fundering laag vormt meestal een werkvloer voor een vlotte aanleg van de betonverharding.
Enkel bij zware belasting en ondraagkrachtige ondergrond zal een fundering voorzien worden.
+/- 60 cm onder de grond beginnen met een fundering aan te leggen (juist boven de bruine laag): eerst een
stevige ondergrond leggen die niet kan verzakken pas daarop een bovenste laag leggen
Beton: een laag mager beton, zandcement of een ander mengsel van granuluaten, gebonden met
cement, laagdikte 15 tot 25 cm.
Klinkers: worden gelegd op een stabilisatielaag die een mengeling is van zand en cement.
Asfalt: een fundering van zandcement, mager beton, gebroken puin of steenlaag
Ze hebben dus allemaal een gelijkaardige fundering van doen