Inleiding in de psychologie
HOOFDSTUK 1: Om te beginnen
Waarover handelt de cursus?
- We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’, maar meestal gaat het niet over
wetenschappelijke psychologie
- Psychologie als wetenschappelijke discipline wordt vaak verkeerd ingeschat zowel
onderschatting als overschatting
- Het domein dat de wetenschappelijke discipline bestrijkt is zeer breed de termen ‘gedrag’
en ‘mentale processen’ in de brede betekenis opvatten
- Psychologie is niet de enige wetenschappelijke discipline die het gedrag bestudeert ook
anderen bestuderen het menselijk gedrag, maar wel vanuit een ander gezichtspunt
Wat is psychologie en wat is het niet?
- Roediger et al.: ‘psychologie is de wetenschappelijke studie van de mentale processen en
gedrag’
- Zimbardo et al.: ‘psychologie is de empirische studie van het gedrag en de mentale processen’
- 48 divisies
- Ook andere wetenschappen bestuderen het gedrag, maar gebruik van verschillende
methoden
Belang van kritisch denken
- Bij psychologie als wetenschappelijke discipline is kritisch denken, wellicht meer dan in
eender welke andere wetenschappelijke discipline, vereist
- Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
pseudowetenschap = elke poging om fenomenen uit de natuurlijke wereld te verklaren
die niet gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode
- 40 tot 75% hecht geloof aan telepathie, helderziendheid,…
o Recente studie van Daryl Bem (de twee gordijnen) over voorspellen van toekomst
tot nu toe nog geen enkele studie die aantoont dat het mogelijk is om in de toekomst
te kijken
o Na 90 jaar geen enkele wetenschappelijke evidentie voor extra sensory perception
Freud en psychologie
Het Freud probleem
- Minder dan 10% van de APA-leden onderschrijven de ideeën van Freud nog minder
onderschrijven de ideeën van Jung
o Vijf Nobelprijswinnaars die hun onderzoek hebben verricht in het domein van de
psychologie, maar die hun namen zijn vrijwel onbekend voor het grote publiek
,Methodologische eisen voor wetenschappelijk onderzoek
3 belangrijke kenmerken:
1. Systematisch empirisme
= onderzoeksbenadering vertrekt van sensorische ervaring en observatie als
onderzoeksgegevens
= wetenschappelijke kennis laat zich in de eerste plaats leiden door het systematisch
waarnemen van de werkelijkheid (systematische observatie/empirie)
o Er bestaan geen gezagsargumenten voor wetenschappelijke kennis relatief nieuw
fenomeen
o Het gebrek aan systematisch empirisch onderzoek kan leiden tot wetenschappelijke
dwalingen (aderlatingen Benjamin Rush bij patiënten, gele koorts)
o Poppers kritiek op psycho-analyse : verklaring komt altijd achteraf en heeft dus altijd
gelijk
2. Publiek verifieerbare kennis
= eis van repliceerbaarheid : zelfde procedure zelfde resultaten
o Systeem van peer review = iets wordt pas gepubliceerd als het geschikt gevonden
wordt door anonieme beoordelaars
Publicatie die je wil publiceren in tijdschrift wordt eerst anoniem beoordeeld
door een aantal collega’s die werkzaam zijn in hetzelfde onderzoeksdomein
Op die manier kunnen bevindingen die onwaarschijnlijk lijken geverifieerd
worden
In de meeste gevallen zal auteur artikel/boek moeten herwerken en in zijn
aanpassingen rekening moeten houden met de aanbevelingen van de
beoordelaars bijkomende controles uitvoeren, bijkomende gegevens
toevoegen,…
3. Toetsbare theorieën en uitspraken
= falsifieerbaarheid = het moet principieel mogelijk zijn om aan te tonen dat de uitspraak
foutief is
o Toetsbaarheid kan variëren met de tijd
o Psychoanalyse van Freud niet-falsifieerbare theorie
o Vb. Nixons oeidpale drang naar falen
o Bv. Syndroom van Gilles de la tourette
Het vijfstapsproces van de wetenschappelijke methode
1. Hypothese ontwikkelen
o Hypothese = een uitspraak die het resultaat van een wetenschappelijke studie
voorspelt voordat de studie is uitgevoerd
o Operationele definities = exacte procedures om experimentele condities en
metingen van resultaten vast te leggen
2. Gecontroleerde test
o Onafhankelijke variabele = de variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd
wordt
, o Randomisatie = enkel gebruik maken van toeval voor het vastleggen van de
aanbiedingsvolgorde van de stimuli of toewijzen van proefpersonen aan condities
3. Objectieve data verzamelen
o Gegevens (data) = informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen van de
hypothese
o Afhankelijke variabele = het gemeten resultaat van de studie; de responsen van
deelnemers in een studie variabele die je meet om te kijken of er een effect is
4. Analyseren van de resultaten
o Gebaseerd op statistische analyse van de resultaten: aanhouden of verwerpen van
de hypothese
5. Publiceren, bekritiseren, en repliceren van de resultaten (in bv. Wetenschappelijk tijdschrift)
Types van psychologisch onderzoek
- Naturalistische observatie
= een observatiestudie buiten het laboratorium, in de natuurlijke situatie
o Dikwijls een eerste stap in de richting van een meer gecontroleerd onderzoek (bv.
Kijken naar geweld op TV)
o Nadeel: mensen (of dieren) kunnen hun gedrag wijzigen wanneer ze zich ervan
bewust zijn dat ze geobserveerd worden
- Gevalstudie
= uitvoerige studie van 1 persoon of 1 geval wordt zeer gedetailleerd onderzocht
o Bv. Freuds psychoanalyse (afgeleid van een aantal gevalstudies)
o Discussie over de evidentie die vanuit dergelijke gevalstudies kan worden verzameld
o Gevaar van getuigenverklaringen wetenschappelijk van weinig belang
o Voor sommige onderzoeksvragen blijft een gevalstudie evenwel het enige mogelijke
alternatief
- Interviews
= respondenten worden op een directe manier bevraagd training om neutrale bevraging
mogelijk te maken
o Hoe verloopt causaliteit?
- Survey
= het verzamelen van een steekproef van opinies over één of meerdere onderwerpen op
basis waarvan de onderzoeker een besluit trekt over de hele populatie
o Representativiteit van de getrokken steekproef
o Van cruciaal belang of de respondenten waarheidsgetrouw antwoorden
- Psychologische tests
o Cognitieve tests (schoolvorderingen, intelligentietests)
= het meten van cognitieve vaardigheden
Bv. Raven progressive metrices niet verbaal
o Persoonlijkheids-en attitudetests (vragenlijsten, projectieve technieken)
Persoonlijkheid meten is moeilijk
Projectieve technieken: alles wat proefpersoon ziet komt uit hemzelf
(inktvlek)
o 3 belangrijke noties voor beoordeling van de kwaliteit van een test
, 1. Standaardisatie = de test moet steeds op dezelfde manier worden afgenomen
2. Betrouwbaarheid = een test die nauwkeurig is en waarbij het meetresultaat dus
niet varieert met de tijd hoe sterkt correleert de test met zichzelf?
3. Validiteit = impliceert dat een test daadwerkelijk meet wat de test beoogt te
meten hoe sterk correleert de test met een criterium?
Een betrouwbare test is dus niet noodzakelijk een valide test, maar
omgekeerd impliceert validiteit wel betrouwbaarheid
- Correlationele studies
= onderzoeker bestudeert een steekproef, noteert karakteristieken van elk bestudeerd
object en gaat vervolgens na of er een verband is tussen die karakteristieken
o Correlatiecoëfficiënt = geeft de mate weer waarin er een rechtlijnig verband bestaat
tussen twee variabelen
Waarde + 1 : perfect lineair verband impliceert dat de waarde van de ene
variabele perfect voorspelbaar is, gegeven de waarde van de andere
variabele
Waarde – 1 : perfect omgekeerd verband waarde van de ene variabele
kan perfect voorspeld worden obv de andere variabele
Meestal geen perfecte verbanden
0,0-correlatie : geen (rechtlijnig) verband kennis van de waarde op de ene
variabele bevat geen informatie over de waarde van de andere variabele
o Een correlationeel verband toont nooit een causaal verband aan!!! (bv. Verband
tussen oogbewegingspatronen en leesvaardigheid)
o Mogelijk dat twee variabelen correleren, terwijl geen van de twee variabelen
oorzakelijk inwerkt op de andere variabele een derde variabele zou een
oorzakelijk effect kunnen hebben op beide variabelen, die onderling weinig met
elkaar te maken hebben (bv. Tienerzwangerschappen in Taiwan)
o Een correlatie kan ook het gevolg zijn van het gebruiken van een selecte steekproef
- Experimentele methode
o Correlationele studies beperken zich tot beschrijving van een bestaande toestand
laat niet toe een causaal verband te achterhalen
o In een experiment manipuleert de onderzoeker de werkelijkheid onderzoeker
grijpt zelf in en gaat op een systematische manier het effect van die ingreep na
o Het doel van het ingrijpen: causaliteit achterhalen
o Vb. Goldberger en pellagra
Pellagra = duizeligheid, vermoeidheid, braken, diarree, zweren, soms dodelijk
Oorzaak levend micro-organisme?
Goldberger: insufficiënte voeding: te veel koolhydraten, te weinig proteïnen
Voor beide hypothesen correlationele evidentie
Goldberger ging verder manipulatie
Injecteerde zichzelf met bloed van een zieke, slikte neus-en
keelslijmen van een zieke, slijm zweren + 4cm 2 urine en 4cm2
stoelgang nadien herhaling van het experiment op gevangenen
Bewijs tegen hypothese micro-organismen
o Representatieve steekproef op zuiver toevallige manier in twee, of meer, groepen
verdeeld beide groepen krijgen verschillende behandeling
Onafhankelijke variabele = variabele die gemanipuleerd wordt
Afhankelijke variabele = gemeten variabele, waarop die gemanipuleerde
variabele een mogelijk effect heeft