* Hendriks, M. P. H., van der Heijden, P. T., van Dijk, M., Ruiter, S., & van der Vlugt, H. (2019). De Wechsler intelligentietest voor kinderen 5e editie: WISC-V. Neuropraxis, 23, 63–71.
* McGrew, K. S. (2009). CHC theory and the human cognitive abilities project: Standing on the shoulders of t...
Inhoud
Week 1...................................................................................................................................................1
Hendriks, M. P. H., van der Heijden, P. T., van Dijk, M., Ruiter, S., & van der Vlugt, H. (2019). De
Wechsler intelligentietest voor kinderen 5e editie: WISC-V. Neuropraxis, 23, 63–71........................1
McGrew, K. S. (2009). CHC theory and the human cognitive abilities project: Standing on the
shoulders of the giants of psychometric intelligence research. Intelligence, 37, 1-10.......................5
Resing, C.M. (2021). Praktische aspecten van intelligentiemeting: afname, scoring en classificatie.
In R. Resing (Red.), Handboek intelligentietheorie en testgebruik (2e druk) (pp. 29-61). Amsterdam:
Pearson Benelux B.V.........................................................................................................................13
Sikkenk, A. J. (2020). De WISC-V. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 2020(1), 30–34.......................20
Hoorcollege: Intelligentieonderzoek met de WISC-V........................................................................22
Kennisclips: Activeren voorkennis over gespreksvaardigheden, observatievaardigheden,
feedbackvaardigheden en reflectievaardigheden............................................................................28
Week 2 & 3...........................................................................................................................................29
Hoorcollege: didactisch onderzoek...................................................................................................29
Week 4.................................................................................................................................................35
Ruiter, S. A., Hurks, P. P., & Timmerman, M. E. (2017). IQ-score is dringend aan modernisering toe.
Kind & Adolescent Praktijk, 16(1), 16-23..........................................................................................35
Hoorcollege: Kijk op opvoeding........................................................................................................38
Week 1
Hendriks, M. P. H., van der Heijden, P. T., van Dijk, M., Ruiter, S., & van der
Vlugt, H. (2019). De Wechsler intelligentietest voor kinderen 5e editie:
WISC-V. Neuropraxis, 23, 63–71.
Inleiding
De Wechslerintelligentieschalen zijn wereldwijd en ook in Nederland de meest gebruikte
intelligentietests voor alle leeftijden. Ze kennen een lange traditie. Het werd ontwikkeld om snel en
accuraat potentiële soldaten te selecteren. Veel mensen waren toen nog ongeletterd en daarom is er
ook een non-verbale versie ontwikkeld. Deze voegde hij later samen tot de Wechsler-Bellevue
Intelligence Scale, (WBIS), die weer de basis vormde voor de Wechsler Intelligence Scale for Children
(WISC). De subtests uit de WBIS werden aangepast voor het gebruik bij kinderen en aanvullend werd
een subtest ‘Doolhoven’ ontwikkeld. Met behulp van al deze subtests was het mogelijk om naast een
Totaal IQ ook een verbaal IQ (VIQ) en performaal IQ (PIQ) te berekenen. De WISC is nadien diverse
malen vernieuwd. Voor de eerste revisie WISC-R werden er alleen aanpassingen gedaan voor het
leeftijdsbereik (van 5-15 jaar naar 6 t/m 16 jaar). De revisie van de WISC-III als opvolger van de WISC-
R was uitgebreider. In de eerste plaats moesten de normen geactualiseerd worden, omdat de
demografische kenmerken van inwoners van de in de loop van de tijd waren veranderd. Een andere
reden was het Flynn-effect. Het Flynn-effect verwijst naar de wereldwijde observatie dat IQ-scores
stijgen met ongeveer 3 punten per 10 jaar. Bij de ontwikkeling van de WISC-III werd de subtest
‘Symbool Zoeken’ toegevoegd. Daarmee werd het mogelijk om naast de traditionele VIQ- en PIQ ook
vier factorindexscores te berekenen die verwijzen naar ‘smallere’ domeinen van cognitief
,functioneren: de ‘Verbaal Begrip Index’, de ‘Perceptuele Organisatie Index’ en de ‘Vrijheid van
Afleidbaarheid en Verwerkingssnelheid Index’. De WISC-IV is in Nederland niet beschikbaar geweest.
Het was wel een belangrijke versie in de geschiedenis van de WISC, omdat het in deze versie voor het
eerst sinds de oorspronkelijke WBIS niet langer mogelijk was om VIQ- en PIQ-scores te berekenen. De
WISC-IV kende door toevoeging van vijf nieuwe subtests behalve het TIQ een indeling in vier
factorindexen: de ‘Verbaal Begrip Index’ (VBI), de ‘Perceptueel Redeneren Index’ (PRI), de
‘Werkgeheugen Index’ (WGI) en de ‘Verwerkingssnelheidindex’ (VSI). In de WISC-IV bleven 10
subtests uit de WISC-III behouden en vervielen er drie subtests, te weten ‘Plaatjes Ordenen’, ‘Figuur
Leggen’ en ‘Doolhoven’. Een indeling met vijf indexen past veel beter bij hedendaagse
wetenschappelijke inzichten in de structuur van intelligentie, dit is de belangrijkste reden voor
doorontwikkeling vna de WISC-IV naar WISC-V.
Van toeval naar theorie
,Ten eerste diende deWISC-V beter aan te sluiten bij het inmiddels algemeen aanvaarde conceptuele
model van intelligentie, de zogenoemde CattellHorn-Carroll-theorie over intelligentie (kortweg het
CHC-model). Ten tweede had men tot doel om het meten van het concept fluïde intelligentie te
verstevigen. Fluïde intelligentie was tot dan toe niet goed gerepresenteerd in deWISC-versies, terwijl
het concept een invloedrijk concept van intelligentie is. Niet in de laatste plaats had de revisie tot
doel in de nieuwe versie van de WISC, meer dan in eerdere versies, vernieuwde inzichten uit de
(ontwikkelings)neuropsychologie te verwerken, zoals het theoretisch model over het werkgeheugen.
Het werkgeheugen kan worden beschouwd als een cognitief systeem: bewuste aandacht, informatie
voor korte tijd wordt bewaarde, en indien nodig, actief kan worden bewerkt. Afhankelijk van het
soort informatie horen daar slaafsystemen bij. Auditieve systemen worden opgeslagen in de
fonologische lus, terwijl visuele informatie wordt opgeslagen in het visuopatiële kladblok. Soms
moeten we deze informatie mentaal bewerken, zoals bij hoofdrekenen. Deze mentale manipulatie
wordt aangestuurd door een centraal controlesysteem, dat Baddeley de central executive noemt De
theoretische modellen over intelligentie vinden hun oorsprong bij Charles Spearman
(tweefactorentheorie). In die theorie maakte hij onderscheid tussen een general ability factor (‘g’) en
specifieke vaardigheden (‘s’). Cattell beargumenteerde dat de general ability factor bestaat uit fluïde
intelligentie (Gf) en gekristalliseerde intelligentie (Gc). Fluïde intelligentie heeft betrekking op het
kunnen redeneren op basis van abstracte regels en stelt ons in staat om deze toe te passen als we
geconfronteerd worden met nieuwe, onbekende problemen, of situaties. Gekristalliseerde
intelligentie verwijst naar verworven kennis, die opgedaan wordt op school of in de opvoeding, zoals
feiten, of de betekenis van woorden.
In het Cattell-Horn-Carroll-model, kortweg CHC-model, wordt een hiërarchie verondersteld van
cognitieve vaardigheden, die strata worden genoemd. Stratum III verwijst naar g en stratum I
verwijst naar de specifieke vaardigheden s. Met stratum II worden de zogenoemde brede cognitieve
domeinen bedoeld, die centraal staan in het CHC-model. De meerwaarde van het doorontwikkelde
CHC-model voor de psychodiagnostiek in de praktijk bleek vooral te liggen in de mogelijkheid om op
een valide en empirisch ondersteunde manier een sterkte-zwakteanalyse te maken van de resultaten
op intelligentietests. Bij het verschijnen van de WISC-III is gebleken dat er geen theoretische
evidentie e is voor de (klinische) aanname dat intelligentie kan worden verdeeld in een verbale en
performale intelligentie. Daarom werd dit in WISC-IV ook niet meer berekend en dus bleven er vier
indexscores als uitgangspunt over. Later ontstond de WISC-V met vijf primaire indexen: ‘Verbaal
Begrip’, ‘Werkgeheugen’, ‘Verwerkingssnelheid’ en ‘Visueel Ruimtelijk redeneren’ en ‘Fluïde
Redeneren’.
, De neuropsychologie van intelligentie
Er blijkt een zeer sterke biologische basis te zijn voor intelligentie. Op dit moment wordt aanleg als
voornaamste component voor intelligentieverschillen beschouwd. Volgens de Pariëto-Frontale
Integratie Theorie van intelligentie kan intelligentie niet worden gelokaliseerd in één of een paar
afzonderlijke structuren, maar is afhankelijk van het functioneren van de gehele hersenen. Zij
veronderstellen dat met name de pariëtale cortex modulair verwerkte zintuiglijke informatie
integreert en deze onder bewuste aandacht naar de (pre)frontale structuren doorstuurt. Heel recent
is een neurowetenschappelijke netwerktheorie als hypothese voorgesteld om de neurale basis van
verschillen in intelligentie te kunnen begrijpen. In deze theorie wordt verondersteld dat de hele
smalle cognitieve vaardigheden, zoals de kennis van een woord, of weten wat de hoofdstad van
Frankrijk is, het resultaat is van een zeer grote lokale neurale efficiëntie. De cognitieve flexibiliteit
moet hier gering zijn. Deze smalle vaardigheden worden geïntegreerd in bredere cognitieve
vaardigheden. Een hoge samenhang tussen smalle vaardigheden is gerepresenteerd in zogenoemde
small-world netwerken, die een optimale balans tussen lokale en globale neurale activiteit
weerspiegelen. Om je gedachten te kunnen verwoorden, moeten je hersenen binnen de verbale
vaardigheid enige flexibiliteit kunnen laten zien, maar ook niet teveel. g is dan ook afhankelijk van
een dynamische functionele organisatie van netwerken in de hersenen en een hoge g vraagt een
grote mate van globale neurale efficiëntie. Hierdoor is het mogelijk om snel (‘random’) te schakelen
tussen verschillende small-world netwerken. Hoe sneller mensen kunnen schakelen, hoe groter hun
cognitieve flexibiliteit en hoe groter hun adaptief vermogen, omdat ze zich sneller kunnen aanpassen
aan nieuwe probleemsituaties.
De teststructuur van de WISC-V
Van alle ontwikkelingen is de meest opvallende dat de WISC-V een andere structuur heeft dan alle
voorgaande versies. Er worden nu tien primaire subtests afgenomen en deze vormen de vijf primaire
indexen. Elke index is samengesteld uit twee primaire subtests. Een Totaal-IQ kan overigens al
worden bepaald op basis van de afname van zeven subtests, maar een profielanalyse is op grond van
deze tests niet mogelijk. De primaire en aanvullende indexen zijn bedoeld om inzicht te geven in de
structuur van het intelligentieprofiel op basis van het CHC-model uit 2012: de score op ‘Verbaal
Begrip’ is een indicatie voor ‘gekristalliseerde intelligentie’ (Gc), de score op ‘Visueel Ruimtelijk’ is
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur xjolienx. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.