inhoudstafel anatomie
zenuwstelsel
1. zenuwweefsel
2. het cerebrum
3. het prefrontale cortex: plasticiteit en executieve functies
4. het diencephalon,het mecencephalon, de hersenenstam en het
cerbellumhmm
5. ruggenmerg en perifere bezinning
6. vasculairisatie en meningen
7. het autonoom zenuwstelsel
orgaanstelsel
8. het lymfestelsel en immuniteit
9. infectieziekten
10. het hart
11. het bloed
12. de bloedvaten
13. het ademhalingsstelsel
14. het spijsverteringsstelsel
15. het endocriene stelsel
16. de huid
,ANATOMIE & FYSIOLOGIE
1. Inleiding en indeling van het ZENUWSTELSEL
Het brein in 3 delen
-reptielenbrein (=hersenstam + hypothalamus)
→ overleving, voortplanting, instincten, ademhaling, bloeddruk, hartslag, …
-limbische brein
→ emoties, …
-neocortex
→ intelect, geheugen, taal, zorgt voor controle, …
→ beïnvloeden elkaar: hogere niveau controleert het lagere niveau
1.1 Algemene functies vh zenuwstelsel
=op veranderingen zowel in als buiten het lichaam reageren
1. regulatie van activiteiten van weefsels en organen
a. organen en weefsels worden geremd of gestimuleerd
2. coördinatie van activiteiten van weefsels en organen
a. op elkaar afstemmen, als doel optimaal samenwerken
3. regulatie en coördinatie van vegetatieve functies
a. circulatie, spijsvertering, uitscheiding= buiten de wil
4. coördinatie van contacten met de buitenwereld (animale )
a. bewustwording, reageren kan vegetatieve functie ondersteunen
5. coördinatie van de psychische functies
a. gaat over verbeelding zoals: bewustzijn en zelfbewustzijn of
leren en herinneren
1.2 Werking van het zenuwstelsel: 3 functionele fasen
-sensorische input → exteroceptoren (prikkels buiten het lichaam)
of
→ proprioceptoren/interoreceptoren(vanuit lich.)
-verwerking → CZS geeft betekenis aan prikkel
→ontvangt info, beoordeelt betekenis en reageert
-motorische output → reactie op in- of uitwendige verandering
→ -sensorische input: opstijgend naar CZS (afferent)
-motorische output: afdalen van CZS (efferent)
, 1.2.1 Anatomische indeling vh ZS
=PZS & CZS (=ruggenmerg + hersenen)
Prikkel → receptor
Zelf wel controle over Zelf geen controle over
/ vegetatief
CZS
Respons effector
Versneld bv hartslag Vertraagd bv hartslag
(=doelwitorgaan)
(spieren = motorische output)
(klieren = visceromotorische output)
Centrale zenuwstelsel:
→ Hersenen en ruggenmerg
Perifere zenuwstelsel:
→ grotendeels buiten de schedel en de wervelkolom
1.2.2 fysiologische indeling vh ZS
we kunnen 3 aspecten onderscheiden:
-integratie
→ alle organen goed kunnen samenwerken
o vegetatieve integratie
→ reguleert de vegetatieve stelsels en coördineert de samenwerking
tussen afzonderlijke stelsels.
(vegetatieve, autonoom, onwillekeurig,sympatisch, paraysympatisch
zenuwstelsel)
o animale integratie
→alle activiteiten van het lichaam, op commando van wil. Belangrijkste
is communicatie en het gedrag.
(animale en willekeurige zenuwstelsel)
-hiërarchie
→ ene baas over het andere, waarbij de werking van een ‘lager’niveau naar een
‘hoger niveau gaat.
De reflex is bewust te onderdrukken door er via de grote hersenen invloed op uit
te oefenen; bv: bloedprik.
-richting van het signaal
→ afferente informatie
o aanvoerend
o van PFZ naar CZS
o opstijgende baan
, → efferente informatie
o afvoerend
o van CZS naar PZS
o afdalende baan
2. zenuwweefsel
We kunnen 2 typen cellen onderscheiden:
neuronen →Doorsturen van impulsen
neuroglia →ondersteunen, beschermen en onderhouden van de neuronen
2.1 Neuronen
-neuronen (=zenuwcellen)
→ doorsturen van impulsen
Anatomie: neuron: -grote cel, met celkern
-twee typen uitlopers: axonen en dendrieten
-kunnen NIET aan celdeling doen
-cellichamen van neuronen zijn grijs
Dendriet: -ontvangen impulsen van andere neuronen +
vervoeren naar cellichaam van het neuron
-meestal vrij kort
-een neuron kan veel dendrieten hebben en is
redelijk vertakt
Axon (neuriet): -voert impulsen van het cellichaam af
-max 1 axon per neuron
-meestal vrij lang
-hebben vetlaagje (myeline-schede)
-insnoering van Ranvier
-synaps op uiteinden
Functionele indeling van neuronen
We hebben 3 soorten neuronen:
1. sensibele neuronen
-afferent (van PZS naar CZS)
-maar 1 dendriet
-meestal unipolaire neuronen
-dendriet heeft myelineschede (axonen en dendrieten lijken hierdoor
erg op elkaar)
-somatische zintuigen
-extero receptoren (alles van buitenaf)
-intero receptoren
-viscerale receptoren (registreren activiteiten in het lichaam)
-proprioreceptoren (plaats van het lichaam in de ruimte)
2. interneuronen
-schakelneuronen
-in CZS
-korte dendriet, korte axon
-info overbrengen van ene zenuwcel naar de andere