Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
ALLE examenvragen uitgewerkt van Cel en weefselleer €4,99   Ajouter au panier

Autre

ALLE examenvragen uitgewerkt van Cel en weefselleer

 145 vues  1 fois vendu

Uitgebreide uitwerkingen van vragen ter voorbereidingen voor het examen van cel en weefselleer.

Aperçu 4 sur 41  pages

  • 15 juin 2021
  • 41
  • 2020/2021
  • Autre
  • Inconnu
Tous les documents sur ce sujet (9)
avatar-seller
chantalvandermolen
Examenvragen Cel en weefselleer

Cytologie vragen:
1. Bespreek de opbouw van de nucleus en de nucleolus.
De nucleus is de kern van de cel. Deze bevat het DNA voor eiwitsynthese. De kern bestaat uit 3
onderdelen, namelijk:
1. Dubbele kernmembraan
2. Karyoplasma
3. Karyolymfe.
De kern is het controlecentrum van alle cellulaire activiteit. In de kern zit chromosmaal RNA en een
syssteen voor RNA synthese. De nucleus kan een variabele morfologie hebben.
De kern bevat ook chromosomen, chromosomen bestaan uit 1 lange lineaire DNA-molecule.
De opbouw van DNA en RNA: DNA en RNA bestaan uit nucleotides, purinebasen, pyrimidebasen en
ribose.
De nucleolus ligt in de kern. De grootte van de nucleolus hangt af van de activiteit, het is niet omgeven
door een membraan. Rond de nucleolus zitten eiwitten, deze worden gebruikt voor de cedeling. De
nucleolus is de productie-eenheid van pre-ribosomale sub eenheden.
Er is een pars fibrosa, dit is voor ribosomale gentranscriptie, dit resulteert in een 45S precursor RNA.
Ook is er een pars granulosa, hier is de assemblage van ribosomen. Tijdens de celdeling verdwijnen de
nucleoli, na de deling vormen ze zich opnieuw.


2. Bespreek ribosomen en de bouw en functie van ruw endoplasmatisch reticulum
Ribosomen helpen bij de cellulaire eiwitsynthese. Ribosomale eiwitten gaan vanuit het cytoplasma
naar de nucleolus en hechten zich daar aan het pre-rRNA voordat het zich splitst. Er ontstaan
peribosomale partikeltjes. Deze gaan na rijping naar het cytoplasma en zijn dan 40S of 60S
subeenheden. S is de sedimentatiegraad. Ribosomen functioneren voornamelijk voor transcriptie of
translatie.
Een ribosoom bestaat een large unit en een small unit, deze zijn verbonden met een stuk mRNA.
Centraal in het ribosoom is er rRNA, op het oppervlak heeft het ribosoom ribosomale eiwitten.
Ribosomen kunnen vrij voorkomen, dit zijn vrije ribosomen. Polyribosomen (groepjes ribosomen)
komen voor in het cytosol of aan het Endoplasmatisch reticulum.
Het endoplasmatisch reticulum komt voor in alle eukaryote cellen. Het bestaat uit afgeplatte
membranen die onderling kunnen samenhangen. Tussen de membranen zitten ruimtes, deze heten de
cisternen. De cisternen zijn gevuld met een secretieproduct. Materiaal dat geëxporteerd moet worden
wordt hier aangemaakt. Het Ruw endoplasmatisch reticulum bevat ribosomen.
Het endoplasmatisch reticulum bevat een cis-zijde, dit is de onrijpe zijde en een trans-zijde, dit is de
rijpe zijde.
De functies van het ruw endoplasmatisch reticulum zijn:
- De synthese van eiwitten. De ribosomen aan het mRNA zorgen voor eiwitsortering. De eiwitten
komen in het lumen en worden 3D gevouwen.
- Posttranslationele modificatie, er worden suikers toegevoegd
- Transport van eiwitten
- Synthese van membraanlipiden en koolhydraten

3. Bespreek het verschil in opbouw en functie tussen het glas en ruw endoplasmatisch
reticulum
Het ruw endoplasmatisch reticulum bevat ribosomen, dit heeft het glad endoplasmatisch reticulum
niet. Het glad endoplasmatisch reticulum is een netwerk van fijne tubuli, in tegenstelling tot het RER.
Het glad endoplasmatisch reticulum heeft andere functies dan het ruw endoplasmatisch reticulum. De
functies van het SER zijn:
- Synthese van steroïdhormonen
- Detoxificatie

, - Synthese van glycogeen
- Calcium opslag bij spiercellen, er gebeuren namelijk biochemische reacties bij het glad
endoplasmtisch reticulum.
De functies van het ruw endoplasmatisch reticulum zijn:
- Het verder verwerken, dus sorteren, vouwen en het toevoegen van suikers aan eiwitten.
- Transport van eiwitten
- Synthese van membraanlipiden en koolhydraten.

4. Bespreek het Golgi-apparaat
Het Golgi-apparaat speelt een rol bij:
- De modificatie van macromoleculen
- Proteolyse van een peptide (actieve vorm)
- Sortering van macromoleculen
Het Golgi-apparaat is een membraanomgeven structuur. Er is een centraal gedeelte, met aan beide
zijden een netwerk van tubuli. Het golgi-apparaat ligt vaak in de buurt van centriolen en de kern. Ook
bij het Golgi-apparaat bestaat er een cis- en een transzijde. De cis zijde is hier weer een onrijpe
structuur en ligt aan het endoplasmatisch reticulum. De transzijde is de rijpe kant en ligt tegen het
plasmamembraan. Bij het trans-golginetwerk worden vesikels getransporteerd. Het Golgi-apparaat
bevat ook weer cisternen.
De werking van het Golgi-apparaat:
Eerst komen de oplosbare eiwitten en membranen via de transportvesikels van het endoplasmatische
reticulum naar het golgi-apparaat. Vervolgens worden ze verder gemodificeerd in de cisternen. Hierna
verlaten de partikels het Golgi-apparaat aan de transzijde. Het transport van de vesikels kan op 2
manieren, namelijk via transportvesikels (hierbij wordt een cisterne afgeknoopt en fusioneert het met
de volgende) of via een maturatieproces (hierbij migreren golgi-cisternen zelf).
De functies van een Golgi-apparaat zijn:
- Hydrolyse van koolhydraten
- Terminale glycolysering
- Fosforylering en sulfatering
- Intitiële proteolyse
- Sortering van macromoleculen

5. Bespreek het zure vesikelsysteem
Het zure vesikelsysteem bestaat uit: lysosomen, hydrolase vesikels, endolysosomen, fagolysosomen en
telolysosomen. Bij lysosomen zit er een ATP-ase in de cel ingebouwd, hierdoor is de pH verlaagd.
Werkingsmechanisme:
Eerst komt er eiwit/lipide synthese voor is het glad endoplasmatisch reticulum. Vervolgens gaat dit
naar de cis-zijde van het Golgi-apparaat, hier wordt er een fosforylatie uitgevoerd op de eiwitten. Dan
komt het in het mediale gedeelte van het Golgi-apparaat waar er een toevoeging van suikerresiduen
gebeurt. Dan komen de partikeld in het trans- golgi apparaat waar er een proteolyse en sortering van
de partikels wordt gedaan en eventueel nog meer suikerresiduen worden toegevoegd. Dan kunnen er
3 dingen gebeuren:
1. De partikels kunnen worden gebruikt voor een incorporatie voor een nieuw celmembraan.
2. De partikels worden in speciale vesikels (lysosomen) vervoerd.
3. De partikels worden via exocytose buiten de cel gebracht.
Het zure vesikelsysteem bevat meer dan 30 specifieke zure hydrolasen. Er kan een pathologie
voorkomen, hierbij is er een genetische afwijking waarbij er een verhindering is bij de afbraak van
moleculen, de moleculen worden dus opgestapeld  stapelingsziekte.

6. Bespreek de structuren betrokken bij de afbraak van endogene en exogene
eiwitten
Proteasomen zijn holle cilindervormige structuren, ze bestaan uit 2 kapdeeltjes en een centraal deel.
Samen is dit een 26S proteasoom. De 2 kapdeeltjes zijn regulatorische peptiden deze herkennen
ubiquitine, het centrale deel bevat enzymen voor proteolyse. Proteasomen zijn niet membraan
omgeven.

, Ze zorgen voor de afbraak van eiwitten. Ze nemen eiwitten op en knippen deze in stukjes. Deze stukjes
zijn nu aminozuren en kunnen weer opnieuw gebruikt worden. Het proces is selectief. Endogene
eiwitten moeten verwijderd worden, dit gebeurt door de proteasoom pathway:
Eiwitten worden gebonden aan ubiquitine. Bijkomende moleculen ubiquitine gaan daaraan weer
linken. Het complex bestaande uit ubiquitine en het endogene eiwit bindt zich op een regulerend
kapdeeltje van het proteasoom. Door middel van ATP-asen wordt het eiwit ontrold. Dit ontrolde eiwit
wordt vervolgens getransloceerd naar een kanaal in het centrale deel van het proteasoom. De
ubiquitine komt nu weer vrij en wordt gerecycleerd. Actieve catalytische delen van het proteasoom
breken de peptidebindingen van het eiwit, hierdoor ontstaan peptiden van ongeveer 8 aminozuren
lang. De peptiden komen in het cytosol en worden daar verder afgebroken tot aminozuren of ze
worden geïncorporeerd in het MHC 1 complex of op de cel.

Lysosomen verwijderen vooral de exogene eiwitten, dit gebeurt dan vooral door endocytose of
autofagie. Lysosomen zijn sferische organellen. Ze zijn membraan omgeven. Lysosomen zijn
voornamelijk belangrijk bij de afbraak van stoffen.
Endocytose:
Het plasmamembraan stulpt in, er gaat nu een intracellulair endocytotisch vesikel afsplitsen, waardoor
het materiaal en het plasmamembraan naar het endosoom gaat. Metabolieten worden nu verder
verbruikt. Het plasmamembraan gaat terug naar het celoppervlak.
Autofagie:
Autofagie is een natuurlijk gereguleerd proces waarbij componenten van de cel, hier exogene eiwitten
worden afgebroken door een lysosoom.

7. Bespreek de bouw en de functie van een mitochondrion
Een mitochondrie is opgebouwd uit een matrix, binnenmembraan, intramembranaire ruimte en en
een buitenmembraan.
Het buitenmembraan bevat:
- Enzymen voor vetsynthese en vetzuurmetabolisme.
- Enzymen voor conversie substraten
- Transporteiwitten
- Het buitenmembraan is Niet-selectief voor kleine moleculen

Het binnenmembraan bevat:
- Enzymen voor elektronentransport
Een deel van de enzymen voor de citroenzuurcyclus
-
- Enzymen voor de oxidatieve fosforylering
- Transporteiwitten
- Uitstulpingen aan de matrixzijde- enzymcomplexen
- Het is minder permeabel dan het celmembraan
- Sterk impermeabel voor kleine ionen.

De matrix bevat:
- Enzymen van de vetzuurcyclus
- Een deel van de enzymen voor de citroenzuurcyclus

De matrix bevat plaatvormige schotten. Bij een steroïdproducerende mitochondrie zijn deze tubulair =
tubulaire cristae.
De eiwitten moeten dus door 2 membranen, dit worden ook wel de tim en tomcomplexen genoemd.
Een mitochondrie bevat zijn eigen DNA, dit is circulair DNA. Ook bevat het zijn eigen ATP synthase
complexen en matrixkorrels. Mitochondriën zitten in alle eukaryote cellen en zorgen voor de energie.
De hoeveelheid mitochondriën in een cel is afhankelijk van de energiebehoefte van de cel.
Mitochondriën staan zelf in voor het onderhoud, de groei en de vermenigvuldiging.

De functies van mitchondriën zijn:
- De activiteit die een mitochondrie levert is ongeveer 95% van de energie die een cel nodig heeft.
- ATP vorming

, - Metabolisme = katabolisme + anabolisme
- Structurele veranderingen
- Apoptose
- Productie van steroïdhormonen
- Thermogenese

8. Bespreek het cytoskelet
Het cytoskelet bestaat uit 3 grote compnenten, namelijk: de microtubuli, microfilamenten en
intermediaire filamenten.
Het cytoskelet is een inwendig netwerk van proteïnen dat aan het cytopasma een stevigheid en een
flexibiliteit geeft. Hierdoor kan een cel een bepaalde vorm behouden, ondersteunen of een
celverandering ondergaan waardoor er een verplaatsing vindt van de cel of organellen binnen de cel.

Microtubuli. De microtubuli zijn rechte holle buisjes die zijn opgebouwd uit tubuline-eenheden. Dit zijn
dimeren ( en ). De wand bestaat uit 13 protofilamenten. Ze zijn variabel van lengte, maar wel stijf.
Microtubuli zijn vooral belangrijk in het transport van organellen. Hierbij spelen dyneïne (een
verplaatsing naar het – uiteinde) en kynesine (een verplaatsing naar het + uiteinde) een belangrijke
rol.
Een centrosoom bestaat uit 1 paar centriolen. Vanuit hier komt een verspreiding van microtubuli. Een
centriool bestaat uit 9 tripletten van microtubuli.
Microtubuli kunnen met elkaar of met andere structuren verbonden worden. Dit gebeurt door de
Microtubules Associated Proteins (MAP). Deze zorgen samen met de Ca2+ concentratie voor de
tubuline-polymerisatie. Vb. van een MAP is het tau-eiwit.
De stabiliteit van microtubuli is variabel. Microtubuli vormen de bouwstenen van centriolen, cilia en
flagellen. De groei van een microtubuli gebeurt op een speciale plaats, namelijk de MTOC.

Mirofilamenten. Actinefilamenten.
De functie van microflamenten zijn:
- Contractie in spiercellen.
- In niet-spiercellen vormen actinefilamenten een corticale laag.
- Dynamische processen als endo- of exocytose, contractie van microvilli en de voortbeweging van
cellen.
- Het veroorzaken van cytoplasmastroming.
Microfilamenten bestaan uit een helixstructuur. Door middel van hydrolyse en binding van ADP
moleculen gaat F-actine van de helix af en door ATP moleculen komt er F-actine bij bij. De kant waar
meer moleculen afgaan dan erbij komen is de negatieve kant, de kant waar meer bijkomt is de
positieve kant. Het tredmolenproces is er bij beide uiteinden een kritische concentraties zijn gevormd,
hierdoor vormt er een evenwicht bij de netto dissociatie van de monomeren.
Cytochalasine kan aan de + zijde hechten van het monomeer en verhindert zo verlenging van het F-
actine.
Phalloidine kan aan het F-actine hechten en verhindert zo dissociatie.
Cofiline kan actinefilamenten afbreken
Profiline met Arp2/3 kunnen actinefilamenten opbouwen.

Intemediaire filamenten. Intermediare filamenten worden tussen cellen of aanhechtingsplaatsen
verankerd. Er zijn 4 verschillende klassen:
1. Keratine filamenten in epitheelcellen
2. Vimentine en vimentine-gerelateerde filamenten in bindweefselcellen, spiercellen en
ondersteunende cellen
3. Neurofilamenten in zenuwcellen
4. Nucleaire lamines deze ondersteunen de kernenveloppe
5. (nestine) in stamcellen
Intermediaire filamenten blijven in stand tijdens de celdeling.
Ze bestaan uit een N-terminale uiteinde, een midden en een C-terminale uiteinde. De N en C-uiteinden
kunnen verschillen qua grootte en structuur. In het cytoplasma is het een netwerk rond de nucleus
naar de periferie. Ze zorgen voor ondersteuning van cellen en weefsels en het weerstaan van de
mechanische stress.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur chantalvandermolen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

58993 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter