SOCIOLOGIE VAN DE SOCIALE GELIJKHEID
EN ONGELIJKHEID
1. INLEIDING
1.1 MODERNE SAMENLEVING: EGALITAIRE SAMENLEVINGEN?
• Gelijkheid en ongelijkheid, klassieke thema's in de sociologie
• Gelijkheid is een moderne, progressieve waarde
• Ongelijkheid (en niet gelijkheid) dient moreel gerechtvaardigd
• Gelijkheid is een criterium van moderniteit
Sociologie denkt heel hard na over gelijkheid in de samenleving. We gaan bekijken hoe het denken
over gelijkheid veranderd is in de tijd.
PREMODERNE (OF TRADITIONELE) SAMENLEVING
Het gaat over een waardepatroon. Dit toont aan hoe we veranderd zijn als maatschappij.
Ongelijkheid wordt op een andere manier gecreëerd dan vroeger. Hoe wij naar rechtvaardige
ongelijkheid kijken is volledig anders dan vroeger.
Premodern Modern
Ascribed (toegeschreven) Achieved (verworven)
Diffuus Specifiek
Particularistisch: “punten geven” op basis wie Universalistisch: iedereen op dezelfde manier
dat voor u zit. behandelen
Affectief Affectief-neutraal
• Premodern: meer zien als een soort kastensysteem.
• Wat vroeger als rechtvaardig werd gezien waren de toegeschreven kenmerken: vb. voor
toegang tot onderwijs moest je een man zijn uit een bepaalde familie.
• Nu zijn de bezittingen ‘verworven’. Iemand die hard heeft gestudeerd, krijgt meer punten...
Je hebt u punten verdient. → meritocratie.
o Toegang tot onderwijs/jobs heeft veel te maken met verworvenheid. → Terwijl
achtergrond van de ouders nog steeds invloed hebben op de slaagpercentages van
de studenten.
• Diffuus: Het feit dat iemand een job krijgt heeft niet per se te maken met het feit dat die
de beste kandidaat is: lijkt op de baas, is bevriend met de baas… → dit was vroeger in de
premoderne samenleving oké.
• Affectief-neutraal: Iemand proberen beoordelen los van gevoel. Vroeger had dat meer met
familie of vriendenbanden te maken.
→ Vb. een vader mag geen examen afnemen van zijn dochter
→ Mensen zijn moreel verplicht om een belangenconflict aan te geven
1
, • In de meritocratie beoordelen we op basis van verdiensten: Iemand mag op basis van die
vier principes succesvoller zijn.
• Conclusie: In onze maatschappij zijn we niet tegen ongelijkheid, maar die ongelijkheid moet
gerechtvaardigd worden. Ongelijkheid in de premoderne maatschappij was fundamenteel
anders, de ongelijkheid die we tolereren is veranderd.
• In moderne samenlevingen worden ongelijkheden vrij algemeen aanvaard in de mate dat
het ongelijkheden zijn die verbonden zijn met een verworven positie en in de mate dat de
criteria die men gebruikt om mensen en posities te beoordelen universeel en specifiek zijn.
MODERN WAARDEPATROON
• Modern waardenpatroon is meritocratisch
• Meritocratie is een ideaal
o In de praktijk is het er nog niet, de realiteit beantwoord niet volledig aan onze
waarden.
o Nog steeds een spoor van premoderne ongelijkheid? → vb. van erven
• Zijn wij echt voor gelijkheid en wat betekent gelijkheid voor ons?
• Egalitair ethos
o Egalitaire levensverhouding
• Zijn alle moderne levenssferen even ‘modern’?
o Vb. In familie- of vriendensfeer hoeven we dat modern waardepatroon niet na te
streven
o Vb. Onderwijs: Proberen om iedereen een gelijke start te geven
→ belangrijke levensbeslissingen worden zo lang mogelijk uitgesteld, om iedereen
een gelijke start te geven
→ Maar toch worden we voortdurend beoordeeld
GELIJKHEID EN BURGERSCHAP (T.H. MARSHALL)
• Het concept van gelijkheid is ontstaan tijdens de Frans revolutie
• Moderne notie ‘gelijkheid’ is nauw verbonden met de evolutie van het concept
‘burgerschap’
• Verlichting, Franse Revolutie: ‘Vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid’ en een nieuw concept
van gemeenschap
• Drie componenten van gelijkheid: maatschappelijke (civiele), politieke en sociale
component
Civiele component van burgerschap
• Bescherming van de ‘natuurlijke’ rechten: ‘leven, vrijheid en eigendom’ (Locke)
• Franse afkondiging van de Rechten van de Mens, Amerikaanse Grondwet en zowat elke
grondwet van elke moderne constitutie
• Iedereen is gelijk voor de wet, persoonlijke vrijheid, recht op eigendom, vrijheid van
meningsuiting...
o Universalisme
• Belgische grondwet:
2
, o De staat maakt geen onderscheid van standen.
o Rechten en vrijheden moeten zonder discriminatie verzekerd worden.
Politieke component van burgerschap
• Democratisch stemrecht & toegang tot instellingen van politieke controle
• Ontwikkeling van parlementaire democratie (vertegenwoordigende instituties)
• Politieke gelijkheid: politiek leiders worden verkozen door middel van algemene en vrije
verkiezingen
• Parlementaire democratie: evolutie naar algemeen stemrecht, eliminatie van meervoudig
stemrecht, electorale procedures, geheime stemming
• Wie niet mee kon stemmen was geen burger
o Vrouwen konden pas stemmen in 1948
Sociale component van burgerschap
• Meest recente aspect van burgerschap
• Broederlijkheid en notie van gelijkheid van condities, een thema sinds de Franse
Revolutie, institutionalisering komt pas later
• De formele gelijkheid van het burgerschap (gelijk voor de wet) doet vragen rijzen over
gelijkheid van kansen
• Iedereen moet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving
• Uitbouw van de welvaartstaat en minimum-standaarden m.b.t. gezondheid,
levensvoorwaarden, opvoeding, onderwijs…
o We gaan middelen moeten herverdelen
• Belgische grondwet.
1. Het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een
algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van
een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke
arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie,
overleg en collectief onderhandelen
2. Het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale,
geneeskundige en juridische bijstand
3. Het recht op een behoorlijke huisvesting
4. Het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu
5. Het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing
→ Het staat in de grondwet, dus burgerinitiatieven kunnen weldegelijk gaan procederen
tegen de Belgische staat over deze onderwerpen.
1.2. VIER VORMEN VAN GELIJKHEID
Ontologische gelijkheid
• Iedereen is in wezen gelijk vanaf de geboorte
Gelijkheid van kansen
• Het soort gelijkheid dat we proberen creëren in een meritocratie
• Iedereen start op hetzelfde punt
• Belangrijke sociale instellingen voor iedereen gelijk: toegankelijk op universele gronden,
op basis van achievement en talent
Gelijkheid van condities
• Geen gelijkheid van kansen zonder gelijkheid van condities
3
, • Vb. Onderwijs: mensen met ene taalachterstand, beschikken niet over een pc, niet
beschikken over bepaalde attitudes ‘stilzitten en luisteren’
• O.b.v. herverdeling proberen mensen gelijke condities te geven zodat ze even veel kans
hebben als een ander om een succesvolle uitkomst te krijgen gebaseerd op verdienste en
talent
Gelijkheid van uitkomst
• Meest radicale vorm van gelijkheid, iedereen ‘wint’
• Gaat in tegen het meritocratische waardepatroon
• Vergelijkbaar met positieve discriminatie op de arbeidsmarkt: quota over gelijk aantal
mannen en vrouwen in een gelijke positie.
1.3. ARGUMENTEN TEGEN GELIJKHEID
• Onhaalbaar: leidt tot totalitair en autoritair systeem (elke samenleving kent ongelijkheid)
o In een gelijke samenleving gaat er al een stevige bureaucratie moeten zijn die nagaat
wat iedereen bezit
• Radicale gelijkheid is onwenselijk: Spanning tussen het streven naar gelijkheid en het
vrijheidsstreven
o Voor het creëren van gelijkheid moeten we kijken naar welke middelen iedereen
heeft en waar er herverdeeld kan worden. → ingrijpen in bezittingen van de mensen
en dus ook in hun vrijheid
• Darhendorf
o geen conflict tussen vrijheid en gelijkheid
o zekere gelijkheid is voorwaarde voor vrijheid
o vrijheid beteken niet veel als er gene gelijkheid is
4