Dit is een document met alles wat de prof in zijn podcasts besproken heeft in puntjes. Het is een samenvatting van een volledig uitgetypt lessendocument en 5 andere samenvattingen in 1 korter document.
Inleiding tot de rechts- en moraalfilosofie
1 Introductie
1.1 Ideeëngeschiedenis versus systematische rechtsfilosofische
vraagstellingen
• Manier om rechtsfilosofie te gaan bestuderen
= Ideeëngeschiedenis = bestuderen van rechtsfilosofie door ideeën en theorieën
van individuele rechtsfilosofen te gaan bekijken
(Zelfde als schilderkunst uitleggen door à schilders en schilderijen te laten zien)
1.2 Ontstaan moraalfilosofieën en rechtsfilosofieën
• Ontstaan moraalfilosofieën en rechtsfilosofieën =
Voortgekomen uit/als;
o Discussies over maatschappelijke (MS) problemen
o Gevolg van bepaalde politieke ontwikkelingen
o Kritieken op eerdere filosofen en opvattingen
o Teruggrijpen naar eerdere filosofen en opvattingen
“Je kan het warm water niet meer uitvinden”
• Wisselwerking aanwezig (HISTORISCHE DIMENSIE VAN RECHTSFILOSOFIE)
Politieke & rechtsfilosofische theorieën ó MS-debatten & gebeurtenissen
Þ Theorieën tot stand gekomen door MS-debatten & gebeurtenissen
Þ Dynamiek in MS-debatten & gebeurtenissen verandert door ontwikkeling
theorieën
1.3 Specifiek karakter van rechtsfilosofische vraagstukken
• Rechtsfilosofie
≠ juridische discipline
= meta-juridische discipline (zoals rechtssociologie & rechtspsychologie)
• Meta-juridische discipline = disciplines die uit extern perspectief reflecteren over het
recht
• Rechtsfilosofische vragen
= meta-juridische vragen = vragen van hogere orde
(bvb. Heeft de maatschappij een recht tot straffen? Zo ja, waarop is dat recht dan
gebaseerd?)
(bvb. Heeft straffen een nut?)
à Utilitarisme = nutsbeginsel = moeten afschrikken; Bentham, Stuart Mill
à Vergelding = moet geen nut = een “vergoeding” aan de MS
= reflectievragen = normatieve vraagstukken
Niet alleen antwoord op de vraag is belangrijk, maar ook manier hoe men tot
antwoord komt = de rechtsfilosofische discussie zelf
≠ primair juridische vragen
(bvb. Welke straf is er in het wetboek voorzien voor een bepaald delict?)
1
, • Antwoorden op strafrechtsfilosofische vraagstukken anders naargelang mensbeeld &
plaats in maatschappij
MENSBEELD 1 = Determinatie ó MENSBEELD 2 = Vrije wil
Mens = Mens =
Een redelijk wezen dat van nature goed Wezen dat van nature geneigd tot kwade
+ +
Enkel door maatschappelijke Kan enkel afgehouden van wangedrag door
omstandigheden tot crimineel gedrag voortdurend bedreigd met
aanzetten afschrikwekkende sancties
• Filosoferen over recht leidt niet tot eenduidige uitkomsten
• Filosoferen = problematiseren / vooronderstellingen in vraag stellen
1.4 Het recht als relatief autonoom normensysteem: subsystemen
• Ontwikkeling van de Westerse cultuur = voorwerp van moderniseringsproces
• Door moderniseringsproces = recht als relatief autonoom normensysteem
• Stelsel transformeert zichzelf
Þ Juridische normen in moderne rechtssysteem komen enkel tot stand op
wijze zoals aanvaard & omschreven binnen juridische systeem zelf
• Subsystemen door functionele differentiatie
o Premoderne maatschappij
o Moderne maatschappij
1.4.1 Functionele differentiatie
• Niklas Luhmann (1927-1998)
o Duitse rechtsfilosoof/rechtssocioloog
o Systeemtheoreticus
o Moderniseringsprocessen = processen van functionele differentiatie van
maatschappij in relatief autonome subsystemen
o Functionele differentiatie = verschillende domeinen in MS (economie, recht,
politiek, wetenschap, defensie, religie, kunst, politiek) ontwikkelen zich
autonoom tot subsysteem binnen samenleving
Þ Hebben allemaal eigen taal, specialisten & normen
Þ Brengen allemaal eigen geldigheidsregels mee
Þ Evolueren onafhankelijk van elkaar
= wat belangrijk in ene deelsysteem ≠ noodzakelijk belangrijk in andere
(bvb. Wat economisch rendabel ≠ altijd sociaal wenselijk)
(bvb. Wat wetenschappelijk waar ≠ altijd in religie als waar gezien)
MAAR het ene deelsysteem sluit het andere wel niet uit !!!
o Deelsystemen vervullen MS dus andere functie
o Functionele differentiatie = resultaat lange historische ontwikkeling
= gaat samen met professionalisering/specialisering
• Premoderne maatschappijen = hiërarchie
• 1 overkoepelend betekenissysteem domineert andere systemen
• Dominante betekenissysteem (meestal religie/mythe) domineert
o Waarheidsvoorwaarde (wat is waarheid?)
o Geldigheidsvoorwaarde (wat kan gezien als waarheid?)
(bvb. Bepaling tussen machtsverhouding machtshebbers en burgers, Hoe gaat dat?)
1.4.1.2 Moderne maatschappij
= gedifferentieerd
= functioneel gedifferentieerd
• Moderne maatschappijen = verschillende deelsystemen als relatief onafhankelijke
functionele systemen
• Subsystemen niet volledig van elkaar gescheiden = kunnen interageren
MAAR altijd hercoderen & vertalen
(bvb. Een morele norm pas juridische betekenis als in juridische systeem
gespecifieerd (door wet, gewoonterecht, …))
• Tussen recht en moraal dus geen betonnen scheidingswand
• Paul Ricoeur (1913-2005)
Macht ó recht ó moraal
Recht = bemiddelaar
Zonder macht = moraal niks
Zonder moraal = macht alleen geweld
1.5 Juridische geldigheid
• Juridische geldigheid
≠ meer primair bepaald door moraal/religie (traditionele voormoderne
maatschappijen)
≠ niet bepaald door universele consensus
Juridische geldigheid = primair bepaald door proceduralistische legitimatie van recht
• Primair bepaald door proceduralistische legitimatie van recht?
= geldigheid van juridische normen
= een geldige rechtsregel = tot stand door
o Wijze voorzien in recht zelf (procedurele correctheid)
o Instantie die in recht daartoe bevoegd verklaard
(bevoegdheid)
• Niklas Luhmanns’ werk; “Legitimation durch Verfahren”
“Legitimatie door procedures”
3
, • Zorgt voor circulaire zelfreferentialiteit
= geldige rechtsregel is rechtsregel als procedure
correct en bevoegdheid correct
MAAR bevoegdheid en procedure = opgenomen in
rechtsregels zelf
Recht verwijst dus de hele tijd naar zichzelf
• Er zijn wel invloeden van andere subsystemen zoals
religie en moraal >< KRITIEK POSITIVISTEN: Kelsen & Hart
1.6 Rechtspositivistisch denken: recht versus rechtvaardigheid
• Rechtspositivistisch denken = modern (vanaf 20ste eeuw)
• Rechtspositivisme geeft kritiek op zogezegde invloeden van andere subsystemen!
• Rechtspositivisme = tweedelige opvatting;
1. Wet en moraliteit zijn gescheiden
2. Alle door mensen gemaakte (“positieve”) wetten zijn terug te voeren naar
menselijke wetgevers
1.6.1 Rechtspositivist John Austin
John Austin (1790-1859)
• Eerste rechtspositivist
• Kerndenker
• Basis bij Bentham
• Wilde wet omzetten in wetenschap
• Volgens hem; nodig om
o Recht te zuiveren van alle moraliteitsnoties
o Juridische concepten te definiëren in louter empirische termen
• Wat is recht?
Recht = een sociaal feit
= weerspiegelt machtsverhoudingen en gehoorzaamheid
Wat zijn wetten?
Wetten = moeten het grootste geluk van samenleving bevorderen
= regels, die een commando zijn
= algemene bevelen die;
• Door een soeverein worden uitgevaardigd
• Aan leden van een onafhankelijke politieke samenleving
• Ondersteunt door geloofwaardige dreigementen met straf of
andere nadelige gevolgen in geval van niet-naleving
Wat is de soeverein met zijn bevelen?
Soeverein = de persoon/groep personen die wordt gehoorzaamd door grootste
deel van de bevolking & niemand anders gehoorzaamd
Bevel = een uitgesproken wens dat er iets gedaan wordt, uitgevaardigd door een
meerdere, met sancties op de niet-naleving
= geven aanleiding tot wettelijke plichten om te gehoorzamen
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur NOTYOURMAMA. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €12,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.