Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Alle werkcolleges Economische en Juridische integratie van Europa €2,99   Ajouter au panier

Notes de cours

Alle werkcolleges Economische en Juridische integratie van Europa

 262 vues  6 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Alle aantekeningen van de werkcolleges Economische en Juridische integratie van Europa

Aperçu 3 sur 37  pages

  • 18 novembre 2014
  • 37
  • 2013/2014
  • Notes de cours
  • M.a. lunter
  • Toutes les classes
avatar-seller
Werkcollege #1 Economische en Juridische Integratie 3 april 2014

Artis & Weaver 2007:
1. Wat wordt verstaan onder het GDP? Wat is (in GDP) de grootste economie binnen
Europa en wat is de kleinste economie binnen de eurozone? Welke economie is groter op
het ogenblik, die van Europa, de VS of China?
a. Bruto Binnenlands Product (= GDP Gross Domestic Product)
i. Totale omvang productie (van goederen en diensten) in een economie in
1 jaar; GDP/BBP = Nationaal Inkomen (NI).
b. Grootste economie binnen Europa is Duitsland.
c. Op het moment is de economie van Europa het grootst.
2. Wat bedoelen we met GDP per capita? In welk Europees land is deze het hoogst en in
welke het laagst?
a. GDP per capita is het Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, dus
niet alleen de beroepsbevolking, maar de gehele bevolking.
b. Luxemburg het hoogst, Letland het laagst  2005! 2011 is het Bulgarije.
3. Hoe definiëren we economische groei? Welke EU-landen groeiden het meest over de
periode 1996-2005? Welk landen hadden een relatief lage groei? Waar bevindt
Nederland zich in dit plaatje?
a. Economische groei wordt uitgedrukt in de stijging of daling van het GDP (per
capita).
b. Voornamelijk de nieuwe toetreders van de EU en de Baltische staten/Oostblok
landen.
c. De West-Europese landen hadden een relatief lage groei, dit zal voornamelijk
komen doordat deze landen redelijk stabiel zijn en dat ze al welvarend zijn en er
dus geen sprake zou zijn van grote stijging en/of daling van de economie.
i. Verklaring hiervoor: EU heeft flink geïnvesteerd in de nieuwe toetreders
en daarom hebben deze landen flink geprofiteerd.
d. Nederland staat net boven het Europees gemiddelde.
4. Wat bedoelen we met inkomens ongelijkheid? In welk land is dat relatief hoog? Wat zegt
ons dat over die landen?
a. Inkomens ongelijkheid drukt het verschil tussen de top 20% van de inkomens en
de laagste 20% van de inkomens uit.
b. In Portugal en Griekenland is dit relatief groot. Dit zegt dus hoe de welvaart over
de bevolking is verdeeld en zo kan je de GDP (per capita) beter meten en
definiëren over het land zelf  GDP hoog, maar als het meeste naar de top 20%
gaat is het overgrote deel van de bevolking wel in armoede.
i. Van oudsher een bredere middenklasse in de West-Europese landen,
waardoor de inkomstenverdeling anders is.
ii. Corruptie en werkloosheid spelen ook een grote rol bij de andere
inkomstenverdeling van de Oost-Europese landen (of de landen met een
groter inkomstenverschil).
5. In welke landen in de EU rust de economie relatief sterk op landbouw; en in welke
relatief op industrie? Wat is de voornaamste sector in de Nederlandse economie, denk
je?
a. Landbouw : voornamelijk Oost-Europese en Zuid-Europese landen.
Industrie : voornamelijk Oost-Europese landen, en Duitsland ook redelijk
hoog.
b. De Nederlandse economie berust volgens mij vooral op de diensten- en
kennissector. Daarnaast is Nederland ook een doorvoerland, dus zal de
transport-/handelssector ook een aardige vinger in de pap hebben.




1

, 6. Wat wordt bedoeld met (arbeids-)productiviteit? Hoe wordt het gemeten? Hoe verhoudt
de productiviteit van Griekenland en Cyprus zich tot die van de Eurozone in het
algemeen?
a. Arbeidsproductiviteit geeft weer hoeveel er wordt geproduceerd per uur. Deze
productie is uitgedrukt in geldwaarde.
b. De arbeidsproductiviteit wordt gemeten hoeveel er collectief wordt gewerkt aan
uren om het GDP te behalen. GDP delen door het aantal uren 
arbeidsproductiviteit.
c. Productiviteit van Griekenland en Cyprus verhoudt zich extreem laag t.o.v. de
rest van de Unie. Voornamelijk met de productie per uur, productie per capita
valt nog mee.
i. Kan ook mentaliteit zijn  mañana mañana.
7. Hoe definiëren we werkloosheid? In welk Europees land is de werkloosheid het hoogst?
En in welke het laagst?
a. Werkloosheid wordt gedefinieerd als het percentrage van de
BEROEPSBEVOLKING die wil werken en werk zoekt.
b. Polen het hoogst, Ierland het laagst  klopt niet omdat het 2005 gegevens zijn,
nog geen crisis e.d.
8. Wie is de belangrijkste handelspartner van de EU?
a. Binnen de EU zijn het de EU lidstaten zelf.
b. EU naar buiten toe zijn het de VS.

Pelkmans 2006, 1
1. Wat is volgens Pelkmans de ultieme economische test voor economische integratie?
a. Alle economische grenzen en discriminatie verwijderen. Economische indicator
die daarvoor wordt gebruikt: naar elkaar toetrekken van prijzen
(prijsconvergentie). Pelkmans zegt wel dat het onder goede
marktomstandigheden plaats moet vinden. Prijsverschillen zijn voornamelijk
gevolg van accijnzen en belastingen die per land anders zijn.
2. Waarom maakt Pelkmans een onderscheid tussen markt integratie van beleidsintegratie
(policy integration)?
a. Omdat proces van juridische en economische integratie vanaf het begin met
elkaar verbonden is.
b. Zo zou je ook de bescherming van de Europese landbouw aan kunnen kaarten als
negatieve integratie.
c. Chinese schoendumping komt veel voor  concurreren de Europese
schoenenmarkt vaak kapot.
3. Wat zou een manier zijn om marktintegratie objectief te meten (vast te stellen)?
a.
4. Benoem kort de vijf verschillende stadia van economische integratie van Balassa? Noem
een aantal van de kritiekpunten op Balassa’s stadia zoals die door Pelkmans naar voren
worden gebracht.
a. Stadia + kritiek Pelkmans:
i. Vrijhandelszone (FTA).
 Pelkmans stelt dat een vrijhandelszone niet de meest
minimalistische manier is van economisch integreren. Alleen
houden aan regels van WTO bijvoorbeeld.
ii. Douane-unie (CU)
 De douane-unie en de vrijhandelszone kunnen niet volledig uit de
verf komen, omdat er geen positieve integratie plaatsvindt bij
Balassa. Zonder positieve integratie kan er geen
gemeenschappelijk buitentarief gevormd worden. Je hebt dus een
instantie nodig die dit reguleert.



2

, iii. Gezamenlijke markt (CM)
 Geldt min of meer hetzelfde als voor de douane-unie  geen
positieve integratie betekent een ongeleide gemeenschappelijke
markt die niet rust op een wetgevende macht. Pelkmans zegt dat
de gemeenschappelijke markt en de Economische Unie daarom
veel op elkaar lijken.
iv. Economische Unie
 Eenwording staat centraal bij deze Unie van Balassa, terwijl dit
een kleine waarschijnlijkheid is op het gebied van zowel
economie als politieke waarden.
v. Complete economische integratie
 Pelkmans zegt dat het onzin is dat alleen hier een supranationaal
orgaan aan te pas moet komen  moet in de eerdere stadia al.
Dat hij dit vindt blijkt o.a. uit de informatie dat hij vindt dat er niet
alleen negatieve integratie (discriminatie weghalen) moet
plaatsvinden, maar ook positieve (het overdragen van macht aan
een hogere institutionele instantie).
b. §1.4 kritiekpunten!!!

5. In hoeverre komen de stadia uit de theorie van Balassa overeen met de wijze waarop en
volgorde waarin de economische integratie van Europa zich heeft voltrokken?
a. Bijna voor de volledige 100% klopt de theorie van Balassa. Eerst kwam er een
douane-unie die langzaam uitmondde tot verdere integratie (lijkt bijna op
spillover). Het proces heeft zich tot nu toe volgens min of meer dezelfde stappen
als hoe Balassa ze heeft voorspeld hebben voltrokken tot de EMU. Maar het
begon niet met een vrijhandelszone. De laatste stap is echter nog niet voltooid: er
is nog geen gemeenschappelijk Politiek en Economisch handhavingsbeleid.
Daarnaast kwam er bij de Economische Unie ook een Monetaire Unie bij.

Pelkmans 2006, 2
1. Hoe definieert Pelkmans het idee van een ‘economische constitutie’ Hoe vat hij het
Verdrag van Rome, de Europese Akte, het verdrag van Maastricht en het Verdrag van
Amsterdam op?
2. Wat zijn volgens Pelkmans de economische doelen van het Verdrag van Rome. Waarom
noemt hij een daarvan politiek van aard? Wat is zijn eindoordeel over deze doelen en
hoe komt hij daar toe?
a. Duurzame evenwichtige groei met een sociale markteconomie.
i. Sociale markteconomie: markteconomie gaat uit van het
prijsmechanisme (vraag-aanbod). Het sociale aspect is dat de uitkomsten
van de markt worden gecorrigeerd.
b. Vervolmaken van de markteconomie.
3. Waarom noemt Pelkmans de economische middelen van het Verdrag van Rome een
vorm van ‘non-Europe’?
a. Het verdrag van Rome was eerder een douane-unie dan een gemeenschappelijke
markt en dus teleurstellend. Die onbevredigende situatie werd gezien als ‘non-
Europa’.
b. Albert en Bal vonden dat er weinig was veranderd en dat andere
productiedoelen helemaal niet vrij waren. Tot 1992 had je nog heel veel
beperkingen op het gebied van kapitaal, diensten, personen (alle andere
productiefactoren naast goederen). Dit is allemaal door de single European act
en Verdrag van Amsterdam veranderd.
4. Wat bedoelt Pelkmans als hij stelt dat de principes van het Verdrag van Rome het best
kunnen worden uitgelegd als ‘rules, not money’?



3

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur davatol. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99  6x  vendu
  • (0)
  Ajouter