Het milieu ( de leefomgeving)heeft invloed op organismen.
Planten geven zuurstof en regenwormen maken de grond
luchtig. De relaties tussen de organismen en hun milieu
onderzoekt, heet ecologie. De invloeden van het milieu kun je
verdelen in 2 groepen.
- Biotische factoren: andere organismes die invloed
hebben op het dier ( levende natuur). Voorbeelden :
voedsel, soortgenoten, roofdieren
- Abiotische factoren: levenloze invloed van de natuur op
het organisme: licht, neerslag, wind, lucht
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied noem je
biotoop.
Je kunt bij de ecologie onderzoeken op verschillende niveaus. Je hebt 4 niveaus
- Individu: de relatie tussen 1 individu ( 1 organisme) en het milieu.
- Populatie: een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling
kunnen voortplanten.
- Levensgemeenschap: een bepaald gebied leven populaties van verschillende soorten en die
populatie worden samen levensgemeenschap genoemd. Voorbeeld : in het bos -eiken-
beuken-regenwormen-koolmezen-vossen- en nog veel meer
- Ecosysteem : een bepaald gebied waar de biotische en abiotische factoren een eenheid
vormen. Voorbeeld: duingebied, bos, sloot, weiland
$2 voedselrelaties
Herbivoren : planteneters
Carnivoren = vleeseters
Omnivoren= alleseters
Algen worden opgegeten door een watervlo. Maar die watervlo wordt opgegeten door een baars. En
die baars wordt weer opgegeten door een snoek. Dan vormen die dieren een voedselketen. Een
voedselketen is een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort. Alle
voedselketen beginnen met een plantensoort daarna krijg je een planteneter en dan komt er een
vleeseter. Er is nooit 1 voedselketen want elke soort kan voedsel zijn voor heel veel. Er lopen dus veel
voedselketens door elkaar. Alle voedselrelaties noem je een voedselweb of voedselnet.
Fotosynthese: water + koolstofdioxide + licht glucose + zuurstof
, De glucose die hier ontstaat gebruikt een plant om
stoffen te maken waaruit hij zelf bestaat. Hiervoor heeft
de plant mineralen nodig ( voedingsstoffen uit de
bodem) planten leveren het voedsel voor alle andere
organismen. We noemen ze producenten. Produceten
noem je altijd de eerste schakel in een voedselketen. De
dieren die de stoffen eten van de planten noem je
consumenten. Dieren bevinden zich in de tweede en
volgende schakels van de voedselketen. Planteneters
komen in de eerste schakel en vleeseters in de 3 de
schakel. In de voedsel ketens worden dus de
producenten gegeten door de consumenten van de
eerste orde en zij worden weer opgegeten door de consumenten van de tweede orde. Niet iedereen
wordt gegeten de dode resten van dieren en planten wordt dan het voedsel van de afvaleters. De
resten die hun achterlaten wordt afgebroken door de schimmels en bacteriën. De bacteriën en
schimmels zijn reducenten. Zij zetten het om in koolstofdioxide , water en mineralen. Dit kan dan
weer door de produceten worden gebruikt en zo komt alles weer bij de planten. In de natuur maken
dan ook alle stoffen een kringloop door.
$3 kringlopen
Kringloop van water
Alle organismes hebben water nodig, dit krijg je binnen met eten of drinken. En het verlaat je lichaam
weer door urine of met zweet of met het uitademen. Het meeste water is er in oceanen en zeeën.
Samen bedekt dan 75% van het aardoppervlak . In de oceanen en zeeën vindt verdamping plaats
vooral als het warm is). De waterdamp die dan ontstaat stijgt omhoog. Het wordt dan kouder en er
vindt dan condensatie plaats. Van kleine druppels water ontstaan
wolken en het gaat regenen. Als de tempratuur laag is dan
ontstaan er sneeuwvlokken of hagelstenen. Door de neerslag gaat
het water weer terug weer op de aarde. Het water verzamelt zich
dan in rivieren en stroomt terug in zeeën en oceanen.
Kringloop koolstof
In de lucht komt koolstofdioxide voor. Dit bestaat uit de moleculen van zuurstof en koolstof. Planten
nemen bij de fotosynthese koolstofdioxide op uit de lucht. Er ontstaat glucose en zuurstof. Glucose
bestaat uit glucose moleculen en koolstofmoleculen. Glucose is een energierijke stof dus je kan het
opnemen als brandstof. Dit heb je nodig voor bewegen, handhaven en lichaamstempratuur. Planten
gebruiken zelf ook hun glucose. Als het donker is en in de cellen zonder bladgroen wordt glucose
verbrand om energie vrij te maken. Hierbij ontstaat koolstofdioxide dat planten weer afgeven aan de
lucht. Het andere deel gebruiken de planten om stoffen aan te maken zoals mineralen eiwitten en
koolhydraten. Meer info kijk blz 86 87
PLAAATJEEEE
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lynnpolman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.