Kondratieff was een russische econoom die het concept bedacht van lange golven. Hij
bestudeerde de ontwikkeling van prijzen op lange termijn en kon zo vaststellen dat de
economie groeit in golven van 50 jaar.
Kondratieff golf: 1) Er is een lange periode van economische expansie
2) Er komt een korte periode van stagnatie
3) Periode met een economische recessie
⇒ Begin van de volgende golf
Kondratieff had nog geen gegevens van bv BBP. Er zijn ook velen die zijn theorie niet
aanvaarden: de groeidynamiek zou nl gewoon te complex zijn om te verklaren + waarom
kiest hij voor een periode van 50 jaar?
Andere auteurs zetten zijn werk dan weer voort: ze komen tot een vereenvoudigde
onderverdeling van de K-golven
2) Leg uit. The Economy of the Common Good van Christian Felber.
Het is een tegenbeweging om te vermijden dat bedrijven, die bezig zijn met het algemeen
belang, weggeconcurreerd worden door kortzichtige ondernemingen. Ondernemingen
kunnen in hun, externe rapprotering een Commo, Good Balance sheet opnemen waaruit
blijkt dat ze bijdragen tot het algemeen belang.
Meer dan 2000 bedrijven participeren al. Zij zullen op lange termijn voor hun
maatschappelijk engagement beloond worden en Felber hoopt dat de kortzichtige
ondernemingen, die enkel kijken naar maximale winst, ook zullen investeren omdat de
meerderheid dit doet.
.
3) Wat is de financial instability hypothesis en wie was de bedenker ervan?
- Hyman Minksy
- De economie draait heel goed en iedereen kan makkelijk aan lenigen komen.
Hierdoor stijgen de prijzen van activa (bv woningen) en daardoor zullen nog meer
mensen erin willen investeren.
- Vele mensen zijn bereid de hoge prijzen te betalen omdat ze verwachten dat de
prijzen zullen doorstijgen en ze dus nog steeds met winst zullen kunnen
doorverkopen.
- Voor Minksy is dit een vorm van marktfalen: mensen nemen verkeerde beslissingen
op basis van verkeerde prijzen: je betaalt nl te veel voor iets met een matige kwaliteit
- => je hebt veel minder geld om uit te geven aan andere behoeften.
- De prijzen zullen verder stijgen
- Opeens zal er te veel aanbod zijn voor de vraag
, - => BOOM: Minksy moment => failissementen + zeer hoge werkloosheid
4) Leg uit hoe de toename van wanbetalingen van hypothecaire leningen zorgden dat
Belgische banken in de problemen kwamen?
Het aantal wanbetalingen door subprime klanten steeg in 2005 en 2006 fors in de VS. Meer
een meer huizen werden door banken te koop aangeboden maar raakten niet verkocht, ook
niet na scherpe kortingen. De prijsdaling was ingezet en het sentiment keerde radicaal. De
waarde van enkele CDO’s smolt weg als sneeuw voor de zon. De financiële markten
reageerde nerveus, want deze CDO’s hadden een hoge waardering gekregen. Wie kon
probeerde zoveel mogelijk CDO’s te verkopen en hierdoor daalden de prijzen nog sterker.
De verliezen stapelden zich op en gaandeweg werd duidelijk dat deze producten zo wijd
verhandeld waren dat het ganse financiële systeem in de VS begon te kraken. Met enige
vertraging arriveerde de recessie in Europa. De financiële crisis ging over in de eurocrisis. In
de jaren voor de crisis was de vraag naar CDO’s zo groot dat er letterlijk druk vanuit de
markt ontstond om meer hypothecaire leningen te verkopen. Het probleem was dat vele
Belgische/ Europese bankiers niet wisten wat ze kochten en verkochten. Daarnaast hadden
ook heel wat pensioenfondsen belegd in CDO’s en zagen ze dus hun portefeuille bij het
uitbreken van de crisis verdampen.
5) Monopolie uitleggen en grafiek kunnen tekenen en uitleggen (mark -up en winst).
Monopolie (andere uiterste van perfecte concurrentie) is een marktvorm waarbij er maar één
producent-aanbieder van een specifiek goed is en waarbij er geen substituten (=
vervangers) voor het goed bestaan. De producent heeft de marktkracht + hoe hoger het
marktaandeel, hoe groter zijn marktmacht. + hoe groter mark-up (P-MK), hoe groter
marktkracht
Hoofdreden van het bestaan van monopolies is
de toetredingsbarrière
1) natuurlijke barrière: ontstaat als één
producent het goed tegen een lagere prijs kan
aanbieden vergeleken met andere producenten
in de markt.
2) eigendomsbarrière: een exclusief
eigendom van een belangrijke hulpbron (komt
heel zelden voor)
3) wettelijke barrière: de overheid heeft
exclusief eigendom aan één bedrijf: zij mogen
het goed op de markt verkopen.
→ ze verbieden concurrentie: gaat via
een patent
.
, 6) Vergelijk de implicaties op de welvaart van een monopolie en een markt met
perfecte concurrentie.
Monopolie Markt met perfecte concurrentie
→ Slechts 1 aanbieder, er is geen concurrentie, → veel kopers en verkopers in de markt
ook geen imperfecte.
- individuele koper/verkoper is klein t.o.v.
→ Producent heeft marktmacht wanneer hij zijn totale markt; kan prijs niet beïnvloeden
prijs kan verhogen en zijn product niet volledig door productiebeslissingen; alle
van de markt wordt geschrapt. marktpartijen zijn prijsnemer.
→ Hoe groter het marktaandeel van een → aangeboden goederen identiek of erg
producent, hoe groter de marktmacht. (want vergelijkbaar
consumenten hebben geen andere keuze dan → producenten kunnen vrij toetreden of uittreden
dat product te kopen) (geen toetredingsbarrières, BV: geen kosten om
bedrijf te starten of te stoppen)
→ alle informatie beschikbaar voor iedereen (geen
asymmetrische informatie)
Er zijn ook veel marktvormen die van dit model
afwijken, dan spreken we van imperfecte
concurrentie.
→ Veel bedrijven waarvan het product zich
differentieert van andere aanbieders =
WELVAART: (FIGUUR 9.5) monopolistische concurrentie.
BV: frisdranken, tijdschriften,fastfood,…
standpunt consument: monopolie is niet
wenselijk (te hoge prijzen)
standpunt producent: wel wenselijk (hoge winst)
We kiezen voor een monopolie wanneer de
welvaartswinsten voor de producent groter zijn
dan de welvaartsverliezen voor de consument
Er is welvaartsverlies bij een monopolie
vergeleken met perfecte concurrentie: door een
daling van de productie vergeleken met een
perfecte concurrentie
Totale welvaart gaat achteruit = deadweight loss
7) Laissez - faire was een overheidsinterventie: leg uit.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur helena11. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.