Uitgebreide, en duidelijke samenvatting van het boek Basisboek recht. H2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 4.2, 4.3. En dat ook nog eens voor een leuke prijs! Als ik jou was zou ik hem meteen aanschaffen!
Veel plezier :-)
Vermogensrechten= Rechten die tot het vermogen van rechtssubjecten behoren, omzet zij
een bepaalde geldswaarde vertegenwoordigen.
Vermogen= Geheel van de op geld waardeerbare rechten (activa) en verplichtingen
(passiva) die een rechtssubject toekomen.
- Rechtssubject: Natuurlijke-/ rechtspersonen)
Goederen= Activa= Alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW)
Schulden= Passiva= Passieve vermogensbestanddelen.
Zaken= De voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke object (art. 3:2 BW)
1. Onroerende zaak (art. 3:3 lid 1):
- Grond
- Nog niet gewonnen delfstoffen
- De met de grond verenigde beplantingen
- Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
2. Roerende zaak (art. 3.3 lid 2)= Alle zaken die niet onroerend zijn.
Vermogensrecht (art. 3:6): Minimaal aan een van de eisen voldaan…
1. Recht moet overdraagbaar zijn.
2. Recht strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen.
3. Recht is verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk
voordeel.
Vermogensrechten:
1. Relatieve rechten: Behoren tot verbintenissenrecht dat wordt gekenmerkt door een
open stelsel en veel aanvullend recht.
- Geeft recht op bepaalde prestatie van een schuldenaar.
2. Absolute rechten: Behoren tot goederenrecht dat wordt gekenmerkt door een
gesloten stelsel en veel dwingend recht.
- Doen een relatie ontstaan tussen een (rechts)persoon en een goed.
, - Exclusief recht= Recht dat alleen aan de gerechtigde toekomt en waarop
door anderen in beginsel geen inbreuk mag worden gemaakt.
1. Goederenrechtelijke rechten= Rechten die rusten op goederen.
2. Rechten op voortbrengselen van de geest= Rechten die rusten op creatieve
scheppingen van menselijke denkvermogen. (uitvinding, auteursrecht)
Goederenrechtelijke rechten:
1. Rechten die alleen op zaken kunnen rusten: Eigendoms-, erfpacht-, opstal-,
erdienstbaarheid en appartementsrecht.
2. Rechten die op alle goederen kunnen rusten: Pandrecht, hypotheekrecht en recht
van vruchtgebruik.
3. Moederrechten (art. 3:8)= Recht waaruit een beperkt recht wordt afgeleid en dat zelf
met een beperkt recht wordt bezwaard. (eigendomsrecht)
4. Beperkte rechten= Recht dat is afgeleid uit een moederrecht. Beperkt gerechtigde is
geen eigenaar.
- Bv. recht van erfpacht, opstal, erfdienstbaarheid, appartementsrecht,
vruchtgebruik pand en hypotheek.
5. Genotsrechten= Recht die ervoor zorgt dat de beperkt gerechtigde bepaalde
bevoegdheden verschaffen met betrekking tot het gebruiksgenot van het goed
waarop het beperkte recht rust.
6. Zekerheidsrechten= Recht die de schuldeiser meer zekerheid biedt voor de
terugbetaling van een verstrekt krediet.
Registergoederen= Goederen voor overdracht of vestiging waarvan inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is.
- Onroerende zaken
- Beperkte rechten op registergoed
- Te boek gestelde schepen en luchtvaartuigen.
Verschillen tussen absolute (goederenrechtelijke) rechten en relatieve rechten:
1. Absolute werking= Werking tegen iedereen.
- Absolute rechten hebben absolute werking.
- Relatieve rechten gelden alleen tegen één of meer bepaalde personen.
2. Droit de suite (zaaksgevolg)= Goederenrechtelijke recht blijft rusten op het goed, in
wiens handen het goed zich ook bevindt.
3. Prioriteit
4. Geen nadeel van later faillissement
2.9.3 Eigendomsrecht
Revindicatie= Eigenaar eist zijn zaak terug van iedereen die haar zonder recht houdt.
Grenzen aan bevoegdheden eigenaar:
1. Rechten van anderen: Eigenaar moet rekening houden met persoonlijke/beperkte
rechten die hij aan anderen heeft verleend.
2. Wettelijke voorschriften
3. Regels van ongeschreven recht: Eigenaar mag geen misbruik mag van zijn
bevoegdheden. Dit doet hij wel als:
- Eigendomsrecht uitoefenen met geen ander doel dan een ander te schaden.
- Hij gezien de onevenredigheid tussen belang voor hem door uitoefening
eigendomsrecht en belang van ander dat daardoor wordt geschaad, naar
redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
2.9.4 Verkrijging van goederen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ilsezelf. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.