Behandeling cervico-thoracale regio
1 Herhaling MSK3
1.1 Aandachtspunten anamnese
HULPVRAAG
Herstelbelemmerende en -bevorderende factoren?
Tractus anamnese: long en lever kunnen pijn geven in de nek
o Tractus digestivus: slikklachten, buikpijn, misselijkheid
o Tractus circulatorius: gestegen bloeddruk, inspanningspijn, pijn op de borst,
hartkloppingen
o Tractus pulmonalis: hoesten, benauwdheid, slijmen opgeven, kortademigheid
indien de P last heeft van de ademhaling (bv. diepe inspiratie), ga dit dan ook testen!
Indien de klachten met houding en/of beweging uitgelokt kunnen worden, is het geen rode
vlag, anders wel.
1.2 Basisonderzoek
Acti ef onderzoek
Oordelen op: ROM, pijn, kwaliteit beweging en bereidwilligheid
CWZ:
o Flexie – extensie
flexie normaal indien ±2 vingers tussen kin en sternum (= 40°)
extensie normaal indien voorhoofd horizontaal en achter lichaam (anders chin
poke: enkel extensie hoog cervicaal uitvoeren, let ook op voor chin tuck bij flexie)
o Lateroflexie met/zonder schouderelevatie (articulair of musculair?)
50°
o Rotatie met/zonder schouderelevatie
80°
CTO:
o Arm elevatie (indien onvoldoende ROM kan er een probleem zijn met de schouder of
te weinig CTO extensie)
o Protractie – retractie
TWZ:
o Flexie – extensie
curvatuur moet volledig doorlopen! Geen vlakke stukken
o Lateroflexie
waar zit het knikpunt?
o Rotatie
o Functionele oefeningen
Passief onderzoek
CWZ:
o Flexie
1
, o Extensie
o Rotatie
o 3D flexie homoniem en heteroniem
o 3D extensie homoniem en heteroniem
CTO:
o Flexie
o Extensie
laat bij deze tests de handen NIET kruisen in de nek!! Anders trekt P zelf de CTO regio al
naar flexie en dit geeft een vertekend beeld
TWZ:
o Flexie
o Extensie
o Rotatie
o 3D flexie homoniem en heteroniem
o 3D extensie homoniem en heteroniem
Laat pijnlijke bewegingen ook eens uitvoeren hoe doet de patiënt het? Waar in de beweging
treedt er pijn op? Is er voldoende stabiliteit proximaal (bv. rompstabiliteit)?
Hoe bepalen in welke regio het is? Indien de pijn ook onder de spina scapula zit ook TWZ testen!
Je kan de regio ook bepalen d.m.v. een provocatietest.
1.3 Inspectie
Doe deze in zit en in stand! En ook in de gewoontehouding/werkhouding heeft de houding een
effect op de klachten? Wanneer er bv. een slechte houding is op het werk, kijk dan steeds na op
welke spieren dit een invloed hebben: welke spieren verlengd en welke verkort?
1.4 Diagnose
Probeer a.d.h.v. klinisch redeneren te achterhalen wat het voornaamste probleem is:
Musculair
Articulair
Neurogeen
Neuromusculair
Biopsychosociaal
Verstoorde pijnmechanismen
2 Triggerpunt behandeling
Algemeen kan je verschillende doelstellingen hebben binnen de spierfuncties:
Kracht oefentherapie
Lengte stretching
Tonus en pijngevoeligheid triggerpunt behandeling
Neuromotorische controle en uithouding
2
, 2.1 Definitie triggerpunt
Triggerpunt = spierbundels die in contractie zitten (= lokale hypertensie).
Latent: geen pijn, geeft eerder stijfheid (gaan we niet behandelen)
Actief: pijnlijk en als je er op duwt geeft het gerefereerde pijn volgens een typisch patroon
De ervaren pijn is lokale (diep, stekend, brandend) en/of gerefereerde pijn, stijfheid, functieverlies…
Diagnose: d.m.v. dwarse palpatie van (hyper)sensitieve bundels en de detectie van een verhard punt
in de betrokken bundel (palpatie verloop van de bundel). Dit lokt de herkenbare pijn uit.
Een triggerpunt ontstaat meestal door een onderliggende oorzaak bij behandeling ook dat
betrekken.
2.2 Behandeling
Triggerpuntbehandeling valt mee onder de musculaire manuele behandeling. Je probeert steeds zo
veel mogelijk ‘hands off’ te werken om verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de patiënt te
stimuleren.
Doel musculaire manuele behandeling: pijn, tonus, lengte en prestatie spier beïnvloeden.
EXAMEN: ook massage en stretching terug kennen!!
Er zijn verschillende mogelijkheden:
Ischemische compressie:
o Door 30-60 seconden te duwen op het triggerpunt, ga je de doorbloeding even
stilleggen en bij het loslaten is er even een betere doorbloeding betere afvoer
van afvalstoffen kan triggerpunt inactiveren
o Continue gelijke druk geven
o Dit doet eerst veel pijn maar na 30” zou de pijn moeten afnemen (max 1 minuut
aanhouden)
o Als dit geen direct effect geeft, moet je kiezen voor een andere techniek (je kan deze
later in de behandeling nog eens opnieuw proberen)
o Met vingertop, duim, snuitgreep, pincergreep, elleboog, triggerpoint tools (zie
balletje)…
Stripping:
o Valt onder myofasciale technieken
o Over de spier wrijven IN DE LENGTE VAN DE SPIERVEZELS van oorsprong naar
aanhechting
o Je doet dit op het triggerpunt, niet over hele verloop spier niet over de huid
schuiven
o Kan je doen met duim of met de snuitgreep, op sommige plaatsen met elleboog
Warmte:
o Bv. voor thuis als pijndemping
Combineer triggerpuntbehandeling steeds met stretching.
3