Leerstoornissen
Schriftelijk openboek examen 20/20. Het examen bestaat uit open vragen die peilen naar
inzicht en toepassing. Casus over dyslexie of dyscalculie of beide → daarop inzicht en
toepassing, fouten analyses maken, interpretaties, ...
Dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de volgende beroepsrollen van een psychologisch
consulent: psychodiagnosticus.
Aan het einde van dit opleidingsonderdeel is de student in staat om binnen het inhoudelijke
domein ‘leerstoornissen’:
• De theoretische inzichten over leerstoornissen te vertalen naar diagnostiek en begeleiding
van de verschillende betrokken partijen (kinderen, ouders, leerkrachten, hulpverleners, ...).
• Een testbatterij voor onderzoek naar lees-, spelling- en rekenmoeilijkheden samen te
stellen resultaten te analyseren en interpreteren met als doel het formuleren van een
handelingsgericht advies.
• Eventuele sociale en emotionele moeilijkheden van cliënten te identificeren en te
ondersteunen.
• Een voorstel voor psycho-educatie aan cliënten met leerproblemen uit te werken.
• De behandelingsprincipes voor leerproblemen toe te passen op de school- en
opvoedingssituatie.
• Schriftelijk te communiceren naar cliënten, ouders, leerkrachten en andere hulpverleners.
In dit vak zal vooral ingezoomd worden op diagnostiek. In de praktijk zal je als psychologisch
consulent ook het meest moeten doen. De begeleiding wordt hier vaak uitgevoerd door een
logopedist. → Voorkennis school- en pedagogische psychologie dyslexie en dyscalculie.
DYSLEXIE & LEES- EN SPELLINGSPROBLEMEN
Inleiding
Oefencasus Tini: zie afgedrukt in map.
Stap 1: Kwantitatieve analyse (hoeveel juist/fout, resultaten, percentielen op afgenomen
testen)
Stap 2: Kwalitatieve analyse (basis-, regel-, materiaalfout) = foutenanalyse → met een
kwalitatieve analyse kan je nagaan waar de problemen liggen, waarop er geremedieerd dient
te worden, waar er ondersteuning nodig is.
!!! Eerst een kwantitatieve analyse dan een kwalitatieve analyse.
3 algemene categorieën:
1. Luisterwoorden/ hoorwoorden → Basisfout
2. Regelwoorden → Regelfout
3. Weetwoorden/ onthoudwoorden/ materiaalwoorden → Materiaalfout
1
,1. Als kinderen leren lezen of schrijven → vooral schrijven (spellingcategorie). Je kan schrijven
wat je hoort. Dit is een klanktekenkoppeling, je hoort k, dus je schrijft een k. Als een kind hierop
een fout makt, wordt dit een basisfout maken. Een tweeklank bijv. oe, ui, eeuw, nk, ng, ooi,
aai, ... Hoort hier ook bij!
2. Spellingregels kennen om woorden juist te schrijven. Woorden die je allen juist kans
schrijven als je de spellingsregels kent. Bijv. spellingregels: dt-regels, verlengingsregels
(paard, paarden, dus een d). Als een kind hierop een fout maakt wordt dit regelfout genoemd.
3. Woorden die je gewoonweg vanbuiten moet leren omdat er geen regels bestaan over de
schrijfwijze. Bijv. ‘au of ou’ → kan je niet horen of bestaat geen regel voor, dit zijn weetwoorden
of onthoud woorden.
Zie tekst in cursus ‘foutenclassificatie’ dyslexie!
Theorie dyslexie
Wat is dyslexie? En wat niet?
Definitie dyslexie:
“Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem
in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het
gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene
verstandelijke beperking.”
!!! Dyslexie mag niet het gevolg zijn van andere factoren! (= exclusiviteitscriterium)
→ Woordblindheid/leesblindheid is de term voor dyslexie die ze vroeger gaven.
!!! Herken je dyslexie aan typische dyslexie-fouten? → NEE
Dyslexie is niet:
• Dansende lettertjes
• Het omdraaien van letters
• Schrijven in spiegelschrift
• Achterstevoren lezen van woorden
Dus: Een leerling met dyslexie maakt dezelfde fouten maar meer en hardnekkig!
→ Hardnekkig: fouten blijven bestaan, je kan dit heel moeilijk wegwerken bij een persoon met
dyslexie. Ook al wordt er maandenlang geremedieerd. Dan spreken we van hardnekkigheid.
→ Automatisatie: je leest iets zonder dat je daarbij moet nadenken, het gaat vanzelf,
automatisch. Bij personen met dyslexie ontwikkelt die automatisatie zich niet of moelijker.
Daarbij geraakt het lezen niet geautomatiseerd. Dit kost veel energie en moeite, leerlingen zijn
dan ook op aan het einde van een schooldag.
Dus: Traag lezen en/of veel fouten lezen EN/OF veel spellingfouten maken.
→ Niet bij iedereen met dyslexie hetzelfde! Sommige personen alleen lezen of spellen, of
combinatie van beide!
2
,MAAR: Dyslexie = meer dan spellen en lezen alleen!
Naar mate dat leerlingen/studenten met dyslexie ouder worden wordt (+16) wordt dyslexie
meer dan spellen en lezen alleen.
Jongeren met dyslexie hebben de meeste moeite met: (rangschik 1-4, 1= meeste moeite)
• Het onthouden van leerstof (4)
• Het foutloos spellen in vreemde talen (1)
• Het begrijpen van teksten (3)
• Het lezen zonder fouten in het Nederlands (2)
!!! De impact van dyslexie. Wanneer personen ouder worden is dit meer dan spellen en lezen
alleen! Naast het kernprobleem/moeilijkheden van dyslexie (lezen, schrijven op woordniveau)
ook andere zaken moeilijk gaan. Samenvatten, andere talen, begrijpen van teksten, ...
Moeilijkheden bij het volgen van lessen:
• Tegelijk begrijpen van leerstof en notities nemen.
• Achtergrondlawaai.
• Onthouden van instructies die uit meerdere losse opdrachten bestaan (dan doe je dat, dan
dat, ...).
→ Vele zaken komen samen. Er is geen automatisering bij personen met dyslexie, ze focussen
zich nog op de schrijfwijze en hebben daarom vaak de tijd niet om de leerstof ook te begrijpen.
Moeilijkheden bij het verwerken van leerstof:
• Verwerken van grotere hoeveelheden leerstof.
• Uit het hoofd leren van feiten en namen.
• Vreemde talen.
• Spellingfouten/ fouten tegen zinsbouw/ ongestructureerde teksten in werkjes en examens.
→ Structuur aanbrengen is vaak moeilijk. Zinsbouw: gekke zinnen, lange zinnen, …
Moeilijkheden bij het maken van opdrachten en afleggen van examens:
• Moeilijkheden bij interpretatie examenvragen: meer moeite kosten om iets te begrijpen.
Wat wordt er nu precies gevraagd? De essentie? Vraagt meer tijd.
• Tijd te kort om alle vragen te lezen en/of te beantwoorden.
• Spellingfouten/ fouten tegen zinsbouw bij het formuleren van antwoorden.
3
, Regels zijn er ingedramd. Moeten hier ook op oefenen. Het gaat vooral over het toepassen
van die regels.
Sociale en emotionele moeilijkheden:
• Structuurproblemen.
• Moeilijkheden met verwerken losse feiten.
• Problemen met lange en meervoudige instructies.
• Maar ook: socio-emotioneel.
→ Er gaan sociale en emotionele moeilijkheden met dyslexie samen! (komt aan het einde van
de samenvatting aanbod)
Komt dyslexie nu meer voor dan vroeger?
Prevalentie (voorkomen):
• Algemeen: 5-10 %
• hoger onderwijs: +/- 3 % (VLOR, in 2006 → 2,22%) In 2006 2,22 %, als we nu terug een
meting zouden doen ligt dit waarschijnlijk hoger.
• Jongens versus meisjes: 1,5:1
• Niet meer dan vroeger, maar zichtbaarder: we herkennen dyslexie sneller, wordt sneller
geconstateerd.
Hoe wordt een diagnose gesteld?
Bij de diagnostiek van dyslexie wordt de definitie steeds in het achterhoofd gehouden:
“Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem
in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het
gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene
verstandelijke beperking.”
Aansluitend bij de definitie zijn er de 3 diagnostische criteria:
1. Achterstandscriterium
2. Hardnekkigheidscriterium Zie cursus pg. 82-84
3. Exclusiviteitscriterium (mild)
➔ Indien voldaan aan deze drie criteria wordt de diagnose dyslexie gesteld!!!
Een significante achterstand:
Problemen op niveau lezen en/of spellen op woordniveau beduidend en kwantificeerbaar lager
dan wat op grond van chronologische leeftijd van het individu verwacht mag worden.
Wanneer is die achterstand significant? → beneden percentiel 10 op woordniveau in
vergelijking met een relevante normgroep.
4