Les 1: Ruimtelijke planning; de basis
1. PLANNINGSTHEORETISCHE DEBATTEN
De centrale planningstheoretische vraagstelling:
“Welke rol kan ruimtelijke planning spelen in het ontwikkelen van een goede stad en regio binnen de
randvoorwaarden van een kapitalistische politieke economie en een democratisch politiek systeem?”
→ Normatief: wat is een goede stad? Idealistisch concept dat aangeeft dat planners de ruimte willen
beschermen en verbeteren.
→ Kapitalistisch: tekst niet lang geschreven na val van Berlijnse muur. In de geschiedenis is
stadsplanning vaak tot stand gekomen in een niet-kapitalistische en niet-democratische context. Daar
is in 1989 wel veel verandering in gekomen. Is planning sterk-context- en tijdsgeestafhankelijk?
Stromingen, tijdsgeesten, locaties… kunnen een impact hebben op wat mensen en politici zich
voorstellend bij de ideale stad.
o Renaissance → Nadruk op esthetische aspect
o Sovjet Unie → 5 jaren plan, bouw van een nieuwe industriële cluster. Geen kapitalistische
economie, maar ook niet democratisch.
o Houston, Texas → Liberale stad waar de inwoners bij een referendum het principe van een
ruimtelijk bestemmingsplan verworpen hebben. Planning is er vrijer en liberaler, er wordt
weldegelijk aan planning gedaan.
4 redenen die het moeilijk maken om planningstheorie strak af te bakenen:
1. Aangezien het gaat over de interactie tussen overheid (beleid) en ruimtelijke ontwikkeling, en
planning per definitie multidisciplinair is, bestaat er een enorme overlap met theorievorming
in andere ‘sociale wetenschappen’
2. ‘Planning’ is geen strak afgebakende activiteit, ook ‘niet-planners’ (niet opgeleid als planner,
of niet zo genoemd) doen aan planning (denk aan beleidsmakers in onderwijs,
gezondheidszorg, landbouw, natuurbeheer, ... maar ook aan ondernemers)
3. Zowel ‘theory of planning’ (over het besluitvormingsproces) als ‘theory in planning’ (over de
inhoud, het effectieve gebruik van de ruimte) kunnen als planningstheorie beschouw worden
- Besluitvorming component: politiek aspect. Hoe betrek je belanghebbenden?
- Inhoud: landuse planning. Compacte steden? Dichtheid? Open ruimte? Groen?
Water? Steden nodig of toch liever een soort sprawl?
4. De instrumenten die door planners worden gebruikt, zijn geleend van tal van andere
vakgebieden (waardoor deze op zich het vakgebied van de planning niet definiëren)
Vage afbakening van de discipline en het hoge academische gehalte → kloof tussen theorie en praktijk.
In realiteit gaan planners vaak erg intuïtief te werk, niettemin kan deze intuïtie even goed
geïnterpreteerd worden als ‘geassimileerde theorie’, of ook gecumuleerde professionele kennis,
verworven doorheen onderwijs en planningspraktijk.
o Intuïtief te werk: er is niet altijd voldoende tijd om genoeg kennis te verwerven over een
gebied waarvoor er een bepaald plan gemaakt moet worden. Niet alle planningsbeslissingen
zijn even goed onderbouwd.
1
, o Inzichten over de mogelijkheden en beperkingen eigen aan de discipline van de planning
moeten gevoed worden vanuit de lokale, regionale of nationale politieke economie, en vanuit
een bewustzijn van de mogelijkheden en beperkingen van de positie van de planner
o Plannen houdt ook in: onderhandelen, toekomstbeelden schetsen, onderzoeken, gegevens
verzamelen, financiering organiseren...
o Activistische rol, onderhandelende rol en onderzoekende rol
PLANNINGSTHEORIE VOLGENS 6 HOOFDDEBATTEN
1. Welke zijn de historische wortels van planning?
o Reflectie over de historische achtergrond laat toe om de implicaties hiervan op de actuele
planningspraktijk te begrijpen.
o Garden cities of tomorrow: Polycentrisch stedelijk systeem, waarbij nieuwe steden een rol
zouden spelen op de ruimtelijke economische ontwikkeling van Engeland. Dit heeft zijn
stempel gedrukt op de manier waarop in Engeland (en de rest van Europa) er over
ruimtelijke planning is nagedacht.
2. Hoe valt planning te rechtvaardigen?
o Ideologische connotatie: Is het nodig dat de overheid ingrijpt in de manier waarop de
ruimte en de bebouwde omgeving georganiseerd is en zich verder ontwikkeld?
3. Welke zijn de spelregels waar planning zich aan moet houden met betrekking tot normen en
waarden?
o Planning bevindt zich temidden van tegenstrijdige belangen, de planner handelt hierin als
een expert maar mag daar niet zomaar gezag aan ontlenen.
o Duurzame ontwikkelingsgebieden, toch tegenstrijdige belangen: People, Planet,
Profit/Property
4. Welke beperkingen zijn eigen aan de macht van planning?
o Controlling the bureaucracy: de staat is strak georganiseerd → veel ambtenaren,
bureaucratieën (die bepalen wat de overheid wel en niet kunnen doen) zijn van nature
conservatief en staan weinig open voor verandering.
5. Wat doen planners eigenlijk?
o Iemand die alle belangen probeert met elkaar in contact te brengen en daarvoor een
oplossing probeert te zoeken.
o Alomvattende/holistische benadering → impliceert het verdedigen van een algemeen
belang, terwijl in realiteit vaak specifieke en economische belangen domineren
6. De hardnekkige kwestie van het algemeen belang
o Algemeen belang is vaak het belang van de hoogopgeleide middenklasse omdat zij de kans
hebben om daar over na te denken. Zij zullen dat vaak onbewust gaan identificeren met
wat hun eigen belang is.
o Planners hebben de opdracht om de belangen van maatschappelijk zwakkere groepen te
gaan verdedigen en op het voorplan te zetten.
2. ASPECTEN VAN PLANNING ALS PRAKTIJK EN INSTITUTIE
Wat is ruimtelijke planning?
o ruimtelijke planning is een sociale praktijk, gericht op het organiseren en controleren van het
gebruik van de ruimte
o Planning als institutie, een samenspel van formele en informele regels met betrekking tot het
ruimtegebruik (substance) en het daartoe leidend proces (process)
2
, 2.1. RATIONEEL VERSUS NIET-RATIONEEL: DE PLANNINGSCYCLUS
Planning is een besluitvormingsproces, gestuurd door een (toekomstig) plan. een planningsproces
omvat verschillende fases, gaande van voorbereiding over besluitvorming tot implementatie. →
Planning in brede zin, niet per se planningscyclus.
Rationele planningscyclus bestaat uit ongeveer 8 stappen:
1. Probleemstelling → Sociale woningbouw: te weinig woningen voor lagere inkomensgroepen.
2. Formuleren van doelstellingen → Prijs? Aantal?
3. Onderzoek en bepalen programma → Waar, voor wie, hoe financieren?
4. Ontwerp van toekomstig ruimtegebruik → Ontwerper tekent het plan uit
5. Ex ante-evaluatie → Aftoetsen met stakeholders
6. Besluitvorming → Plan vastleggen
7. Implementatie en monitoring
8. Ex post-evaluatie
Lijkt heel mechanisch, maar in de praktijk is het meestal niet zo. Er kunnen verschillende ideeën
optreden, vertraging van de plannen, budgettaire beperkingen, ideeën in de samenleving die
veranderen…
Er bestaan verschillende vormen van rationaliteit:
o Politieke ratio = zoekt oplossingen binnen een bepaalde politieke constellatie → Wat is het
wenselijke % sociale woningen t.o.v. de totale woningmarkt.
o Sociale ratio = zoekt oplossingen die verenigbaar zijn met maatschappelijke gevoeligheden →
Sociaal draagvlak om grootschalige ingrepen te organiseren? Willen we ze me misschien op een
kleinschalige manier gaan bouwen en zo korrels gaan organiseren in een stedelijk weefsel?
o Wetenschappelijke ratio = zoekt oplossingen die zo goed mogelijk aansluiten bij
wetenschappelijke inzichten → Sociaal herverdelingsvraagstuk: kansarme groepen en degelijke
woning te gaan aanbieden. Maar als je dat op een ander schaalniveau bekijkt is dit misschien niet
de meest efficiënte manier om aan herverdeling te doen?
2.2. DE ROL VAN ACTOREN IN HET PLANNINGSPROCES
o Er is een structureel onevenwicht: planners en politici zijn permanent aanwezig in het proces,
stakeholders niet (en daar moet aan gedacht worden).
o Proberen identificeren wie de belanghebbenden zijn en te analyseren op welke momenten zij
het best betrokken worden met de bedoeling om het proces niet alleen beter te maken, maar
ook om het zo democratisch mogelijk te maken.
2.3. HET VRAAGSTUK VAN HET GOEDE PLAN
o Goed plan hangt af van de belangen.
o Elke site waarvoor planning ontwikkeld wordt heeft specifieke eigenschappen.
o De eigenschappen van de context zijn sociaal, economisch of demografisch, maar ook
inzichten evolueren.
o Door de wijzigende context vormen plannen een ruimtelijke neerslag van een tijdperk.
o We beoordelen de kwaliteit van een plan o.b.v. methodologische criteria.
o Interne kwaliteit van het plan kan beoordeeld worden aan de hand van de aanwezigheid van
elementen uit de rationele planningscyclus:
1. aanwezigheid van een heldere probleemdefiniëring en visie
3
, 2. Een degelijke kennisbasis gebaseerd op onderzoek naar trends in bv. demografie,
woonmarkt, economische activiteit, vrijetijdsactiviteiten,...
3. De formulering van doelstellingen en een beleidskader
4. Een voorstel van plan, met inbegrip van een ruimtelijk ontwerp, en een traject voor
implementatie, monitoring en evaluatie
o Externe kwaliteit van het plan kan beoordeeld worden aan de hand van de inbedding van het
plan in de participatiearena, en de impact van het plan
2.4. DE DYNAMIEK VAN HET GEBRUIK VAN DE RUIMTE
Planning is een interventie in de ruimte en moet dus voldoende kennis hebben over de dynamiek van
de ruimte in de tijd, hoe verandert dat? Hoe verlopen die processen? We onderscheiden 2 dimensies:
o Morfologie: iets wat je bouwt, steden. De ruimtelijke distributie van ruimtelijke elementen
(zowel gebouwde als niet gebouwde)
o Functies: hoe mensen zich bewegen, activiteiten, locaties… (moeilijker in kaart te brengen) →
activiteitenpatronen
o De interactie tussen beide patronen is dynamisch: artefacten worden vaak (meestal?) niet
gebruikt waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld waren.
Niet-ruimtelijke veranderingen in productie- en consumptieprocessen leiden tot ruimtelijke
veranderingen:
o een wijzigend productieproces vraagt om een andere configuratie van bedrijfsgebouwen
o kleinere gezinnen vragen om een ander soort en aantal woningen → kleiner gemiddeld, maar
meer vraag
o meer welvaart leidt tot meer ruimtegebruik
o snellere vervoermiddelen leiden tot decentralisatie
Veel van deze processen brengen ook wijzigingen in locatiekeuzegedrag met zich mee, met complexe
ruimtelijke processen tot gevolg
o maar: tegelijkertijd beïnvloedt de ruimtelijke morfologie evenzeer productie- en
consumptieprocessen → historische stadscentra zijn vandaag voornamelijk plaatsen van
horeca en toerisme
o planning is de activiteit die bemiddelt tussen de ruimtevragen van al deze dynamieken
Dit permanente veranderingsproces werd door Joseph Schumpeter in 1912 ‘substitutie door creatieve
destructie’ genoemd:
o technologische innovatie leidt tot substitutie van productieprocessen (door anderen),
waardoor niet alleen de aard van de producten, maar ook die van de arbeid zich wijzigt
o dit substitutieproces kan bovendien ook toegepast worden op gezinnen: hogere
sociaaleconomische status leidt tot specifiekere woonwensen, en gaat samen met meer
gespecialiseerde jobs op specifieke locaties, maar bv. ook met kleinere gezinnen met meer
auto’s
4