Personeel & organisatie
Hoofdstuk 1 : Organisaties en de rol van mensen
1.1 Wat is een organisatie?
Definitie organisatie : Een samenwerkingsverband van mensen die met behulp van geschikte
kennis en middelen samenwerken om een bepaald doel te bereiken.
• Organiseren heeft rechtstreeks te maken met het laten samenwerken van mensen met een
strategisch doel namelijk de organisatie doelstellingen.
o Doelstellingen : Zoveel mogelijk producten maken, zo weinig mogelijk fouten maken
in de diensten.
o Doelen zijn doorheen de tijd verandert daardoor zijn ook de organisatie
mogelijkheden van samenwerking verandert.
• Samenwerken: Om doelen te bereiken die alleen niet bereikt kunnen worden.
• Elk doel is verschillend alhoewel doelen vaak gekoppeld kunnen worden aan het soort dienst
of product geleverd wordt.
o Binnen de soort van organisaties zijn niet alle middelen/mensen geschikt op alle
doelen te bereiken.
o Het is dus belangrijk om de juist/geschikte middelen en mensen in te zetten om de
doelen te bereiken.
Management: Anderen laten schitteren door hen juist in te zetten en te (bege)leiden.
• Manager :
o De gene die vakkundigheid heeft van een specifiek expertise domein waarin de
organisatie actief is.
o Heeft ook menselijke vaardigheden heeft om in team verband te werken en anderen
te doen samenwerken, motiveren, coachen.
o Heeft ook conceptuele vaardigheden: het vermogen om over abstracte situaties te
gaan nadenken, te conceptualiseren en de organisatie als een geheel zien (relaties in
de organisatie begrijpen, organisatie binnen de omgeving begrijpen,…)
• Manager moet over 3 bovenstaande vaardigheden beschikken om te kunnen managen.
1.2 Bouwstenen van een organisatie
3 fundamentele kenmerken :
• Plan/werkwijze om doel te bereiken : Gemeenschappelijk doel dat via samenwerking behaald
dient te worden.
o Om dit doel te behalen gaan we een werkwijze vooropstellen : een missie, visie,
waarden,…
• Taakdeling: Wat is de optimale verdeling van taken/hiërarchie onder de personeelsleden.
o Doel hiërarchie: Coördinatie van de inspanningen.
• Afstemming : Doel van hiërarchie
De drie elementen zijn:
• Onderling afhankelijk
, • Afhankelijk van het organisatie doel, de omgeving, en de individuele werknemers.
• De organisatiestructuur kan bepaald worden door de interne gang van zaken (missie, visie)
maar ook door de externe omgeving (markt, concurrentie,…)
Organisatiestructuur : Systeem dat aangeeft hoe taken formeel worden verdeeld, gegroepeerd en
gecoördineerd.
1.2.1 6 elementen die de organisatiestructuur bepalen
1. Taakspecialisatie (horizontale differentiatie): In hoeverre omvat één functie/job slechts één
handeling met steeds dezelfde – exact voorgeschreven – bewegingen en materiaal?
• Productie/dienstverlening wordt over verschillende mensen verdeeld.
• De verdeling kan zich bevinden in een continuüm van lage specialisatie (grote differentiatie)
vs. hoge specialisatie.
o Vb. Lopende band = hoge specialisatie.
o Vb. Huisarts = lage specialisatie.
• Voordelen van sterke taakspecialisatie : Werknemers kunnen snel beter worden zodanig dat
efficiëntie, schaalvoordelen mogelijk zijn. ( Lage specialisatie).
• Nadelen van sterke taakspecialisatie: Demotiverend, saai, hoge menselijke kosten (mentale,
fysieke overbelasting).
2. Afdelingsvorming : Hoe worden de verschillende taken en mensen gecoördineerd en aangestuurd?
-> Hoe meer taakspecialisatie, hoe meer nood aan afdelingen en afstemming.
• Functionele indeling: Indeling naar de functies die uitgevoerd worden (inhoudelijke taken).
o Vb.: boekhouding, productie, inkoop, verkoop…
o Voordelen : Creëert schaalvoordelen en efficiëntie doordat mensen kunnen
overleggen, kennis delen.
• Product indeling: Hierbij wordt gekeken naar de fase in het proces waarin taken worden
uitgevoerd.
o Voorbeeld architect: Ontwerp, ontwikkeling, uitrok, evaluatie
o Verschillende fases in het proces, door deze vorm kunnen mensen makkelijker
samenwerken en is efficiënte coördinatie mogelijk.
o Vaak gebruikt bij grote bedrijven die meerdere producten, diensten aanbieden.
, • Geografische indeling: Volgens regio
o Wenselijk indien er andere regio’s zijn met verschillende behoeften, wensen,
problemen,…
• Markt indeling: Volgens consumentenmarkt.
• Hybride indelingen: combinatievormen (vb.: PMC, SBU)
o Productmarkt combinatie : Groothandel vs. private aanbieders.
o Strategisch business units : Functionele vs. product indeling.
Afdelingsvorming maken andere vormen van afstemming (coördinatie ) mogelijk, in de ene situatie
zal een bepaalde afdelingsvorm meer wenselijk zijn.
3. Gezagslijn (verticale differentiatie) : Een ononderbroken lijn van gezag die van de top van de
organisatie naar het laagste echelon loopt en aangeeft wie leiding heeft over wie.
• Principe van eenheid van bevel: Ononderbroken lijn omdat best het principe van eenheid van
bevel wordt gevolgd.
o Voordelen: Transparantie, duidelijkheid, vlotte afstemming.
o Duidelijk wie verantwoordelijk is voor welke afstemming, taken en personeelsleden.
o Slechts één iemand heeft de verantwoordelijkheid over één persoon.
• Bevoegdheid: Het recht dat de manager op grond van diens positie heeft om orders te geven
en te verwachten dat die uitgevoerd worden.
o Gezag : Plaats binnen het organigram en komt niet altijd overeen met de
bevoegdheid.
4. Span of control: Het aantal personen waarover een manager de leiding heeft. Bepaalt het aantal
niveaus en managers van de organisatie.
• Heeft te maken met verticale differentiatie, de hiërarchie die gecreëerd wordt.
• Hoe breder de span, hoe efficiënter (kost minder) meer autonomie en vlottere verticale
communicatie.
o Goedkoper aangezien veel leidinggevende voor hogere lonen zorgen.
o Brede span of control zorgt voor minder niveaus in de organisatie waardoor
communicatie vlotter kan verlopen van top naar Bottom.
, • Maar bij te breed wordt het niet meer effectief (onvoldoende ondersteuning en leiding).
o Medewerkers kunnen onvoldoende ondersteuning en leiding ervaren.
• Vlakke versus steile organisatiestructuur: Bij een brede span of control spreken we over een
vlakke organisatie structuur (minder lagen). Bij een enge span of control spreken we over
steil organisatie structuur.
5. Centralisatie en decentralisatie : De mate waarin de formele besluitvormingsbevoegdheid
gedelegeerd is naar managers onder in de hiërarchie (dicht bij de actie).
• Samenhangend met span of control
• Hoe en waar worden beslissingen genomen in de organisatie :
o Verticale decentralisatie : Brede verspreiding van bevoegdheden doorheen de
organisatie.
o Horizontale decentralisatie: Hierbij gaat het over de afdelingen zelf en de mate
waarin de werknemers binnen een afdeling veel te zeggen hebben. Gaat vaak samen
met een lage taakspecialisatie (brede functies, veel variantie, met inspraak).
▪ Medewerkers worden een soort manager van hun eigen functie.
• Voorbeeld universiteit : Decentrale organisatie, hierbij worden beslissingen gemaakt door
faculteiten/onderzoekseenheden. In een centrale organisatie zullen alle beslissingen
gemaakt worden door de rector.
• Huidige trend : Meer en meer decentralisatie (zie later: historisch perspectief)
o Oorzaak : Verhoogde vraag naar aanpassingsvermogen door toenemende mate van
complexiteit en de verandering in de omgeving.
o