Samenvatting Aardrijkskunde De wereld van max V4 hoofdstuk 3: Klimaat en landschapszones
2 vues 0 fois vendu
Cours
Aardrijkskunde
Type
VWO / Gymnasium
Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van de paragrafen 3.1 t/m 3.8 van hoofdstuk 3 van de V4 aardrijkskundemethode De wereld van max van Malmberg. De samenvatting is overzichtelijk ingedeeld per paragraaf met de begrippen van de betreffende paragraaf eronder. Zelf heb ik er veel aan geha...
Aardrijkskunde hoofdstuk 3: klimaat en landschapszones
3.1 Leven in een broeikas
Inkomende straling:
Door de hoge oppervlaktetemperatuur stuurt de zon veel kortgolvige straling, die gedeeltelijk te zien is als zichtbaar licht.
Niet alle straling komt door de atmosfeer heen:
- 20% straling wordt in de atmosfeer opgenomen. Bijvoorbeeld door de ozonlaag, die een deel van de ultraviolette
straling absorbeert. Ultraviolette straling wordt omgezet in warmte.De zonnestraling zelf splitst de
zuurstofmoleculen in de bovenlucht tot losse zuurstofatomen, die zich vervolgens verbinden tot ozon.
- 25% straling wordt door wolken en vaste deeltjes in de lucht teruggekaatst naar de ruimte.
- 5% van de straling wordt op het aardoppervlak gereflecteerd en is vooral groot bij een lage invalshoek en een
lichte kleur van het aardoppervlak.
- 50% van de straling wordt door het aardoppervlak geabsorbeerd, waardoor de aarde opwarmt.
Uitgaande straling:
De opgewarmde aarde zendt langgolvige, onzichtbare straling uit die je voelt als warmte.
- 10% van de straling verdwijnt naar de ruimte
- 90% wordt geabsorbeerd door de atmosfeer en verwarmt de aarde. De absorptie van gassen zoals waterdamp,
kooldioxide en methaan spelen een belangrijke rol bij die opwarming.
De opwarming van de atmosfeer door absorptie heet ook wel het broeikaseffect. In een broeikas kan de straling er ook
makkelijk in, maar moeilijk uit. De atmosfeer laat kortgolvige zonnestraling goed door, maar houdt het grootste deel van
langgolvige straling van de opgewarmde aarde door absorptie vast.
De stralingsbalans verschilt per plaats en hangt af van de invalshoek van de zon. De invalshoek bepaalt hoeveel
zonnestraling per oppervlakte-eenheid binnenkomt, oftewel de stralingsdichtheid. Op lage breedten (de tropen) leidt de
hoge stand van de zon voor een hoge stralingsdichtheid, in tegenstelling tot de hoge breedten. Op jaarbasis is er tussen
40 graden NB en ZB een stralingsoverschot en op hogere breedten een stralingstekort. Door het continue streven naar
evenwicht in energiebalans op aarde ontstaat transport van warmte. Hierdoor worden de tropen niet telkens maar warmer
en de hoge breedten steeds maar kouder en gaat energie van overschotgebieden naar tekortgebieden. Dit komt door de
luchtbewegingen op aarde, de zeestromen en de kringloop van het water.
Begrippen:
Stralingsbalans: Het saldo op een bepaalde plaats aan het aardoppervlak van de inkomende kortgolvige straling van de
zon en de langgolvige uitstraling van de aarde. Dit saldo kan positief of negatief zijn.
Broeikaseffect: De opwarming van de aarde door absorptie. De straling kan er makkelijk in, maar moeilijk uit.
Stralingsdichtheid: De hoeveelheid zonnestraling die er per oppervlakte-eenheid binnenkomt.
3.2 Warmtetransport door de atmosfeer
Door luchtbewegingen op aarde wordt energie van warme naar koude gebieden verplaatst. Voor de atmosferische
circulatie moeten verschillen in temperatuur, opwarming van lucht en luchtdruk zijn. De circulatiecel van lucht tussen een
warm en koud gebied ziet er zo uit:
1. Aan het warme aardoppervlak zet de lucht door opwarming uit en wordt minder dicht. Er ontstaat lage druk.
2. De lucht stijgt op en vormt een luchtberg van hoge druk boven dat warme gebied.
3. In het koudere gebied ontstaat een luchtdal van lage druk.
4. Hoog in de lucht stroomt de lucht van de luchtberg met hoge druk naar het luchtdal met lage druk.
5. Hierdoor is vlak boven het koude aardoppervlak een hogedrukgebied ontstaan.
6. Boven het warme aardoppervlak is nu minder lucht en dus een lagedrukgebied ontstaan.
7. Er is een luchtdrukverschil ontstaan aan het aardoppervlak waardoor de koude lucht van het hogedrukgebied
vervolgens weer naar het lagedrukgebied met warme lucht stroomt.
Bij een stilstaande aarde zou op beide halfronden 1 circulatiecel ontstaan tussen evenaar en polen. Aan het
aardoppervlak zou er op het noordelijk halfrond een continue noordenwind waaien van de hoge druk op de polen naar de
lage druk bij de evenaar, en op de zuidpool andersom. Door de aardrotatie waait de wind niet in een rechte lijn van hoge
druk naar lage druk. Er is een afbuigende kracht, het corioliseffect. Door de wet van Buys Ballot kent de atmosferische
circulatie op wereldschaal op elk halfrond 3 circulatiecellen
, Hadleycel
In deze cel tussen 0 en 35 graden breedte stijgt de lucht op door verhitting. In de bovenlucht wil de wind naar de pool.
Deze wind kan niet verder dan 35 graden, omdat de wind afbuigt naar rechts op het noordelijk halfrond. De lucht kan
alleen maar dalen en terug naar de evenaar.
Ferrelcel
Deze cel tussen 35 en 60 graden breedte wordt aan het aardoppervlak gedomineerd door westenwinden. Deze warme
lucht uit de subtropen botst met de koude lucht van de poolgebieden. Door de zwaardere koude lucht moet de warme
lucht opstijgen, waardoor er meestal een depressie ontstaat.
Polaire cel
Deze cel tussen 60 en 90 graden breedte is zwakker ontwikkeld dan de andere cellen. Hij wordt aan het aardoppervlak
gedomineerd door de zware koude lucht die van het hogedrukgebied bij de pool wegstroomt. Ook deze luchtbeweging
buigt af naar rechts, waardoor hij rond 60 graden niet verder kan. De lucht moet stijgen en en hoog terugstromen naar de
pool.
Door temperatuurverschil tussen land en zee ontstaan kernen van lage of hoge druk.
- In lagedrukkernen stijgt de lucht door opwarming van de lucht of door botsing van luchtsoorten. De stijging wordt
ook versterkt door convergentie. De stijgende lucht koelt af en condenseert en gevolgen in neerslag en wolken.
Door de corioliskracht stijgt de lucht in een draaiende beweging, op het noordelijk halfrond in een cyclonale
beweging.
- In hogedrukkernen daalt de lucht door de divergentie. Tijdens de daling bevat de lucht meer warmte en dus ook
meer waterdamp. De lucht wordt droger en het is onbewolkt. Op het noordelijk halfrond gaat hij in een
anticyclonale beweging
In de hydrologische kringloop vindt op 2 manieren energietransport plaats:
- De continue stroming van water tussen reservoirs. Water verblijft 37000 jaar in de oceaan en 9.6 dagen in de
atmosfeer.
- Bij alle overgangen van water komt energie vrij. In gebieden met veel verdamping wordt energie opgeslagen en
in gebieden met veel condensatie komt die energie vrij.
Begrippen:
Atmosferische circulatie: De verplaatsing van lucht in de atmosfeer via de grote circulatiecellen en windsystemen. Zorgt
op aarde voor energietransport van de lage breedten naar de hoge breedten.
Hogeluchtdrukgebied:
Gebied met hoge luchtdruk en daardoor een dalende luchtbeweging en het uitstromen van lucht naar alle richtingen
(divergentie).
Wordt gekenmerkt door een wolkenloze hemel en droogte.
Lageluchtdrukgebied:
Gebied met lage luchtdruk en dus met een opstijgende luchtbeweging en het toestromen van lucht uit alle richtingen
(convergentie).
Wordt gekenmerkt door wolkenvorming en neerslag.
Corioliseffect: Het effect dat luchtstromen een afwijking krijgen door de draaiing van de aarde. Op het noordelijk halfrond
is de afwijking naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links.
Wet van Buys Ballot: Wet die de afbuiging bij stroming van hoge druk naar lage druk formuleert: met de wind in de rug
(gezien vanaf een hogedrukgebied) ondervindt een wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het
zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
3.3 Luchtcirculaties
Tussen 0-23.5 graden breedte liggen de tropen. Tussen 23,5-35 graden breedte liggen de subtropen. Warmte en
overvloedige neerslag in de tropen leidt tot weelderige plantengroei. In de subtropen domineert droogte en zijn dus
woestijnen. De tropen hebben lage druk en de subtropen hebben hoge druk. De neerslag in de subtropen en tropen
houdt verband met de aanwezigheid van de hadleycel die gebieden met stijgende en dalende lucht verbindt.
Waar de zonnestraling het sterkst is, bevindt zich een zone van sterk stijgende luchtbewegingen, neerslag en
wolkenmassa’s in de twee hadleycellen op de 2 halfronden. Deze zone heet de ITCZ (Intertropische
convergentiezone).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lottevantzelfde. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.