Monografieen Recht en Informatietechnologie 1 - Strafrecht en ICT
Zeer uitgebreide en overzichtelijke hoorcollege aantekeningen week 1 t/m 7 (met een uiteenzetting van de voorgeschreven literatuur en jurisprudentie). Tevens worden de hoorcolleges van het onderdeel cybercrime uiteengezet aan de hand van de voorgeschreven literatuur en jurisprudentie.
HC 1: grondslagen van strafrechtelijke aansprakelijkheid
Voorbereiding hoorcollege op basis van lesstof uit de bachelor (inleiding strafrecht, materieel
strafrecht en formeel strafrecht)
>>>> Voorwaarden voor strafoplegging:
1. Menselijke gedraging: handelen of nalaten.
2. Gedraging verricht die valt binnen de termen van een wettelijke delictsomschrijving: in de wet
moet zijn opgenomen dat de gedraging strafbaar is (=> legaliteitsbeginsel).
3. Gedraging is wederrechtelijk: er mag geen rechtvaardigingsgrond zijn.
4. Gedraging is aan schuld te wijten: er mag geen schulduitsluitingsgrond zijn.
Sub 1 – menselijke gedraging:
Volgens de klassieke opvatting is het uitgangspunt dat sprake is van een menselijke gedraging in de
vorm van handelen (waarmee wordt gedoeld op een gewilde spierbeweging).
Nalaten kan echter ook strafbaar gesteld worden, maar aan die strafbaarheidstelling kleven ook een
aantal problemen, namelijk:
- Inbreuk op persoonlijke vrijheden: van burgers wordt verwacht dat zij op een bepaalde manier
handelen, maar dit is mogelijk tegen hun zin in. Actief handelen daarentegen is wel hun eigen
keuze.
- Strijd met rechtszekerheid/legaliteit: de meeste strafbepalingen worden actief geformuleerd
en daarom kan aangevoerd worden dat een persoon niet strafbaar kunnen worden gesteld,
omdat hij niet heeft gehandeld (zoals beschreven in de strafbepaling) en juist heeft nagelaten,
waardoor hij strikt genomen niet kon verwachten dat hij onder de actief omschreven
strafbepaling zou vallen.
- De normadressaat: op grond van nalaten, kan iemand strafbaar gesteld worden, maar er dient
wel goed onderzocht te worden naar wie precies moet worden aangesproken voor het nalaten
van een bepaalde plicht.
Sub 2 – binnen de termen van een wettelijke delictsomschrijving:
Sub 3 – wederrechtelijk:
In het kader van wederrechtelijkheid van de gedraging ligt de nadruk op de daad en dus op de
objectieve zijde van strafrechtelijke aansprakelijkheid.
- Wederrechtelijk wordt verondersteld aanwezig te zijn, maar in bepaalde strafbaarstellingen
wordt het begrip ‘wederrechtelijk’ opgenomen in de delictsomschrijving, waardoor het een
bestanddeel (in plaats van een element) wordt gemaakt. Dit heeft tot gevolg dat het
bestanddeel ‘wederrechtelijk’ moet worden bewezen en dit is niet het geval bij het element,
aangezien in dat geval ervan uit wordt gegaan dat aan de voorwaarde van
‘wederrechtelijkheid’ wordt voldaan.
Sub 4 – schuld:
In het kader van schuld ligt de nadruk op de dader en dus op de subjectieve zijde van strafrechtelijke
aansprakelijkheid.
,>>>> Ontwikkeling van strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen:
In HR arrest Drijfmest bepaalt de Hoge Raad in ro. 3.3 dat rechtspersonen (in de zin van art. 51 Sr)
worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit, indien de desbetreffende gedraging
redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. In ro. 3.4 wordt bepaald wanneer een (verboden)
gedraging in redelijkheid aan een rechtspersoon kan worden toegerekend. Dit is afhankelijk van de
concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging.
Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is
verricht in de sfeer van de rechtspersoon, want een dergelijke gedraging kan in beginsel worden
toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake
kunnen zijn, indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- Het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een
dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon.
- De gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon.
- De gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf.
- De rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden
en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de
rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard (vgl. HR arrest IJzerdraad).
o Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in
redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming
van de gedraging.
Fletcher - Communicative Theory of Action & culpoze en doleuze delicten
>>>> Voorwaarden strafbaarstelling:
Actuele tendens:
De laatste tijd is een verschuiving te zien, waarbij voorbereiding van en in sommige gevallen zelfs het
beramen van een strafbaar feit strafbaar gesteld worden.
- Van Kempen spreekt in zijn stuk over strafbaarstelling van verblijf in terroristisch gebied dat
sprake is van een oneigenlijk gevaarzettingsdelict, want de delictsomschrijving vereist niet
eens gevaarzetting.
- Schade is geen voorwaarde voor strafbaarstelling, want in sommige gevallen is gevaarzetting
al voldoende. Als een bepaalde gedraging tot schade leidt, kan dan automatisch gesproken
worden van strafbaarheid?
Vier voorwaarden voor strafbaarstelling:
Er zijn vier voorwaarden voor strafbaarheid, die terug te zien zijn in de (materiële) hoofdvragen van
art. 350 Sv die door de rechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting beantwoord moeten worden.
1. Er is sprake van een menselijke gedraging…
Is bewezen dat het ten laste gelegde feit (namelijk: een menselijke gedraging in de vorm
van handelen of nalaten) door de verdachte is begaan?
2. Die valt binnen een wettelijke delictsomschrijving…
Welk strafbaar feit levert dat volgens de wet op?
3. Die wederrechtelijk is…
Is het feit strafbaar of is er een rechtvaardigingsgrond?
4. En aan schuld (van de verdachte) te wijten is.
Is de verdachte strafbaar of is er een schulduitsluitingsgrond?
,Sub 1 – menselijke gedraging:
De menselijke gedraging werd in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw binnen de
Klassieke Richting uitgelegd als een gewilde spierbeweging. Deze uitleg is inmiddels achterhaald, want
het is in het huidige strafrecht onhoudbaar om de volgende redenen:
- Fletcher geeft aan dat de meeste spierbewegingen niet gewild/bewust zijn, want ze worden
niet altijd voorafgegaan door een wilsbesluit (bijvoorbeeld: aan spreken gaat niet een gewilde
spierbeweging vooraf).
- Het vereiste van een gewilde spierbeweging zou betekenen dat nalaten niet strafbaar zou zijn
en ook aansprakelijkheid van de gewilde spierbeweging van anderen zou uitgesloten zijn.
o In sommige gevallen is nalaten echter wel strafbaar, zoals het geval waarin niet wordt
ingegrepen terwijl iemand verdrinkt.
- Het vereiste van een gewilde spierbeweging zou betekenen dat aansprakelijkheid van
rechtspersonen niet mogelijk zou zijn.
In de laatste paragraaf van het stuk van Fletcher geeft hij aan dat bij strafrechtelijke aansprakelijkheid
aansluiting kan worden gezocht bij de act, de attitude en de person. Het Nederlandse strafrecht wordt
gekenmerkt als daadstrafrecht (act based) en niet als daderstrafrecht (actor based). Er moet dus een
daad zijn die aanleiding geeft tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.
- Onder andere dat uitgangspunt is volgens Van Kempen in het geding bij de voorgestelde
strafbaarstelling van verblijf in een terroristisch gebied, waarbij een gedraging – die noch als
zodanig, noch in het licht van de intentie waarmee deze plaatsvindt – als intrinsiek
strafwaardig geldt.
o Dit lijkt overigens op status crimes, zoals dat door Fletcher wordt beschreven. Hij geeft het
voorbeeld van iemand die wordt vervolgd voor het als drugsverslaafde aanwezig zijn in
een bepaalde Amerikaanse staat waar dat verboden was. Net als in deze zaak is in de
voorgestelde strafbaarstelling van verblijf in een terroristisch gebied het enkele verblijf
strafbaar, zonder dat de intentie van dat verblijf hoeft te worden onderzocht. Daarmee
staat die strafbaarstelling van verblijf in terroristisch gebied op gespannen voet met het
daadstrafrecht en, zoals Van Kempen zegt, met het wederrechtelijkheidsvereiste.
- Dat het uitgangspunt in het Nederlands strafrecht de daad is, betekent niet dat de houding (de
attitude) en de persoon (de person) geen rol spelen.
o De houding (de attitude) kan aan de orde komen bij het bewijs van de mens rea, die voor
een bepaald strafbaar feit vereist is.
o De persoon (de person) kan een rol spelen bij een type sanctie en/of de zwaarte ervan.
>>>> Menselijke gedraging als voorwaarde voor strafbaarstelling:
Vrije wil en autonomie:
Een fundamenteel uitgangspunt in het strafrecht is dat iemand alleen strafrechtelijk aansprakelijk
gesteld kan worden, indien hij/zij ook verantwoordelijk is. Verantwoordelijkheid en verwijtbaarheid
veronderstellen autonomie, namelijk dat iemand ook verantwoordelijkheid kan nemen.
- Wat nu als de autonomie of vrije wil niet bestaat? Er is een discussie gaande, die wordt geleid
door neurowetenschappers, die stellen dat de vrije wil/autonomie niet bestaat. Er zijn drie
reacties mogelijk op deze discussie:
, 1. Hard determinisme: geloofd wordt dat de vrije wil niet te verzoenen valt met
neurowetenschappelijke inzichten en ze verkiezen de neurowetenschap boven de vrije wil.
In deze visie wordt dus geconcludeerd dat de vrije wil niet bestaat.
2. Libertarisme: er wordt evenmin geloofd in de mogelijkheid dat de bevindingen van de
neurowetenschap te verenigen zijn met het bestaan van de vrije wil, maar ze verkiezen de
vrije wil boven de neurowetenschap als enige valide verklaring voor menselijk gedrag.
3. Compatibalisme: dit is een compromis, want de natuurwetenschappelijke mechaniek van
de hersenen wordt geaccepteerd, maar dit wordt geacht te kunnen rijmen het bestaan van
de vrije wil of tenminste met het toekennen van verantwoordelijkheid.
Fletcher neemt in de eerste tekst, als aanval op het determinisme, als beginpunt de theory of language.
Taal is onvoorspelbaar, want we ontwikkelen nieuwe woorden en native speakers weten meteen wat
die nieuwe woorden betekenen. Volgens Fletcher is het ondenkbaar dat een computer dat zou kunnen
begrijpen, want een computer begrijpt niet wat hij zegt. Als mensen geprogrammeerd zouden zijn en
als van tevoren vast zou staan wat hun reactie op bepaalde stimuli zou zijn, dan zouden ze niet
begrijpen wat hun reacties inhielden.
- De premisse is dat taal een specifiek menselijk fenomeen is, want culturele eigenschappen en
verschillen zijn terug te zien in menselijke talen en niet in dierlijke talen.
- Voor zijn communicative theory of action neemt Fletcher als beginpunt het onderscheid
tussen begrijpen en verklaren. Het startpunt van het begrijpen van menselijke gedragingen is
niet de intentie of bedoeling van de dader, maar hoe wij als toeschouwers zijn gedragingen
(handelingen of nalaten) begrijpen. We weten dat iemand handelt op dezelfde manier als dat
we de betekenis van een bepaald woord of een zin kennen of begrijpen. Woorden hebben
geen abstracte betekenis, maar alleen betekenis in de context van human interaction.
o Natuurlijk kunnen we ons vergissen en we moeten bereid zijn om ons oordeel aan te
passen als blijkt dat we het toch bij het verkeerde einde hadden: iets ziet eruit als een
menselijke gedraging (bijvoorbeeld: iemand richt een vuurwapen op een vitaal
lichaamsdeel van een ander en haalt de trekker over), maar toch kunnen we de persoon
niet verantwoordelijk houden, omdat er sprake is van een uitzonderlijke situatie
(bijvoorbeeld: hypnose of slaapwandelen).
o De communicative theory of action is terug te zien in verschillende leerstukken van het
Nederlandse strafrecht, zoals causaliteit, opzet, culpa en schulduitsluitingsgronden.
→ Voorbeeld: wanneer gaan we ervan uit dat iemand opzettelijk heeft gehandeld, ook als
de verdachte daar geen verklaring over heeft afgelegd?
o Uitgangspunt is dat wat er naar uiterlijke verschijningsvorm uitziet als een menselijke
gedraging, dat het ook een menselijke gedraging is, tenzij er goede redenen zijn om dat
anders te beoordelen.
De reactie van Roef op de weerlegging van Fletcher van de standpunten van het determinisme houdt
het volgende in. Roef stelt dat het strafrecht niet uitgaat van causaliteitscontrole, maar van
capaciteitscontrole. Strafrecht moet uitgaan van de rationaliteit van ieder individu. Strafrechtelijke
verantwoordelijkheid veronderstelt bepaalde capaciteiten, namelijk: zelfbewustzijn, vermogen tot
reflectie en rationaliteit, en vermogen tot controle over handelingen (inclusief het vermogen om
anders te handelen).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nouridijker. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.