INLEIDING SOCIOLOGIE
Les 1: Online les 30/09/2020
2 examenvragen: p. 14-19
- Het nut van sociologie voor sociaal werkers (p. 15)
Sociologie als wetenschap is geen toverkunst. Sociologie kan net zomin als elke andere
wetenschap een antwoord bieden op de vraag naar de zin van het leven, noch kan
wetenschap ons vertellen hoe we moeten leven.
De waarde van wetenschap – en dus ook van sociologie – ligt niet in het aanbieden van
succesvolle ‘beheersingtechnieken’ die door professionals kunnen worden gebruikt,
maar wel in het helpen verhelderen, het aanbrengen van nuance, het zien van
complexiteit van concrete situaties.
- De sociologische verbeelding Wij hebben dat uitgewerkt a.d.h.v. de metafoor
over de vissen en het water (p. 14)
Het vraagt verbeeldingskracht om het sociale te onderzoeken, een afstand name die
aan de vissen niet gegeven is.
Een krachtige metafoor om uit te drukken wat sociologie in beeld brengt, is het
volgende: mochten we vissen zijn, dan zou sociologie ons in staat stellen te zien dat we
in water zwemmen. Het sociale is namelijk voor de mens wat het water is voor de vis.
Het is zo alomtegenwoordig en vanzelfsprekend dat we er ons niet van bewust zijn.
Maar net als water levensnoodzakelijk is voor de vis, zo wezenlijk is het sociale
verbonden met wie we als mens zijn.
Hoofdstuk 1: Wat bestudeert de sociologie? Het sociale!
Wie zijn je onderzoekseenheden?
Waarover hebben we het?
1
,Het sociale als morele kwaliteit én als sociaal feit (1.1 en 1.2)
MORELE KWALITEIT
• ‘Sociaal zijn’…
• Betreft betrokkenheid op mens (horizontaal) en op de samenleving (verticaal)
• Is niet het studie-object van de sociologie (al kunnen morele kwaliteiten wel
sociologisch geanalyseerd worden)
SOCIAAL FEIT
• Betreft het niveau van het sociaal handelen (inter-acties) en dat van het systeem
(de gemeenschap)
• Tussen beide bestaat er een wisselwerking: mensen maken hun context én
worden er tegelijkertijd door bepaald.
• Vb. je relatie, je gezin, je peergroup, …
• Dit is het studie-object van de sociologie!
Circulaire causaliteit: mensen maken hun sociale context en
worden er tezelfdertijd door bepaald.
Om het sociale te vatten moet je dan oog hebben voor het
drie dingen: het sociaal handelen (‘agency’), het sociaal
systeem (‘structure’) en de tussenruimte of de wisselwerking
tussen beiden; de bemiddelende processen tussen beide (bv.
socialisatie = verwijst naar het proces waarbij individuen een
maatschappelijk individu worden)
Geen sociologie wanneer we puur vanuit ‘de mens’ vertrekken: de mens is namelijk een
product van zijn sociale context, deel van een maatschappelijk systeem…
Geen sociologie wanneer we puur vanuit ‘de maatschappij’ vertrekken want wat is dat
dan ‘de maatschappij’?…
2
,Qu’est-ce que c’est, le fait social? Durkheim vs. Weber… (zie ook YouTube)
• Individueel / collectief bewustzijn
• Collectief bewustzijn: gemeenschappelijke normen en waarden van de sociale groep
• Volgens Durkheim is de voorkeur voor democratie boven dictatuur een kwestie van
collectief geweten. Collectief bewustzijn is de reeks handelingen, gedachten en
externe gevoelens die door de samenleving aan het individu worden opgelegd.
• Ze zijn niet individueel en worden door alle leden gedeeld door middel van
socialisatie en sociale controle.
• Door middel van SOCIALISATIE
- Durkheim: is de grote vertegenwoordiger van het structuurperspectief. Hij is iemand
die aan sociologie gaat doen door te vertrekken vanuit de sociale context en te gaan
bekijken hoe die sociale context invloed heeft op wat mensen doen. Top-down
dus, vanuit de structuren van de samenleving kijken naar het individuele gedrag of
het sociale gedrag van mensen.
Durkheim is de vertegenwoordiger van het structuurperspectief
- Weber: ging juist vertrekken of kijken naar de sociologie vanuit een actorperspectief.
Hij ging eerder kijken naar de sociale constructie van sociale feiten. En hoe dus?
Individuele actoren door hun samen-handelen samen apart in interactie het sociale
vormgeven. Dus dat bottom-up perspectief.
Weber is de vertegenwoordiger van de agency perspectief.
Sociale constructie: actorperspectief (1.3) (Examen: toepassen op eigen
voorbeelden + meerkeuzevragen)
• Focus op de interactie: de wisselwerking / wederzijdse beïnvloeding van actoren
(mensen, groepen, scholen, organisaties, …) En die altijd deel uitmaken van een
breder maatschappelijk systeem. Een systeem ook dat zij zelf maken of construeren.
• Agency-benadering: analyse van hoe mensen en subsystemen in en door interactie,
in wederzijdse beïnvloeding met mekaar het sociale construeren (vormgeven) door
gezamenlijke betekenisgeving of interpretatie (EXAMEN)
• Founding father van de ‘sociology of action’ = Max Weber
- grondlegger van de ‘verstehende’ / interpretatieve sociologie
- de socioloog moet het sociaal handelen trachten ‘verstaan’ (via ideaaltypes)
3
, Die protestantische ethik und der Geist des Kapitalismus (Weber, 1905)
• Verband tussen protestantse ethiek (werkijver, spaarzaamheid) en het kapitalisme
• Of hoe de economische context (structure) van het kapitalisme wordt bepaald door
het samen-handelen van protestantse actoren (eerder dan andersom …)
https://www.youtube.com/watch?v=j-0sIHDzsU4
(Dit is een mooi voorbeeld van een agency perspectief)
Webers typologie van sociaal handelen
• Sociaal handelen is het ‘zinvol betrokken zijn op anderen’: betekenisvol, houdt
rekening met / is afgestemd op de ander (wordt er door beïnvloed)
Bv. Wanneer Dries tegen je aanloopt en vanaf het moment dat hij zegt ‘Oh, sorry dat
ik tegen je gebotst ben’, dus vanaf het moment dat hij zich excuseert voor zijn, op dat
moment, lompe handelen tgov. jou, is hij afgestemd op jou, houdt hij rekening met
jou, is hij zinvol betrokken op jou en wordt hij ook ergens bepaald door het
maatschappelijke feit dat wij als mensen, dat is dan cultuur (dat is context), dat wij
ons excuseren voor ons lompe gedrag. Eigenlijk zijn dat de regels van de
samenleving, regels van beleefdheid die in werking treden. (een context van moraal,
een context van beleefdheidsregels)
• 4 ideaaltypische soorten (in de praktijk mengvormen!)
Met een ideaaltype bedoelt een socioloog eigenlijk een soort van 100% zuiver handelen.
Een ideaaltype is een soort van sociologisch construct, maar bestaat niet echt in de
praktijk en in zijn werkelijke vorm of betekenis. In de praktijk kennen wij ook eerder
mengvormen.
- Affectief sociaal handelen: instinctief, emotioneel, niet rationeel (vb. passionele
moord)
- Traditioneel sociaal handelen: o.b.v. gewoonte, traditie (vb. n-etiquette, trouwen
voor de kerk als niet praktiserende)
- Waarderationeel handelen: principieel, omwille van de waarde/het waardevolle
zelf (vb. vanuit het principe van eerlijkheid of gelijke kansen, etentje plannen met
vrienden of familieleden omdat ik dat plezant vind en omdat de waarde van het
samenzijn, van gezelligheid op zichzelf belangrijk is)
- Doelrationeel handelen: gericht op doel (via middelen) (vb. economisch,
bureaucratisch, …)
4