Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Algemene economie opdrachten werkcolleges semester 5.2 €2,99   Ajouter au panier

Autre

Algemene economie opdrachten werkcolleges semester 5.2

 25 vues  2 achats
  • Cours
  • Établissement

Dit document betreft alle opdrachten die in de werkcolleges gemaakt zijn bij het vak Algemene economie. Dit vak hebben wij in semester 5.2 van de opleiding Finance & Control (= Bedrijfseconomie) / Accountancy gehad. De antwoorden die besproken zijn in de werkcolleges, staat er ook steeds bij.

Aperçu 4 sur 32  pages

  • 15 septembre 2021
  • 32
  • 2019/2020
  • Autre
  • Inconnu
avatar-seller
Algemene economie werkcolleges opdrachten
AE werkcolleges week 1
Werkcollege 2
V1.1
a. Geld kan drie functies vervullen in economie. Ten eerste kan het dienen als ruilmiddel, waarbij
voordeel is dat ruil van goederen op kan worden gesplitst in twee delen, klant en leverancier
hoeven niet per se dezelfde goederen te willen hebben. Als geld minder waard wordt, zoals
Duitse geldeenheid na WO I, zullen mensen echter zoeken naar ander middel om te ruilen.
Geld vermindert de kosten van het ruilverkeer doordat informatiestromen eenvoudiger van
aard zijn dan bij goederenruil.
b. In het geval van hoge inflatie, kan de functie van ruilmiddel ervoor zorgen dat de waarde
verschilt op twee momenten. Als op een moment de grondstof voor de fabricage van een
eindproduct wordt ingekocht, maar deze grondstof pas een paar dagen later wordt aangeleverd,
is de waarde bij hoge inflatie al meteen veranderd. Wanneer er direct wordt geruild (zonder
geld), vindt het kopen van de grondstof en het daadwerkelijk verkopen/ aanleveren van de
grondstof tegelijk plaats en kan de waarde op de momenten dus niet verschillen.
Opsplitsen in twee delen betekent dat er een tijd tussen verkoop en koop kan zitten. Bij hoge
inflatie wordt in de tijd tussen de verkoop en koop het geld een stuk minder waard, zodat men
het geld zo snel mogelijk zal besteden. Betalingstermijnen kan men niet meer toestaan, omdat
het bedrag bij de betaling al een stuk minder waard geworden is.
c. Het is gebaseerd op speculaties, omdat de toekomstige periode wordt geschat.
Als de overheid al aangeeft hoe hoog de inflatie zal zijn, zullen bedrijven hun prijzen zeker
verhogen. De overheid stimuleert op die manier de inflatie.
d. Je weet nooit zeker wat de prijzen gaan doen. daarnaast is inflatie ook gedeeltelijk afhankelijk
van inschatting van bedrijven. Als zij te laag inschatten op prijzen, daalt omzet, wat ook weer kan
leiden tot minder koopkracht en daling van de vraag.
(Het is maar de vraag of alle prijsverhogingen overeenkomen met de prognoses van de
regering. Er kunnen belangrijke afwijkingen bestaan. Deze onzekerheid werd in dit voorbeeld
niet weggenomen door de publicatie van de inflatie door de overheid). Het maken van offertes
en daarmee ook het plannen van het productieproces is onder deze omstandigheden
nauwelijks meer mogelijk. (invalshoek vanuit productieproces)
e. In het geval van hoge inflatie is men continue bezig met het scheppen van geld, bv. d.m.v.
waardepapieren, daggeld en staatsobligaties. Hiervoor moet de kasgelden beperkt blijven, zodat
elke overbodige munt kan worden belegd in geldschepping. Door geldschepping stijgt het
aanbod van geld en daarmee zwakt inflatie af.
De personeelskosten nemen toe omdat er meer werknemers op de treasury-afdeling
aangenomen moeten worden, die niets anders doen dan kasvoorraden zo klein mogelijk
houden.

V1.2
a. Kredieten aan overheden, debiteuren, hypotheken, rekening-courantkredieten, wissels.
b. Als de kas laag is ten opzichte van de schulden die de bank heeft, heeft de bank weinig ‘eigen
geld’. In dit geval is er meer behoefte aan geldschepping door banken.
Kredietverlening komt tot uiting in de posten van de debiteuren
Het geldscheppend bedrijf komt tot uiting in de kortlopende verplichtingen: de crediteuren in
rekening courant, kortlopende termijndeposito’s en kort spaargeld.
Een toename van de kredietverlening heeft meestal een toename van de girale
geldhoeveelheid tot gevolg.

,c. Brutogeldscheppend bedrijf: totale kredietverlening aan de private sector en overheid. Als je dit
met het bedrag aan lange aangetrokken middelen vermindert, krijg je nettogeldscheppend
bedrijf. In dit geval wordt dus de totale kredietverlening meegenomen in M3.
Het NGB komt tot uiting in een toename van kortlopende verplichtingen van het bankwezen aan
het publiek.
d. Geldhoeveelheid is ook gedaald. Om de economie te stimuleren, gaat de bank meer krediet
verlenen, zodat mensen meer zullen uitgeven, de geldhoeveelheid stijgt hiermee ook weer.
In de loop van 2014 heeft zich een omslag voorgedaan in de kredietverlening. De daling van de
kredietverlening is langzaam tot staan gebracht en de kredietverlening aan bedrijven is
hersteld. De leningen aan bedrijven herstelden en de leningen aan gezinnen stabiliseerden op
een hoog niveau. De oorzaak is dat de economie in de loop van 2014 een herstel doormaakte.
Het vertrouwen van het publiek in de economie nam toe.
e. Kredietverlening is de voornaamste macro-economische functie van een bank. Daarnaast is
geldschepping een belangrijke functie.
De belangrijkste functies van banken zijn: kredietverlening uit spaarmiddelen en wederzijdse
schuldaanvaarding, verzorgen van de geldomloop, verzekeren en vermogensbeheer.
f. Banken zorgen dat de rente die ze vragen voor hun leningen/hypotheken hoger is dan de rente
die zij zelf betalen aan bijv. gezinnen die een rekening hebben afgesloten bij de bank. Door dit
renteverschil verdient de bank geld.
Een bank heeft kosten die moeten worden gemaakt om de inkomsten te kunnen genereren. Een
daling van de kosten heeft een hogere winst tot gevolg.
Een bank maakt winst door inkomsten uit:
- Kredietverlening. De ontvangen rente is hoger dan de betaalde rente. Een bank leent in
tegen een korte rente en leent uit tegen de lange rente. De lange rente is meestal hoger dan
de korte rente. Dit is gunstig voor de rentemarge, het verschil tussen debet en creditrente.
Als de rentemarge kleiner wordt doordat de korte rente stijgt en de lange daalt, zal de winst
afnemen.
- Vermogensbeheer. Rijke mensen stellen veelal hun vermogen onder beheer van een
professioneel vermogensbeheer. Deze diensten worden vaak door banken geleverd.
- Verzekeringen. Nederlandse banken hebben activiteiten in levensverzekeringen zoals bank
sparen.
- Deelnemingen. Banken hebben aandelen in sommige bedrijven waarmee ze geld verdienen
door dividenduitkeringen en door koersstijgingen.

Zwarte tekst = eigen antwoorden
Blauwe tekst = juiste antwoorden
Als er niets onder de zwarte tekst staat, is dat het juiste antwoord.

, AE werkcolleges week 2

Rabobank vraag van dia’s (vragen staan op dia 7 van dia’s 2.1)
- Hoe is het resultaat opgebouwd?
De opbrengsten bestaan voor het grootste gedeelte uit interest.
Daarnaast ook aan vermogensbeheer.
De enige manier om de winst te verhogen is door de kosten te drukken. Dit is gebeurd in 2018 t.o.v.
2017. In 2018 is het 7,4 miljard en in 2017 waren deze kosten 8 miljard.

- Wat vinden jullie van de liquiditeit?
73 miljard is echt liquide. Dit is niet een heel groot bedrag.

- Wat vinden jullie van de stabiliteit?
EV is niet een heel groot bedrag van het totale vermogen, de solvabiliteit is wel verbeterd.
Vergeleken met andere bedrijven is een bank een stuk minder solvabel.

- Wat valt verder nog op?
Niets.


Basel 2 en Basel 3 (vragen staan op dia 27 van dia’s 2.1)




1.
- Systeemstoringen
- Boekingen op verkeerde rekeningen
- Verkeerde bedragen afschrijven, bijvoorbeeld 1.000.000 i.p.v. 100.000

2.
- Wanbetalingen van geldnemers kunnen worden voorkomen. Als door middel van credit rating
bekend wordt dat een persoon niet kan voldoen aan huidige schulden, is het waarschijnlijk dat zij ook
niet kan voldoen aan nieuwe schulden (lening).
- Door middel van credit rating kunnen mensen worden ingedeeld in groepen van laag of hoog risico.
Geldnemers die hoger risico met zich mee brengen, zullen hoger percentage moeten accepteren. Als
basis voor de tarifering (hoge credit score betekent lagere risico-opslag)

, - Banken weten de te hanteren buffers. Voor een kredietwaardig bedrijf, hoeft een bank minder
buffer aan te houden. Met name info voor de PD.
- Aan de hand van credit rating is redelijkerwijze objectief vast te stellen, waardoor persoonlijke
voorkeuren in de kredietverlening buiten beschouwing kunnen worden gelaten.

3.
a) PD = 6%
b) EAD = € 1.000.000
c) € 400.000 aan rente en aflossing
Rente is te berekenen door: 1.000.000 x 0,05 = € 50.000
Dan is de aflossing dus: 400.000 – 50.000 = € 350.000
LGD is dan € 650.000 oftewel 65%.
Recovery rate is dan 35%.
d) Expected Loss = 0,06 x 1.000.000 x 0,65 = € 39.000

Opgave Monetair beleid (vragen staan op dia 12 van dia’s 2.2)
1. De HICP-inflatie is de gemiddelde consumentenprijsindex. Dit wordt gebruikt om de
Europese inflatie te meten en neemt daarbij alle goederen mee. De kerninflatie is de inflatie
zonder de energieprijzen en voedselprijzen. Aangezien de voedselprijzen en energieprijzen
sterk schommelen, gebruiken economen liever kerninflatie. Kerninflatie moet zich niet
richten op volatiele elementen van de markt.
2. In de tekst wordt kosteninflatie beschreven. Er is sprake van een matige loonontwikkeling,
hierdoor zullen de prijzen van gefabriceerde producten ook langzaam stijgen en zal er sprake
zijn van matige inflatie of zelfs deflatie. Ook de daling van de olieprijs hoort bij de
kosteninflatie.
Op het einde van de tekst komt ook bestedingsinflatie voor. Er staat dat het
‘consumptiegedreven’ is, dit wil zeggen dat er inflatie plaatsvindt door meer consumptie, dus
dit betekent dat er sprake is van bestedingsinflatie.
3. Deflatie wil zeggen dat producten steeds goedkoper worden, het algemeen prijspeil daalt. Als
consumenten verwachten dat de producten die hun willen kopen over een maand
goedkoper zijn, zullen ze hun aankopen uitstellen.
4. Als er sprake is van deflatie zal de rentestand laag worden. De ECB zal de rente laag stellen,
omdat consumenten dan eerder gaan lenen en weinig gaan sparen. Daardoor zullen mensen
meer aankopen doen. De ECB heeft als grootste opbrengst de rente en deze opbrengst wordt
nu heel laag.
In het geval van deflatie daalt ook het salaris als gevolg van de prijsdaling. De nominale
schulden (het bedrag) blijven echter hetzelfde. Dit betekent dat je met minder salaris
dezelfde schulden moet betalen. In verhouding worden de schulden dus eigenlijk alleen maar
hoger.
De schulden blijven dan in reële termen hoger, waardoor aflossen lastiger wordt.
5. De bedoeling van de kasreservering houdt in dat de banken een geldtekort hebben,
waardoor ze een krediet mogen opnemen bij de DNB of ECB. QE, waarbij obligaties worden
opgekocht door de ECB, dit leidt er toe dat banken over meer liquide middelen beschikken
en er dus meer geld in de economie belandt (geldschepping). Dit opkoopprogramma ligt dus
niet in lijn met de kasreserveregeling.
QE past niet binnen de kasreserveregeling, omdat QE is gericht op de kapitaalmarkt.
En de kasreserveregeling heeft betrekking op de geldmarkt.
ALLES NAGEKEKEN

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur DeBesteSamenvattingen. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€2,99  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter