Week 1
1. De anatomisch-topografische terminologie op de juiste manier gebruiken.
Flexie = buigen
- Anteflexie = naar voren buigen
- Retroflexie = naar achteren buigen
Versie = kantelen
- Anteversie = naar voren kantelen
- Retroversie = naar achteren kantelen
Extensie = strekken
Abductie = zijwaartse beweging van midden af (abs groeien uit je lichaam ;))
Adductie = zijwaartse beweging naar midden toe (biertje atten doe je naar je lichaam toe ;))
2. De botten, exclusief die van de handen en voeten, benoemen en aanwijzen.
3. De bloed- en lymfevaten van de thorax en het abdomen benoemen en aanwijzen, tot op
orgaanniveau.
,Bloedvaten
De bloedsomloop kunnen we onderverdelen in 2 “delen”:
1. De kleine bloedsomloop: hart → longen → hart
2. De grote bloedsomloop: hart → alle andere organen → hart
De verschillende bloedvaten kunnen worden onderverdeeld in arteriën die van het hart aflopen en
venen die naar het hart toe gaan:
Arteriën venen
Grote bloedsomloop Zuurstofrijk – vertakkingen Zuurstofarm – komen allemaal uit in
van de aorta de vena cava inferior
Kleine bloedsomloop + Zuurstofarm – A. pulmonalis Zuurstofrijk – V. pulmonalis
navelstreng bij de foetus
Opbouw Dikke, stevige en elastische Dunnere wand met kleppen om
wand terugstroom tegen te gaan
Arteriolen en venulen zijn de vertakkingen van arteriën en venen (anatomische plaatsaanduiding
hoeven we niet te leren) deze bestaan uit een enkele laag epitheelcellen om zo veel mogelijk
voedingsstoffen te kunnen doorlaten. De arteriën en venen die we moeten leren kun je vinden in de
anatomische atlas op blz. 76, 88-89, 178, 254, 344, 444: een lijst van de namen vind je op de laatste
pagina van dit weekdoel.
Een belangrijke groep organen zijn de organen van het
maagdarmkanaal die voedingsstoffen opnemen uit het eten. Deze
voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed, maar komen niet
gelijk in de complete circulatie terecht. Alle organen van het
maagdarmkanaal zijn indirect aangesloten op de poortader; deze gaat
door de lever waar het bloed eerst wordt gefiltreerd om ziekmakers er
zo ver mogelijk uit te halen. Vanuit de lever gaat het net als alle andere
venen naar de vena cava inferior om zo in de circulatie te komen. Het
rectum hoort niet bij het maagdarmkanaal en dus is deze niet
aangesloten op het “poortadersysteem”, rectaal toegediende
medicatie zal dus direct in de circulatie terechtkomen zonder de lever
te passeren.
Lymfevaten
Het lymfesysteem bestaat uit een netwerk van kleine organen genaamd lymfeklieren en lymfevaten
die contracties genereren om het vocht te laten doorstromen. Net als venen bevatten lymfevaten
kleppen om terugstroom te voorkomen. Als de lymfevaten worden verhinderd in het afvoeren van
lymfevocht hoopt dit zich op. Een conditie waarbij dit gebeurt is elefantiasis.
,Aan het begin van het lymfesysteem zitten lymfatische capillairen. Deze bevinden zich in organen en
bestaan uit een laag endotheelcellen, een membraan en holtes gevuld met water waardoor het
lymfevocht (inclusief eiwitten etc.) kan worden opgenomen. Uiteindelijk komen de 2 grote
lymfevaten samen in 1 lymfevat die uitmondt in de vena cava inferior zodat ze verspreid kunnen
worden door het lichaam.
Lymfocyten zijn cellen van het afweersysteem die in het bloed circuleren. Vaak bevinden ze zich
echter in 2 soorten organen:
1. Primaire lymfatische organen: de thymus en het beenmerg waar lymfocyten zich
ontwikkelen tot een naïeve variant lymfocyt.
2. Secundaire lymfatische organen: de lymfeklieren, amandelen, milt, lymfocytenophopingen
in de wanden van de maagdarm-, ademhalings-, genitale-, en urine kanalen. Op deze
plekken worden de naïeve variant lymfocyten geactiveerd door “toevoeging” van een
specifiek antigen. Ook vermeerderen naïeve variant lymfocyten zich hier d.m.v. klonen.
De thymus is relatief groot bij de geboorte,
waarna het doorgroeit tot de puberteit en
afsterft. Voordat de thymus afsterft bevat het
veel onvolgroeide lymfocyten die uiteindelijk
veranderen in T-cellen en via het bloed naar
de secundaire lymfatische organen gaan. In
deze lymfatische organen verplaatsen
lymfocyten zich door het lymfevocht (lymfe)
waar ze een specifiek antigen krijgen.
De milt is het grootste secundaire lymfatische
orgaan De macrofagen van de milt kunnen
naast interactie met lymfocyten ook zorgen
voor de fagocytose van erytrocyten.
Vander’s physiology blz. 405
De amandelen en adenoïden zijn kleine
lymfatische organen in de farynx, en zijn verbonden met de farynx door kleine openingen. De
lymfocyten die hier worden opgeslagen reageren op microben die in het eten/de lucht zitten.
De thymus, milt, amandelen, adenoïden en lymfeklieren bevatten naast lymfocyten ook macrofagen
en dendritische cellen.
4. Van het maternale bekken de verschillende vormen, vlakken, afmetingen en de indeling
volgens Hodge beschrijven; en relateren aan veranderingen in de maternale houding.
Het benige baringskanaal wordt gevormd door de twee ossa coxae, het os sacrum en het os
coccygis. De ossa coxae bestaan uit het os ilium, het os ischium en het os pubis. Aan de voorzijde
zijn de ossa pubis met elkaar verbonden door de symphysis pubica (symfyse).
Aan de achterzijde zijn de ossa ilea door middel van sacro-iliacale gewrichten verbonden met het os
sacrum. Het os sacrum is met het os coccygis verbonden door het sacrococcygaele gewricht. Tijdens
de zwangerschap treedt een geringe, individueel verschillende, relaxatie op in het bindweefsel van
,de symfyse en de sacro-iliacale gewrichten. Door deze relaxatie ontstaat er meer ruimte in het
bekken.
De begrenzing van het grote en het, obstetrisch belangrijke, kleine bekken wordt gevormd
door het vlak van de (kleine) bekkeningang. Het kleine bekken heeft op verschillende niveaus
verschillende afmetingen. Het vlak van de bekkeningang heeft een dwars-ovale vorm. Het vlak van
de bekkenlengte, met de spinae ischiadicae als markeringspunt, heeft de kleinste afmetingen. Het
vlak van de bekkenuitgang heeft een ovale vorm in de voor-achterwaartse richting.
Het bekken (pelvis)
2x os coxa -> heupbeen
- os ilium (darmbeen)
- os ischium (zitbeen)
- os pubis (schaambeen)
1x os sacrum -> heiligbeen
1x os coccygis -> staartbeen
SI (sacro-iliacaal)-gewrichten
Bekkenvormen:
, Bekkeningang: 13x10,5-11,5
Bekkenholte: 12-13x12-13
Bekkenuitgang 10,5-11,5x11-12
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noavandeberg. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,35. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.