Deel 3: Het klinisch-
kinesitherapeutisch onderzoek
Bij het eerste contact van de kinesitherapeut met de patiënt moet er altijd een
evaluatie uitgevoerd worden.
Het klinisch- kinesitherapeutisch onderzoek omvat de volgende elementen:
1. De anamnese,
2. De inspectie,
3. Het basisfunctieonderzoek met zijn actieve en passieve bewegingen,
palpatie, beperkingen, weerstandstests, …
4. De kinesitherapeutische diagnose,
Op basis van de gegevens van dit onderzoek wordt een aangepast
handelingsplan uitgewerkt.
Doel klinische onderzoek
Oorsprong klacht definiëren
Mate van actualiteit
>> hoog actueel letsel (bv. Voet omgeslaan, pijn opgezwollen)
Moet je van af blijven
>> laag actueel (lang probleem, veel pijn en roodheid = genezing),
Moet je van af blijven
Causaliteit
Status praesens
Anamnese
o Vragen naar ziektegeschiedenis.
o Stellen van gerichte maar niet subjectieve vragen.
o Vragen naar eventueel eerdere toegepaste
therapieën.
o Gebruikte medicatie en uitgevoerde
onderzoeken?
, 1: Algemene anamnese
Administratieve amnese
leeftijd, beroep, hobby, huisarts
Sociale en familiale anamnese
Specifieke anamnese: (actuele klachten):
o Vragen over pijn
o Vragen over bewegingsstoornissen
o Vragen over gevoelsstoornissen
o Vragen over vegetatieve stoornissen
1.1 Administratieve anamnese
o Omvat : naam, adres, telefoon, huisarts en verzekering.
o Leeftijd, het geslacht, het beroep en de hobby’s belangrijk!
(bepaalde zaken komen alleen bij bepaalde leeftijdsgroepen voor,
of geslachten of door bepaalde beroepen)
o + afwijkingen zijn vaak beroeps gebonden.
1.2 Sociale en familiale anamnese
o Omvat gegevens over de burgerlijke staat, het woonklimaat en
werkklimaat.
o Peilen naar leefwijze en leefgewoonten van de patiënt te
maken met klachten?
o Familiaal voorkomende en erfelijke aandoeningen?
2. Specifieke anamnese
o Vraagstelling gericht op de actuele klachten.
o Beeld creëren van de aard, oorsprong en de uitgebreidheid van
ziektebeeld.
o Peilen naar pijn, bewegingsstoornissen, gevoelsstoornissen en
vegetatieve stoornissen.
o wat heb ik? (Identiteit)
o oorzaak (wat heeft mijn klachten veroorzaakt)
o tijdslijn (hoe verwacht ik dat het verder in de tijd zal verlopen)
, o gevolgen
o geneesbaarheid (kan het genezen? Wat moet er gebeuren om te
genezen?)
o controleerbaarheid (hoe kan ik deze aandoening zelf controleren?)
2.1 Vragen over pijn
Vragen naar plaats pijn veranderingen locatie pijn? Informeren naar
begrenzing en uitgebreidheid van de pijn.
zeer gelokaliseerd = hot spot
diffuse pijn = je weet niet goed waar
o Onderscheid tussen somatische gerefereerde pijn (ligament,
kapsel, spier, pees) en neurogeen geprojecteerde pijn (zenuw).
o ‘Referred pain’ patiënt voelt pijn op andere plaats dan waar de
oorzakelijke laesie zich bevindt. (straalt meestal uit naar distaal en
is moeilijk te lokaliseren)
Bv pijn bij hartinfact
Bepaalde ziektebeelden kenmerken zich door de evolutie in de tijd.
Informeren naar duur van de kracht en verloop van de pijn? Wat
vermeerdert of vermindert de pijn: houding en/of bewegingen …
Provocatie van pijn of een vermindering van pijn kan de oorsprong van
de klacht en het klachtenpatroon aanduiden. Beïnvloeding onmiddellijk
of na enige tijd pas duidelijk?
Aard pijn geeft informatie over aandoening chronische pijn = zeurend.
Startpijn kenmerkend voor degeneratieve aandoeningen. Brandende pijn
sympathische dysfunctie.
Pijnscheuten vormen indicatie voor interne verstoring.
Vaak is niet de hoeveelheid het belangrijkste gegeven, maar wel hoe patiënt
hiermee omgaat
Pijn is niet hetzelfde als gevaarlijk, pijn is positief, het beschermt ons tegen
gevaarlijke situaties
Chronische pijn